Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, collega’s, we horen uit het onderwijsveld dat basisscholen heel recent de berekening van de basisomkadering voor het volgende schooljaar mochten ontvangen. Het betreft nog een voorlopige berekening, want de pakketten zijn gebaseerd op deels niet-geverifieerde leerlingengegevens. Maar de ervaring leert dat hier meestal niet zoveel meer aan wijzigt. De melding komt opvallend vroeg in vergelijking met vorige jaren en geeft de scholen alvast wat meer ademruimte om een degelijke oefening voor volgend jaar te maken.
Toch zijn er nog heel wat onbekende zaken. Zo zijn de zorgpunten momenteel nog niet toegekend. In de meerjarenbegroting zijn er specifiek middelen opgenomen voor het plan basisonderwijs. Het is niet gekend waaraan die zullen worden besteed. Directies hopen dat er nu bijkomende beleids- en administratieve ondersteuning komt. In diezelfde meerjarenbegroting worden bovendien middelen toebedeeld in functie van het lerarenpact. Daarnaast zijn er nog extra middelen die verbonden zijn aan de verschillende dossiers die momenteel nog in de pipeline zitten.
We hebben, terecht, grote verwachtingen ten aanzien van het beleidsvoerend vermogen van directies en schoolbesturen. Maar zonder zicht op al deze middelen, is het moeilijk om de volledige puzzel te maken.
Minister, wanneer krijgen de scholen duidelijkheid?
Mogen de scholen nog extra middelen verwachten in het kader van de uitvoering van het plan basisonderwijs en het lerarenpact? Zo ja, wanneer zult u hierover duidelijkheid geven?
Minister Weyts heeft het woord.
Wij investeren momenteel, zoals we ook de voorbije jaren hebben gedaan, veel in het basisonderwijs. U weet dat we daar een hele inhaalbeweging hebben ingezet, ook al in de vorige regeerperiode. Op 1 januari 2020 hebben we kunnen zorgen voor een extra injectie van meer dan 70 miljoen euro recurrent in het basisonderwijs. Ik begrijp goed de vraag vanuit het basisonderwijs naar nog meer ondersteuning. Wat ik wil doen, en waar ik ook mee bezig ben, is echt stapsgewijs proberen aan die noden te beantwoorden.
Vorig schooljaar werden de werkingsmiddelen van het kleuteronderwijs met die van het lager onderwijs gelijk getrokken. Dat is die impuls van dik 71 miljoen euro. Dit schooljaar investeerde ik in de verhoging van de leerlingenondersteuning in de klas, via de punten zorg. Dat is een extra impuls van 23 miljoen euro, uitdrukkelijk bestemd voor ondersteuning in de klas, in de school.
Zoals u ook aangeeft, voorzie ik in de begroting opnieuw bijkomende extra middelen voor het basisonderwijs. Dat is 7,7 miljoen euro voor dit jaar, maar dat is een maatregel die dan volgend jaar op kruissnelheid op 23 miljoen euro zal aantikken. Hoe die extra investering in het basisonderwijs wordt geconcretiseerd, dat werk ik momenteel uit samen met de sociale partners.
Daarnaast voorzie ik een budget voor taalintegratietrajecten in de derde kleuterklas, zoals ook voorzien in de meerjarenbegroting voor het schooljaar 2021-2022, dat start in september. Het gaat om 12 miljoen euro. Die investering is opgenomen in Onderwijsdecreet XXXI, waarbij we dus scholen ook middelen willen toekennen in functie van onder andere de taalscreenings die we organiseren en vooral van het antwoord dat we daarop formuleren, op het resultaat van die taalscreening, namelijk zorgen voor taalintegratieprojecten.
Deze extra investeringen vereisen dus soms nog de nodige aanpassingen aan de regelgeving, bijvoorbeeld als het gaat over die 12 miljoen euro. En zoals u weet, moeten die aanpassingen aan de regelgeving natuurlijk volgens de geijkte procedures verlopen, met onder ander het nodige sociale overleg.
Ik begrijp natuurlijk dat de scholen zo spoedig mogelijk zicht willen krijgen op de omkadering voor volgend schooljaar. Dat is ook de reden waarom de scholen nu al geïnformeerd zijn over hun omkadering via een voorlopige dienstbrief van het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI); we anticiperen daar dus al op. Het is evident dat we, zodra er gecommuniceerd kan worden over de nieuwe, extra investeringen, dus boven op wat al in die voorlopige dienstbrief staat, dat ook gaan doen.
Zoals hier ook al meermaals gezegd, streef ik daarnaast niet naar een alomvattend lerarenpact, maar werken we zo met gerichte maatregelen ter versterking van de lerarenloopbaan. Een deel van de voorziene middelen voor de lerarenloopbaan heb ik ondertussen trouwens al aangewend, bijvoorbeeld voor de validatie van de geldelijke anciënniteit, dus dat je tot acht jaar anciënniteit kan meenemen als je de overstap maakt van de privésector naar het onderwijs.
Op korte termijn start ik met de vakorganisaties gesprekken op over de nieuwe cao’s. In het kader van cao XII zal ik ook het gesprek aangaan over de invulling van de middelen voor de lerarenloopbaan. Maar ik heb wel aan alle sociale partners de boodschap gegeven dat ik me natuurlijk het recht voorbehoud om ook zelf nog beleidsmaatregelen te treffen, waarvoor we dan uit deze middelen zullen putten. Zodra er een beleidsmaatregel opnieuw afgerond is, zullen we dat dan ook tijdig aan de scholen meedelen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister.
We hebben in de coronacommissie heel vaak de woorden ‘beleidsvoerend vermogen’ in de mond genomen, vanuit alle partijen. We leggen de lat heel hoog wat de verwachtingen van onze schoolteams, onze directieteams en onze schoolbesturen betreft. Het water staat hun aan de lippen. Ik snap dan ook de roep naar wat duidelijkheid, naar wat congruentie. U bent een goede communicator, u bent heel goed in het brengen van informatie, maar rond het pakket van middelen die scholen krijgen, krijg ik toch heel vaak de vragen: ‘Wat komt er op ons af?’, ‘Hoe moeten we het precies zien?’, ‘Wat zit er nog allemaal in de pipeline?’. U geeft hier nu wel een overzicht, maar toch vraag ik u om heel gericht de scholen, de onderwijskoepels, de netten, alle partners binnen het onderwijs een zicht te geven wat er op hen afkomt. Minister, daar verschillen we van mening.
Het lerarenpact is volgens u een trein met een klein wagonnetje; u hakt er af en toe een wagonnetje af of hangt er eentje aan. Voor onze fractie is het heel belangrijk om te weten waar de trein naartoe rijdt en waar die stopt, wat het eindstation is en wat de maatregelen kunnen zijn. U geeft aan dat u hoopt om bij de invulling van de collectieve arbeidsovereenkomst wat beleidsruimte te kunnen krijgen. Kunt u daarover al een tipje van de sluier lichten?
Het is belangrijk om te weten op welke specifieke maatregelen u wilt inzetten, want we kunnen verwachten dat scholen een beleid voeren en dat kan ad hoc of per jaar, maar het is heel belangrijk dat scholen op lange termijn een visie kunnen ontwikkelen, weten waar ze op kunnen inzetten en waar ze ook extra middelen voor zullen krijgen. Die puzzel leggen is volgens mij heel moeilijk als je niet weet welke middelen er van hogerhand beschikbaar gesteld zullen worden.
Wat betreft de 7,5 miljoen euro ben ik altijd een groot pleitbezorger geweest om het plan voor het basisonderwijs uit te voeren. Wanneer komt er daarover duidelijkheid? Want als die middelen vanaf 1 september kunnen worden ingezet, hebben scholen recht op duidelijkheid. Ik had daarover graag nog wat toelichting.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik ben blij dat de visie wordt gedeeld dat minister Weyts goed communiceert. Sommige mensen zeggen dat hij niet goed communiceert, maar ik denk dat het mag worden gezegd dat u goed en veel rechtstreeks communiceert.
Vanuit mijn fractie ben ik blij dat het vooral gaat om meer middelen. Dat is belangrijk om mee te geven, collega’s. Het gaat over extra. Als school is het fijn om te weten dat er niet minder zal zijn, maar meer.
Verder kunnen scholen zelf – en elke school doet dat – op basis van Excelmodellen weten hoeveel leerlingen er zijn op 1 februari en ongeveer weten in welke richting het gaat. Helaas, collega’s, is het wat is het in het onderwijs. Voor extra middelen en alles wat we extra willen doen, kent u het traject langs elk sociaal overleg en alle stations – als ik dat woord mag gebruiken – die gepasseerd moeten worden. Dat maakt dat er tussen de formele beslissing om iets te doen en het definitief opnemen in alle documenten enige tijd ligt. Stel dat we dat we dat op voorhand zouden communiceren, dan moet daar in het groot op staan ‘onder voorbehoud van’ en dan zouden we de terechte vraag krijgen: onder voorbehoud van, wat zijn we daarmee? Het zou iets anders zijn als we een delegatie zouden geven aan de regering en desgevallend de minister om dat zelf te doen. Dan zal het uiteraard veel sneller gaan, maar ik weet niet of dat de gewenste optie is.
Vanaf het moment dat er duidelijkheid is, minister, denk ik dat de brieven het best vanuit AGODI buitengaan, maar ik heb het gevoel dat AGODI op dit moment goed werkt.
Wat betreft het lerarenpact is de richting en het station duidelijk: dat is het regeerakkoord. Dat staat daar heel duidelijk in. Kwalitatieve en voldoende leraren is de korte samenvatting, waarbij de leraren goed voorbereid zijn op hun job en hun job graag en goed kunnen blijven doen – dat is althans onze invulling –, waarbij er middelen in de klas en in de school zijn. Dat is ook een heel duidelijke richting waarin we gaan.
Minister, ik wens u alle succes om verder te rijden. Het is inderdaad beter dat de trein rijdt en dat we af en toe een station bereiken, dan dat we in het rangeerstation staan met heel veel treinen over heel veel wissels met heel veel wagons, maar dat de trein nooit vertrekt. Dat is niet de invulling die de N-VA wil geven. Vandaar werken we graag aan het stelselmatig vooruitgaan.
Minister Weyts heeft het woord.
De trein rijdt richting meer onderwijskwaliteit en het aantrekkelijker maken van de job van leerkracht voor de bestaande en nieuwe leerkrachten. In die richting rijdt de trein. Laten we hopen dat we daar zoveel mogelijk wagonnetjes aan kunnen koppelen.
Over de middelenverdeling heeft AGODI al gecommuniceerd en dus een beetje geanticipeerd, maar alleen over datgene wat zeker is. Over de extra middelen wordt er gecommuniceerd, zodra de procedures doorgelopen zijn. Ik kan toch niet anticiperen op extra middelen die niet zeker zijn, omdat er nog sociaal en politiek overleg nodig is? Erger zou zijn dat ik voor mijn beurt zou communiceren dat er zoveel extra komt, om daar dan op te moeten terugkomen. Dan zouden bovendien ook de sociale en politieke partners kwaad zijn, omdat ik voor mijn beurt spreek. Dat zou ik toch te allen prijze willen vermijden.
Het is dus goed dat we nu al gecommuniceerd hebben op welke middelen men zeker kan rekenen. Er zullen nog wel extra middelen komen, maar daarvoor moeten we natuurlijk procedures van politiek en sociaal overleg doorlopen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister.
Om in de beeldspraak te blijven: de trein rijdt en het eindstation is blijkbaar goed gekend. Maar wat ik meermaals hoor, is de zorg van de scholen dat ze mee op die trein zitten en dat ze de trein niet zomaar aan hun neus zien voorbijrijden. Eigenlijk vragen ze – en onze fractie sluit zich daarbij aan – een duidelijk uurrooster, zodat ze weten wanneer welke trein passeert, zodat ze erop kunnen springen en ze hun beleid daarop kunnen afstemmen. Dat is mijn duidelijke vraag.
Bovendien zijn er heel veel verschillende potjes. We hebben de relancemiddelen, we hebben recurrente middelen, we hebben de middelen die verbonden zijn aan het plan basisonderwijs, we hebben middelen die verbonden zijn aan het lerarenpact, om nog niet te spreken over de verschillende sprongen die moeten worden gemaakt. We willen dat scholen dan in een wisselstation, bij wijze van spreken, toch op die trein kunnen springen die toevallig passeert, als het gaat over de digisprong, over de bijsprong of gelijk wat. Ik merk gewoon dat er op het terrein heel veel vragen zijn: geef ons een beeld van wat er allemaal mogelijk is, geef ons dat plaatje, geef ons dat uurrooster. Ik weet dat er heel veel opmerkingen zijn rond treinen en NMBS en dat er heel veel vertraging is, maar goed. De vraag is om duidelijkheid te brengen. We zijn zeker geen vragende partij om u, los van alle anderen die inspraak moeten brengen in dossiers, een delegatie te geven om zomaar te kunnen beslissen. Dat is absoluut niet de bedoeling, maar er is wel de vraag om duidelijkheid. Ik zou dus zeggen, minister: draag een petje van stationschef en zorg ervoor dat alle scholen op de treinen kunnen springen die u uitzet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.