Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Het is een understatement te zeggen dat onze studenten het zwaar hebben. Daarover hebben we het hier al vaker gehad. En het blijft maar duren. De nieuwe coronamaatregelen zijn ook voor veel studenten een harde klap.
Het probleem van de slechte toestand van het psychisch welzijn van studenten bestaat natuurlijk al langer, maar door de coronacrisis en het afstandsonderwijs is dat alleen maar erger geworden en vooral ook bloot komen te liggen. Veel meer studenten voelen zich slecht in hun vel. De vraag naar psychologische ondersteuning is enorm sterk toegenomen.
Op donderdag 4 maart stelde collega Warnez in de commissie Onderwijs een vraag aan de minister over het psychisch welzijn van jongeren, naar aanleiding van de oproep van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS), de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) en de Vlaamse Jeugdraad. De Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) ondersteunde deze oproep met een opiniestuk. Minister, op de vraag van de heer Warnez, antwoordde u het volgende: “Ik heb van de VLIR ook een schrijven gekregen waarin men zegt dat het aanbod voor psychologische ondersteuning afdoende is door de inzet van studenten psychologie.”
Ik heb ondertussen wel wat feedback gekregen van de VLIR. Die wijst erop dat de uitspraak van de minister niet echt overeenkomt met wat de VLIR in zijn schrijven aanhaalde. De VLIR vroeg extra budget vanuit de Vlaamse overheid en ziet dat het huidige aanbod aan psychologische begeleiding onvoldoende is voor de grote en stijgende vraag. Studenten – dat weten we ondertussen allemaal – moeten soms wekenlang wachten voordat ze verder geholpen kunnen worden, omdat er onvoldoende middelen en mensen zijn. Minister, u voorzag in 2020 eenmalige middelen om aan de vraag tegemoet te komen. Maar aangezien het een probleem is dat helaas al langer aansleept, zijn wij ervan overtuigd dat er structurele maatregelen nodig zijn.
Minister, ik heb twee nogal ‘straightforward’ en simpele vragen.
Erkent u dat de VLIR om extra ondersteuning en middelen heeft gevraagd om de stijgende vraag aan psychologische ondersteuning te kunnen ondervangen?
Zult u structureel extra middelen en ondersteuning voorzien voor de hogeronderwijsinstellingen om de uitdagingen op het vlak van het psychisch welzijn van studenten aan te gaan?
Minister Weyts heeft het woord.
In de brief stelt de VLIR inderdaad dat er middelen nodig zijn om het aanbod dat de universiteiten hebben, open te kunnen stellen voor alle studenten die daar nood aan hebben. Maar er stond ook wel letterlijk in: ‘We hebben een aanbod, maar kunt u ons nog assisteren met betrekking tot het openstellen daarvan?’ De VLIR vraagt dat na de pandemie de aandacht voor de mentale gezondheid van studenten niet verdwijnt en doet een oproep om structureel en duurzaam te investeren in mentale zorg en ondersteuning van studenten. Op dat punt heb ik de VLIR gerustgesteld: ook na de pandemie zullen we de aandacht voor dit thema niet laten verslappen. Integendeel, met de initiatieven die we nu hebben genomen, hebben we de basis gelegd voor een structureel beleid – voor het eerst! – rond het mentaal welzijn van studenten. Vanaf volgend jaar zal ik het Vlaanderenbreed beleid dat ik vandaag uitrol, ook structureel verankeren.
Tegelijk stelde de VLIR ook dat het aanbod potentieel afdoende is. Er moet nu dus – zoals ik de VLIR heb begrepen – niet onmiddellijk een bijkomend aanbod worden gecreëerd. Het bestaande aanbod moet toegankelijker worden gemaakt en voor elke student die er nood aan heeft, worden uitgerold. Ik heb wel begrepen dat die stelling niet zo absoluut is en dat er zich op sommige vlakken misschien toch wel een vraag of een probleem stelt. Maar dat was toch niet zo duidelijk in dat schrijven. Heel de thematiek of de discussie ging over wachtlijsten voor studenten, waarvan sommigen zeiden dat ze die niet hadden. De situatie is tot op heden nog beheersbaar en het aanbod is breed genoeg. Alleen doe ik ook daar een oproep om in de toekomst te investeren in een duurzaam beleid rond mentaal welzijn van studenten. Uit de bevraging die de regeringscommissarissen deden bij de diensten voor studentenvoorzieningen kwam een gelijkaardig beeld naar voren.
Ik heb in de commissie gezegd dat ik bereid ben om te voorzien in extra mensen of middelen wanneer men heel gefocust kan antwoorden op de vragen daaromtrent.
Waarom zijn die middelen nodig en waar kunnen we ze concreet inzetten? Ik had daarover op 19 maart 2021 een goed overleg met de Vlaamse Interuniversitaire Raad. We spraken af dat zij, in afwachting van de resultaten van het SIHO-project (Steunpunt Inclusief Hoger Onderwijs), dat heel die bevraging organiseert, nu al in kaart brengen wat ze reeds gedaan hebben met de extra middelen die ze kregen en wat de bestedingsgraad is van die middelen. Ze gaan ook aangeven waar er nog gaten zouden kunnen zijn die gevuld moeten worden. Aan de vraag naar structurele extra middelen en ondersteuning wordt antwoord gegeven met het Vlaanderenbreed beleid dat we momenteel uitrollen.
Van de VLIR vernam ik ook dat er niet in elke regio een wachttijd is voor sommige studenten. In Gent zou de wachttijd bijvoorbeeld wel langer zijn. Een deel van het SIHO-project betreft ook de toegankelijke antennes inzake mentaal welzijn van studenten in de studentensteden. Dankzij de regionale verbindingsofficier die ik in Gent heb aangesteld, gaan we een goed zicht krijgen op hoe we daar specifiek de werking kunnen verbeteren.
Ik wil wel wat corrigeren. We hebben niet enkel in 2020 bijkomende middelen vrijgemaakt. Ook in 2021 zal ik 800.000 euro inzetten boven op de structurele middelen voor mentaal welzijn.
We zijn trouwens al een tijd bezig de noden rond mentaal welzijn van studenten in kaart te brengen. Dat is de eerste stap die we hebben gezet, een soort van Vlaanderenbrede nulmeting, net met het oog op de uitrol van zo’n structureel beleid. Ik wil hier ook nog eens oproepen om de problematiek van mentaal welzijn van studenten niet te beperken tot één aspect ervan, namelijk de toegang tot psychologen. Dat is een klein onderdeel ervan.
Ik verwijs naar de bevraging die de Vlaamse Vereniging van Studenten samen met professor Bruffaerts van de KU Leuven heeft uitgevoerd. We zullen de resultaten eind volgende maand online voorstellen. Ik verwijs ook naar het project rond mentaal welzijn van studenten dat door het SIHO gecoördineerd wordt en waar we naast een digitaal e-health-platform ook zes lokale verbindingsofficiers zullen uitzetten om regionaal omgevingsanalyses te maken die de situatie binnen de regio’s in kaart zullen brengen en die aandachts- en verbeterpunten naar voren zullen schuiven. Dit laatste project is ook op kruissnelheid.
Ik heb er het volste vertrouwen in dat het SIHO dit samen met de studentenvoorzieningen, de VLIR, VVS en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) tot een goed einde zal brengen. Zo zullen we een mijlpaal hebben bewerkstelligd, met eindelijk een structureel duurzaam beleid rond de aanpak van mentaal welzijn bij studenten. We gaan niet blind varen. We zullen geen extra structuren inbouwen. Maar we zullen zoveel mogelijk bruggen bouwen en verbindingen leggen, waar we dat kunnen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik had dat schrijven van de VLIR toch lichtelijk anders begrepen: als een oproep om structureel meer te investeren in het psychisch welzijn van studenten. Het klopt dat er verschillen zijn tussen de verschillende hogeronderwijsinstellingen, maar ik denk dat de nood overal hoog is. En dan spreken we nog niet over het feit dat we zien dat er vandaag nog altijd veel te veel studenten worstelen, studenten die hun weg niet vinden naar de psychologische dienstverlening van de hogeronderwijsinstellingen. Er is sowieso een uitbreiding van het aanbod nodig.
Ik ben blij dat u zegt dat er nood is aan een structureel beleid rond psychisch welzijn. Ik kan alleen maar blij zijn met het feit dat u ondertussen met de VLIR samenzit om te bekijken hoe het aanbod vandaag werkt, waar daar nog gaten in zitten. Dat is een goed begin.
Daarna gaat het altijd over de centen. Als u zegt dat u werkt aan het uitrollen van een structureel beleid, over welke bedragen gaat het dan? Wordt daar een verhoging voorzien? Is dat meer dan vandaag al is opgelegd, in termen van eenmalige middelen?
Ik maak van de gelegenheid gebruik om nog een punctuele vraag te stellen. De extra middelen die u had vrijgemaakt voor de studentenvoorzieningen (stuvo’s) waren natuurlijk niet alleen bedoeld voor psychologisch welzijn maar ook voor de financiële problemen van studenten die als gevolg van de coronacrisis vaak hun studentenjob hadden verloren en daardoor in moeilijk financieel vaarwater terechtgekomen waren. Kunt u ons daar een stand van zaken geven? Vinden studenten hun weg naar de stuvo’s om ook financiële steun te krijgen? Krijgt u signalen van de stuvo’s dat het voorziene budget daarvoor volstaat?
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
U weet dat mijn fractie dit thema heel belangrijk vindt. Ik heb samen met onder andere collega Schryvers een conceptnota voor nieuwe regelgeving hierover ingediend. Daar zitten verschillende aspecten in. Zo geloven we bijvoorbeeld ook heel sterk in het uitrollen van digitale bestaande zelfhulpinitiatieven zoals https://studerenzonderblokkeren.be/. Dat zijn effectieve initiatieven die vooral op korte termijn hulp kunnen bieden via zelftestoefeningen en digitale beschikbaarheid van studentenpsychologen. Dat is een preventieve manier om op te treden naast andere preventieve maatregelen. Maar de aanwezigheid van de studentenpsychologen zelf op de campus is een conditio sine qua non. Dat is vrij duidelijk.
Voor ons moet elke student recht hebben op vijf consultaties per jaar binnen de twee weken na aanvraag. Ik weet dat heel veel hogescholen en universiteiten daaraan voldoen, maar dat is niet overal het geval. Elke student verdient volgens ons een gelijke behandeling op dat vlak, maar daarvoor moeten er voldoende middelen zijn. Daarnaast kunnen ook laatstejaarsstudenten psychologie worden ingezet, bijvoorbeeld als onderdeel van de stage.
Minister, er is wat onduidelijkheid, er zijn wat concrete vragen en het is goed dat u daarnaar wilt luisteren. We zijn ook blij met uw engagement, maar het lijkt ons interessant om daar zelf nog een aantal experten over te horen, bijvoorbeeld in deze commissie.
Het is uiteraard goed dat u een aantal structurele dingen doet, maar wij zijn er echt van overtuigd dat er ook op korte termijn acties moeten worden ondernomen, morgen, bij wijze van spreken. Want als we met studenten spreken, dan voelen we dat het voor velen van hen te veel wordt. En dan gaat het niet alleen over de studies, maar over veel meer dan dat.
De heer Danen heeft het woord.
Zoals de heer Warnez zegt, zijn er twee belangrijke aspecten aan deze vraag. Eerste vraag is wat er op korte termijn moet gebeuren. Ik weet dat de instellingen al heel veel doen. De vraag is hoe u hen op korte termijn ook kunt ondersteunen.
Het tweede aspect betreft het structureel beleid, dat van bijzonder groot belang is. Als u zegt dat we daar werk van moeten maken, begrijp ik dat daar het voorbije jaar te weinig werk van gemaakt is. Laat ons deze crisis dan ook ‘gebruiken’ om het structureel beleid rond mentaal welzijn voor eens en voor altijd op de sporen te zetten. Ik ben de eerste om te erkennen en te waarderen dat de hogeronderwijsinstellingen nu al veel inspanningen doen. Het is dus niet zo dat er niets gebeurt; er gebeurt heel veel, maar zoals u zegt, is de afstemming voor een deel afwezig. Begrijp ik het goed dat u net die verbindingsofficier wilt inzetten om de coördinatie en afstemming te vergroten? Hebt u al tussentijdse resultaten die aangeven of dit lukt?
Ik wil ook nog een suggestie doen aan de commissie. Ik zou zeker die verbindingsofficieren of een aantal onder hen na de zomer, wanneer we hopelijk het ergste achter de rug hebben, naar de commissie willen uitnodigen om te vragen wat hun bevindingen zijn. Ik denk dat zij nu een heel goed zicht hebben op wat er al is, wat nog ontbreekt en waar nog kan worden bijgestuurd.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, we moeten niet ontkennen dat deze thematiek een uitdaging is, te meer omdat we het om die reden ook hebben opgenomen in ons regeerakkoord. Het is ook iets wat de vorige ministers van Onderwijs al hebben bekeken maar ook niet altijd hebben kunnen oplossen. Zo niet, hadden we vandaag deze vragen niet.
We hebben natuurlijk ook de band met Welzijn. Ook daar stel ik vast dat het bijvoorbeeld in de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG's) ook niet altijd evident is. Minister, ik wil u oproepen om dit niet alleen op de schouders van de studentenpsychologen te leggen, maar ook te overleggen met minister Beke over de mate waarin hij vanuit zijn bevoegdheid Geestelijke Gezondheidszorg nog kan bijspringen, of meer zelfs, dit ook kan meenemen in de preventieve en geestelijke gezondheidszorg.
Bovendien, collega’s – en dit wil ik toch zeker zeggen –, is de beste manier om de mentale gezondheid van onze studenten op peil te houden, ervoor zorgen dat ze student kunnen zijn. De taferelen van afgelopen dagen in alle studentensteden bewijzen dat. De beste mentale en psychologische begeleiding voor een student is een andere student. Herinner u uw eigen studentenijd, waarin je bij een andere student kon gaan klagen: ‘Snap jij iets van die statistiek?’ En als die dan ‘neen’ antwoordde, was dat een hele opluchting, want dan waren jullie al met twee die het niet snapten. Dat is eigenlijk een interne, onderlinge studiebegeleiding.
Het beste dat we daarvoor kunnen doen is ervoor zorgen dat studenten kunnen studeren, naar de les kunnen gaan, waar ze elkaar kunnen ontmoeten en ook onderling contact kunnen hebben, wat door de nieuwe maatregelen nu helaas niet mogelijk is. Ik weet niet of dat altijd wordt meegenomen in de beslissingen die worden genomen. Ik doe die vaststelling samen met u, collega’s en minister. We kijken ernaar en we zien het. Minister, onze fractie vraagt om daar verder op in te zetten.
Ik onderschrijf wat collega Danen zegt: de instellingen doen al zeer veel. Misschien moeten we ook eens bekijken wat de instellingen wel of niet hebben gedaan met de extra middelen die ze van u hebben gekregen, minister. Want op dat vlak stel ik op het terrein toch ook wel wat verschillen vast.
Minister Weyts heeft het woord.
Er werd gevraagd naar de werkzaamheden van verbindingsofficieren. Die zijn gestart sinds januari, voor alle duidelijkheid. Ik moet niet dicteren wat de commissie moet doen in het kader van haar werkzaamheden. Maar ik denk dat het zinvol kan zijn om, naar aanleiding van de bevraging die we eind april zouden bekendmaken – de bevraging van de Vlaamse Vereniging van Studenten, samen met professor Bruffaerts – in de commissie een en ander te bespreken en wat experten te kunnen horen.
Ik zie net dat de communicatie van de VLIR naar buiten is gebracht. Ik heb gisteren, tussen alles door, onmiddellijk moeten schakelen omdat er op het Overlegcomité werd beslist om ook voor het hoger onderwijs het contactonderwijs naar nul te brengen. Ik heb de operationalisering besproken met de VLIR. We hebben gezegd dat er nog altijd een uitzondering moet worden voorzien voor essentiële activiteiten. Ik denk aan essentiële practica in het kader van de gezondheidszorg, de medische opleidingen. Ook hebben we afgesproken dat we de stille studieplekken voor studenten moeten kunnen blijven aanbieden. Dat is de essentie van wat we daar zijn overeengekomen.
We hebben inderdaad extra middelen voorzien voor de stuvo’s, in twee bewegingen: één keer een beperkt bedrag van 1,5 miljoen euro, daarna 10 miljoen euro. We hebben er toen echt voor gekozen om te werken via de studentenvoorzieningen, omdat de studenten daar mee aan tafel zitten bij de beslissingen over de besteding van die middelen.
Er komen ook nog extra federale middelen, heel specifiek voor mentaal welzijn. We bekijken samen hoe we daar invulling aan kunnen geven. Ik vind het goed dat men ook op dat niveau de reflex heeft gehad. Ik heb begrepen dat dat wel nog in de kinderschoenen staat. Ik heb het signaal gekregen dat men bereid is om daarover de dialoog aan te gaan. We zullen dat zeker doen, ofwel rechtstreeks met de VLIR ofwel spelen we daar een tussenrol. Dat zullen we zeker opnemen. Het is goed dat er vanuit het federale niveau extra aandacht en extra middelen zijn voor dat mentaal welzijn.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Corona blijft natuurlijk maar duren. Ik zei het al: het feit dat, net nadat de studenten het perspectief hadden gekregen om opnieuw naar de aula te kunnen gaan, dat weer wordt afgenomen, is echt een ongelooflijke dobber. Ik denk dat heel wat studenten het er gewoon mee hebben gehad.
Ik ben dan ook blij dat u erover nadenkt om op korte termijn opnieuw te schakelen. Die studieplekken lijken mij inderdaad belangrijk. Ik ben ook heel positief over het feit dat u met de federale overheid rond de tafel gaat zitten om te bekijken hoe haar plannen rond extra ondersteuning voor de studenten kunnen worden gekoppeld aan wat er op Vlaams niveau al is gebeurd.
Maar ik herhaal dus mijn oproep om inderdaad ook op langere termijn de gelegenheid aan te grijpen om naar een structureel beleid te gaan. Dat zou wat ons betreft moeten inhouden dat er ook een budgetverhoging komt om bijvoorbeeld extra studentenpsychologen op de verschillende campussen te kunnen aanwerven. Want ik denk dat daar toch een ongelooflijk knelpunt zit. Een goed aanbod van studentenpsychologen is een begin van een degelijk beleid rond studentenwelzijn.
Ik kijk ook uit naar de resultaten van die bevraging van VVS en eigenlijk ook van de contactpersonen in de verschillende studentensteden. Zo kunnen we de discussie opstarten over hoe dat structureel beleid er dan het best kan uitzien.
De vraag om uitleg is afgehandeld.