Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
De federale overheid creëerde in 2002 een rechtsbasis om de werkgelegenheid in de non-profitsector te stimuleren. Concreet gaat het om de financiering van bijkomende tewerkstelling bij werkgevers van de openbare sector via de toekenning van verminderingen van patronale sociale zekerheidsbijdragen, de zogenaamde sociale maribel. Het federale Fonds Sociale Maribel van de overheidssector beslist over de verdeling en toekenning van de middelen.
De Vlaamse Regering besliste vrijdag 5 maart om in dit kader negen inspecteurs aan te werven bij de Zorginspectie, waarvan twee zich zullen richten op de kwaliteitsnaleving binnen de sector van de kinderopvang en zeven binnen de jeugdhulp. Van deze zeven worden er twee ingezet binnen de gehandicaptenzorg, drie binnen de gezondheidszorg en twee binnen de bijzondere jeugdzorg.
Minister, tijdens de commissievergadering van 9 december 2020, toen verschillende vragen werden beantwoord over de in de pers verschenen berichten over grensoverschrijdend gedrag in een aantal kinderopvanginitiatieven, sprak u over het oprichten van een expertenteam om gevallen van ernstige tekortkomingen binnen de kinderopvang beter te onderzoeken. Zo zou er sneller op de bal kunnen worden gespeeld en zou er tussen de melding van een klacht en het gevolg dat daaraan wordt gegeven, aanzienlijk minder tijd kunnen verstrijken.
Daarnaast is tijdens deze coronacrisis het belang van controle op het welzijn van bewoners, het toepassen van voorschriften omtrent hygiëne enzovoort in woonzorgcentra gebleken. Het blijft dus ook belangrijk dat Zorginspectie daar voldoende aandacht aan blijft schenken.
Minister, kunt u toelichting geven bij de versterking van Zorginspectie en op welke manier via wervingen wordt tegemoetgekomen aan de noden bij Zorginspectie? Hoe werd beslist over de verdeling van de extra inspecteurs over de verschillende sectoren? Wat zal de juiste taakstelling van de bijkomende inspecteurs zijn? Hoe zullen de twee bijkomende inspecteurs die zullen worden ingezet voor de kinderopvangsector, zich verhouden tot het aangekondigde expertenteam in het kader van handhaving?
Minister Beke heeft het woord.
Zorginspectie heeft sinds haar oprichting in april 2006 een significante uitbreiding van het inspectieveld in alle sectoren gekend.
We denken daarbij aan de uitbreiding van de inspectiepunten in de kinderopvang door het decreet van 2012, de uitbreiding in de gezondheidszorg door de zesde staatshervorming, de nood aan aangepast toezicht nu diverse ziekenhuizen hun accreditatie verlaten, de bijkomende vraag naar toezicht in de forensisch-psychiatrische centra van Gent en Antwerpen, de groeiende groep van personen met een handicap die een persoonsvolgend budget ontvangen en de daarmee gepaard gaande ontwikkeling van nieuwe initiatieven in de gehandicaptenzorg zoals groeninitiatieven, ouderinitiatieven enzovoort, de toename van het aantal ouderenvoorzieningen en de wijzigende regelgeving ter zake, de uitbreidingen en evoluties in de jeugdzorg, het sterk veranderende landschap, de link van jeugdzorg naar algemeen welzijnswerk en het jeugddelinquentierecht.
De maatschappelijke investering in de WVG-sectoren (Welzijn, Volksgezondheid en Gezin), die momenteel minstens 12,5 miljard euro bedraagt, vraagt dat er ook voldoende toezicht is op de bedrijfsvoering en op de subsidiestromen.
Tegelijk is er een sterk toegenomen complexiteit van het inspectiewerk: meer oog voor het sectoroverstijgende traject van cliënten en patiënten, complexere klachtenonderzoeken, het vrij recent opgezette systematische onderzoek van grensoverschrijdende gedragsincidenten in de gehandicaptenzorg, de invoering van het MeMoQ-instrument in de kinderopvang, heel cliëntgerichte inspecties in samenwerking met de onderwijsinspectie op vlak van internaten, permanente openstelling en naadloos flexibele trajecten (NAFT’s), de samenwerking met nieuwe partners zoals de commissie van toezicht van het Kinderrechtencommissariaat enzovoort.
Ook de problematiek van de vrijheidsbeperkende maatregelen in tal van zorgvormen en de rechtspositieregeling van jongeren hebben een effect op de werking van de inspectie.
De opdracht van een inspectiedienst gaat ook ruimer dan louter het eerder klassieke controleren. Binnen het kader van het herdenken van inspectie worden vier invalshoeken voor Zorginspectie naar voren geschoven, namelijk de regie van het toezichtlandschap, de schakel in de handhavingsketen, de beleidsondersteunende opdracht en de informerende taak.
Bovendien zijn er de verwachtingen vanuit de samenleving, zoals ze hun vertaling vinden in de vele verwachtingen die ook door dit parlement geuit worden ten aanzien van Zorginspectie. Dit zijn terechte verwachtingen, omdat de maatschappij garanties wil dat de investering die ze doet, ook de nodige kwaliteit van zorg oplevert.
In een nieuw personeelsplan (PEP) met een uitbreiding met 18 vte-inspectiefuncties voor ouderen-, gehandicapten- en geestelijke gezondheidszorg, en een uitbreiding van de financiële inspectiecapaciteit, werden deze noden ook verantwoord. Het laatste PEP ging uit van volgende noden: de uitrol van de persoonsvolgende financiering die een grote stijging van het aantal inspectiepunten en een volledig nieuwe inspectierealiteit betekent; de maatschappelijke verwachting naar een aangescherpt toezicht in de woonzorgcentra; de bevoegdheidsoverdrachten in het kader van de zesde staatshervorming in de domeinen gezondheidszorg, ouderenzorg en geestelijke gezondheidszorg, die maken dat het aantal sectoren waarin inspecties moeten worden uitgevoerd, stijgt; de zesde staatshervorming impliceert ook overdracht van financiële middelen, zodat ook toezicht op de besteding van die middelen moet worden georganiseerd.
Dit PEP werd door de Vlaamse Regering goedgekeurd, met de voorwaarde dat de extra personeelsleden elders gecompenseerd worden. We proberen daar binnen het beleidsdomein antwoorden op te zoeken.
Binnen het kader van het herdenken van inspectie, namelijk het project Zorginspectie 3.0, wordt ook ingezet op een organisatie die nóg sterker risicogestuurd, competentiegedreven en effectief is.
Gelet op de regelgeving moeten functies worden ingezet op twee sporen: kinderopvang en jeugdhulp.
Wat de jeugdhulp betreft, wil Zorginspectie inzetten op een geïntegreerde inspectie-benadering, waarbij het toetsen van normen, kwaliteit en middelenbesteding centraal staan. Er dienen zich in dit werkveld ook nieuwe uitdagingen en opdrachten aan, zoals het toezicht op de gevolgen van het jeugddelinquentierecht, op de inzet van persoonsvolgende budgetten voor minderjarigen met een handicap, op de zorg voor de geestelijke gezondheid van jongeren, op de gemelde incidenten van grensoverschrijdend gedrag, het toezicht, samen met de Onderwijsinspectie, op de zogenaamde naadloze flexibele trajecten voor jongeren die om diverse redenen het onderwijs dreigen te verlaten en de opstart van de modules ‘beveiligend verblijf’.
Buiten de integrale jeugdhulp blijven de kinderopvang en de preventieve gezinsondersteuning ook extra inspectiecapaciteit vragen, onder meer door het toezicht op weekend- en nachtopvang, de inclusieve kinderopvang, de consultatiebureaus, de werkvormen van de Huizen van het Kind en de buitenschoolse opvang.
Ook de herhaalde, frequente inzet van het pedagogisch monitoringsinstrument MeMoQ in de opvang van baby’s en peuters vergt meer inspectiecapaciteit.
Het goedgekeurde voorstel van de sociale maribel betreft heel concreet negen extra inspecteurs: zeven inspecteurs master en twee inspecteurs bachelor.
Het is nu aan de secretaris-generaal van het departement om dit verder te implementeren, ook rekening houdend met de ontwikkelingen rond Zorginspectie 3.0.
Zorginspectie maakt geen deel uit van dit expertenteam, dat zich volledig binnen Opgroeien situeert.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het uitgebreide antwoord. U hebt verschillende keren heel wat redenen opgenoemd waarom Zorginspectie voldoende mankracht moet hebben en voldoende slagkrachtig moet zijn. Ik kan dat alleen maar onderschrijven. De sectoren zijn de voorbije jaren ontzettend uitgebreid. De complexiteit is ook zeer sterk gegroeid door tal van nieuwe projecten en kruisverbindingen. Subsidiestromen maken natuurlijk ook wel dat er een correcte controle moet worden gedaan. Dat is natuurlijk het sluitstuk van heel ons zorgsysteem. We zijn het er allemaal over eens, denk ik, dat dat moet gebeuren, niet in eerste instantie op een sanctionerende manier, maar wel op een motiverende manier en om voorzieningen in de goede richting en innovatief te sturen.
Met betrekking tot de bijkomende inspecteurs, wat de insteek van mijn vraag was, heb ik begrepen dat de secretaris-generaal de verdere implementatie nog moet doen en dat degenen die zijn voorbestemd voor de kinderopvang, niet zullen behoren tot het expertenteam, en dat dat twee gescheiden zaken zijn. Dat is voor mij een aanleiding om te gepasten tijde nog verder vragen te stellen met betrekking tot de invulling van die bijkomende inspecteurs in het kader van de sociale maribel, maar momenteel heb ik geen vragen meer.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, het is goed dat u het geld dat beschikbaar is via de sociale maribel onder andere inzet voor de inspectie in de kinderopvang. Ik vind het ook goed dat u instrumenten aanhaalt die ervoor zorgen dat er niet alleen een controle wordt gedaan om excessen te ontdekken maar ook instrumenten voor preventie en meetinstrumenten zoals de MeMoQ, die meten hoe de kwaliteit op dit moment is.
Ik heb een heel simpele en concrete vraag en ik hoop dat u erop zult antwoorden. Hoeveel inspecteurs zijn er op dit moment werkzaam, in vte’s, in de inspectie van de sector kinderopvang, voor de aanwerving van deze mensen of erna? Moeten deze mensen ook de Huizen van het Kind inspecteren? Dat is toch een aanzienlijke extra taak. Komt dat dan wel neer op een versterking? Hebben zij dan geen zware extra taak erbij?
Minister Beke heeft het woord.
Zoals ik heb gezegd, zullen wij met negen inspecteurs deze versterking doen. Het is nu aan de secretaris-generaal van het departement om dat verder te implementeren, rekening houdende met de ontwikkelingen rond de vernieuwing van Zorginspectie, Zorginspectie 3.0, zoals ik heb gezegd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.