Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, de Brusselse Hoofdstedelijke Regering stelde deze legislatuur voor de eerste keer een Brussels minister voor de Promotie van Meertaligheid aan, die de meertaligheid in Brussel moet versterken. De functie wordt uitgevoerd door de heer Sven Gatz van Open Vld, die als streefdoel stelt dat alle Brusselse jongeren op 18-jarige leeftijd drietalig zijn, en dus minstens het Nederlands, Frans en Engels beheersen. Minister Gatz wil dat hierbij ook genoeg aandacht gaat naar de talrijke thuistalen die in Brussel aanwezig zijn.
In de startnota van deze nieuwe bevoegdheid werd opgenomen dat de bestaande meertalige initiatieven in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in een studie in kaart zouden worden gebracht en geanalyseerd. Het rapport van deze cartografie en analyse werd voorgesteld op 5 maart 2021 en stelt onder meer dat er een gebrek aan coördinatie tussen de gemeenschappen zou zijn en dat bijgevolg een duidelijke rol voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op het vlak van meertaligheidsbeleid wenselijk zou zijn.
Ik sta vanzelfsprekend achter de ambities van minister Gatz om meertaligheid in Brussel te versterken, maar sinds het begin van deze legislatuur heb ik toch twijfels over de manier waarop men dit wenst aan te pakken. Zo bevat de startnota van minister Gatz tal van ideeën en initiatieven waar het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest helemaal geen bevoegdheid heeft. Niet alleen hebben we het hier over Onderwijs, maar ook beleidsdomeinen als Cultuur, Jeugd, Sport en Inburgering komen aan bod. Respect voor ieders bevoegdheden in Brussel is de basis van het samenwerkingsmodel in onze hoofdstad, maar dit principe wordt hier aardig opgerekt. Dit wordt natuurlijk versterkt door het absoluut gebrek aan overleg met de gemeenschappen in de totstandkoming van de visienota en deze studie.
Daarnaast wordt er een eigenaardige tweedeling gemaakt tussen meertaligheid en de wettelijke tweetaligheid, alsof het ene niets te maken heeft met het andere. Een goed opgesteld plan zou normaal gesproken deze wettelijke bepaling als een steunpilaar zien om verder beleid op voort te bouwen.
De uitspraken van minister Gatz met betrekking tot de taalwetgeving van begin maart geven aan dat de visie van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering er veeleer een is van minder Nederlands ten voordele van het dogma van de meertaligheid. Men onderneemt geen stappen om de taalwetgeving te doen respecteren in Brussel, men wil deze veeleer uitkleden.
Minister, al deze elementen baren me zorgen, omdat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering cavalier seul speelt en zich begint in te laten met de bevoegdheden van Vlaanderen. Als Vlaams minister voor Brussel vervult u hierin een belangrijke brugfunctie, zoals u zelf ook aangeeft in uw beleidsnota.
Dit gebeurt bovendien terwijl we op constante wijze kunnen vaststellen dat in de bevoegdheden die men wel heeft, absoluut geen rekening wordt gehouden met het belang van het tweetalige karakter en statuut van onze hoofdstad. Ook in deze zaak vervult u als Vlaams minister voor Brussel een belangrijke signaalfunctie. Overigens vormt de versterking van de positie van het Nederlands in onze hoofdstad een van de hoofdprioriteiten van uw Brusselbeleid.
Minister, op welke manier wordt u betrokken bij de initiatieven van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering inzake meertaligheid? Bent u hierover in overleg met Brussels minister Gatz? Indien ja, welke boodschap draagt u daar namens de Vlaamse Regering uit? Welke acties onderneemt u om uw brugfunctie tussen de Vlaamse en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering te vervullen inzake de initiatieven rond meertaligheid?
Hoe evalueert u de algemene aanbeveling uit de studie dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de invoering van een meertaligheidsbeleid in Brussel het best naar zich toetrekt en in de feiten eigenlijk gemeenschapsbevoegdheden zou uitvoeren? Zult u in overleg gaan met Brussels minister Gatz om de aanbevelingen uit deze studie te bespreken?
Minister Dalle heeft het woord.
Minister Gatz is uiteraard bereid om samen te werken met de verschillende beleidsniveaus en ministers. Zo werd er al contact opgenomen met de bevoegde ministers van Onderwijs. Er wordt ook bekeken om met andere functioneel bevoegde ministers samen te werken, bijvoorbeeld inzake Inburgering met minister Somers of Jeugd met mezelf. Zijn kabinet bekijkt momenteel hoe ze de gesprekken in de toekomst verder kunnen concretiseren.
De boodschap die ik uitdraag namens de Vlaamse Regering, is niet gewijzigd ten opzichte van wat ik u antwoordde op uw actuele vraag van 11 december 2019. In het debat rond meertaligheid benadruk ik steeds het feit dat de Vlaamse Regering het belang en de kracht van meertaligheid in Brussel absoluut erkent als economische, emancipatorische en internationale politieke motor.
Ik benadruk evenwel het belang van de tweetaligheid en het Nederlands in het bijzonder. Brussel is immers ook de hoofdstad van Vlaanderen en de tweetalige hoofdstad van ons land. Daarom zal de Vlaamse Regering steeds het belang van het Nederlands in Brussel blijven benadrukken en in haar beleid streven naar het versterken van de kennis van het Nederlands in Brussel.
Ik denk daarbij concreet aan het inburgeringsbeleid en het onderwijsbeleid, maar ook aan mijn eigen Brusselbeleid, waarin ik het Huis van het Nederlands Brussel ondersteun rond taalpromotie Nederlands. De verbindende kracht van het Nederlands loopt als een rode draad door mijn beleid. Het Nederlands in Brussel fungeert als een verbindende en emancipatorische factor binnen een meertalige context.
Mevrouw Tavernier, in de conclusies zijn natuurlijk meerdere elementen en aanbevelingen opgenomen. U verwijst naar de conclusie van de onderzoekers dat de uitrol van een beleid voor de bevordering van de meertaligheid onvermijdelijk bruggen moet slaan tussen de taalgemeenschappen. Maar omdat ze een gebrek aan coördinatie tussen de overheden vaststellen, pleiten ze ervoor dat het gewest de zaak naar zich toe zou trekken.
U kent ongetwijfeld mijn positie ter zake, maar ik benadruk graag mijn overtuiging dat gemeenschapsbevoegdheden vormgegeven moeten worden vanuit de gemeenschappen. Dat is een helder standpunt van de Vlaamse overheid en ik ga ervan uit dat u het deelt.
Ik ben het ermee eens dat we concrete stappen moeten zetten om ervoor te zorgen dat onze Brusselse kinderen en jongeren echt tweetalig zijn, en het liefst ook drietalig of meer, maar de focus bij ons ligt natuurlijk op die kennis van het Nederlands. Het zijn precies die concrete stappen die we vanuit de Vlaamse Gemeenschap voorstellen. Een concreet punt is bijvoorbeeld het project van de uitwisseling van taalleerkrachten. Dat lijkt me iets waar we ook mee de schouders onder kunnen zetten.
Van de Brusselse overheden verwacht ik dat ze de belangrijke verantwoordelijkheid ter harte nemen om ervoor te zorgen dat de eigen instellingen echt tweetalig zijn: die van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, die van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC), maar ook de zorginstellingen, ziekenhuizen en woonzorgcentra, maar ook de gemeenten.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden en ook voor uw heldere standpunten. Ik ben blij te horen dat wij op dezelfde lijn zitten hieromtrent.
Laat mij gewoon nog eens duidelijk stellen dat wij als N-VA volledig achter de basisinsteek staan om de meertaligheid van Brusselaars te bevorderen. Dat is absoluut een lovenswaardige en terechte ambitie. Wij hebben echter een probleem met de manier waarop men dat binnen de Brusselse Regering aanpakt. Dat doet bij ons toch meerdere alarmbellen afgaan. De richting die de startnota van minister Gatz uitgaat, lijkt niet alleen heel strijdig te zijn met een aantal principes qua bevoegdheidsverdeling, maar ook met beleidsinitiatieven die wij vanuit Vlaanderen nemen richting Brussel in zijn geheel. Het belang van het Nederlands staat voor ons voorop in Brussel. De startnota, daarentegen, ziet het Nederlands als een van de zovele talen in Brussel, en dus niet als een van de basistalen die men zou moeten beheersen. Voor ons is dat een echte schande en geheel onbegrijpelijk. De wettelijke tweetaligheid en de taalwetgeving zijn essentiële pijlers waarop onze staatsstructuur is gebouwd. Dat minister Gatz net die fundering als een probleem ziet en dat niet ‘future-proof’ vindt, baart ons toch wel heel veel zorgen. Dat hij daarenboven dan nog eens initiatieven wenst te nemen in domeinen die niet tot de eigen bevoegdheden behoren, is dan ook wel dubbel alarmerend.
In feite kadert dat in een bredere discussie over hoe we de toekomst van Brussel zien en welke rol daarin is weggelegd voor het gewest en de gemeenschappen. De feiten tonen duidelijk aan dat alles van het huidige gewestbeleid op geen enkele manier rekening houdt met het belang van het Nederlands in Brussel. Dat men zich nu wil mengen in de Vlaamse gemeenschapsdiensten, die enorm worden gesmaakt door de Brusselaars – denk maar aan het onderwijs of de culturele instellingen – leidt tot grote bezorgdheid over de kwaliteit van die diensten in een gewestelijke toekomst. Ik stel daarom voor dat minister Gatz zich eerst toelegt op de zaken die hij wél vanuit de eigen bevoegdheden kan veranderen, zoals de naleving van de taalwetgeving, want net dat is in feite bouwen aan de meertaligheid van de Brusselaars. En wat dat betreft, is er voor hem dus nog heel wat werk aan winkel.
Minister, dit lijkt allemaal veel verder te gaan dan een louter gek idee of wat uitspraken in de pers. Er worden immers beleidsnota’s gepubliceerd en studies besteld, en in al deze acties speelt de Brusselse Regering toch zomaar cavalier seul. Zulke initiatieven moeten echt wel gebeuren in goed overleg met de diverse betrokken overheden. Daarom is het echt aangewezen dat u als Vlaams minister van Brussel uw brugfunctie uitoefent. Maak hier met aandrang werk van, alstublieft. Zorg ervoor dat u intens bij dit proces wordt betrokken, en dat de finaliteit van het proces rekening houdt met de bevoegdheidsverdeling en onze Vlaamse beleidsprioriteiten ter zake.
De heer Laeremans heeft het woord.
Collega's, ik vind deze bezorgdheid van collega Tavernier uiteraard zeer terecht, want we doen keer op keer dezelfde vaststelling: het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest verlegt geen kiezelsteen om de tweetaligheid te garanderen. En dan steken ze hun energie in een soort van vage meertaligheid op termijn. Ik noem dat de vlucht vooruit. Of je zou het ook een soort van utopie kunnen noemen. In elk geval is die strategie vooral geschikt om de aandacht af te leiden van de essentie, namelijk dat de wettige tweetaligheid dode letter blijft.
Daarnaast is het ook absoluut onaanvaardbaar dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gemeenschapsbevoegdheden naar zich toe wil trekken. Daarom willen we er echt op aandringen dat de Vlaamse Regering toch wel een wat scherper en duidelijker signaal zou uitzenden dat dit niet kan en dat dit eerst anders moet, vooraleer je een stap verder kunt zetten naar wat die tweetaligheid dan ook zou zijn. Ik dank u.
Minister Dalle heeft het woord.
Als Vlaamse Gemeenschap moeten we uitgaan van onze eigen kracht en sterkte, en dat is die plaats van het Nederlands en een positieve, emancipatorische kracht van het Nederlands. We moeten ons zeker niet geïntimideerd voelen door de promotie van meertaligheid in Brussel. Wij hebben ons beleid ter zake en we zullen daaraan vasthouden.
Er valt mij iets op. Ik deel natuurlijk de zorg over het respect voor de tweetaligheid bij de Brusselse instellingen. Dat spreekt voor zich. We hebben het daar al vaak over gehad. Ik denk ook dat ik daar ook mijn rol speel als diegene met een signaalfunctie, een brugfunctie. Ik doe dat met veel plezier. Maar ik stel wel vast dat heel wat van de elementen die hier aan bod komen, eigenlijk bemerkingen zijn, kritiek – en vaak terechte kritiek – is op het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of op de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. In dit land heeft iedereen zijn verantwoordelijkheid, zijn bevoegdheid. Dat soort discussies krijgen het best een plaats in het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement of in de GGC-raad. Ik vind het een beetje moeilijk om telkens opnieuw dezelfde discussies te hebben, waarbij ik word aangesproken op het beleid van iemand anders, die ook een bevoegdheid heeft ter zake. Als men op onze bevoegdheden zou treden, dan zal ik uiteraard reageren. Maar kritiek op de inhoud van het beleid van een ander bevoegdheidsniveau hoort op zich niet systematisch thuis in deze commissie.
Voorzitter, het is ook jammer dat de partijgenote van collega Gatz niet aanwezig is. Ik weet niet hoe dat komt.
Dit lijkt mij een duidelijk signaal, niet in de eerste plaats aan mij, want ik doe ik daar volgens mij het nodige, maar naar het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de bevoegde minister. Dat debat moet op de juiste plaats worden gevoerd.
Minister, mevrouw Ampe heeft zich enkele minuten voor de vergadering verontschuldigd, waardoor ik haar plaats heb ingenomen.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de bijkomende toelichting.
U weet dat de taalwetgeving in Brussel, en vooral de uitvoering daarvan, gigantisch onder druk staat. Nu wil die Brusselse Hoofdstedelijke Regering daar nog aan gaan morrelen, onder het mom van modernisering. Dat is toch niet de richting die wij vanuit de N-VA, noch vanuit Vlaanderen, willen uitgaan. Voor de N-VA begint meertaligheid bij respect voor de wettelijke tweetaligheid. Ik hoor dat wij op dat vlak op dezelfde lijn zitten.
U stelt terecht dat de hoofdverantwoordelijkheid ligt bij de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bij de GGC. Maar, minister, u hebt een raadgevende stem in de GGC. Wij verwachten dan ook dat u een proactieve rol opneemt om het Vlaamse beleid in Brussel niet alleen te verdedigen, maar ook het belang ervan niet te onderschatten.
Wij treden op in onze bevoegdheden. Wij kunnen als Vlaamse Gemeenschap dan ook niet vanaf de zijlijn toekijken als een lovenswaardige en belangrijke ambitie misbruikt wordt om een politiek discours te brengen waarbij de bevoegdheidsverdeling in vraag wordt gesteld. Want als we dat toelaten, minister, dan zitten we binnenkort met vier gemeenschappen. Laten we eerlijk zijn, dat is niet het scenario dat we wensen, want dit scenario zou zeer nadelig zijn voor de Vlaamse Brusselaars.
De vraag om uitleg is afgehandeld.