Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Een noodwoning is een woning die een tijdelijke woonoplossing biedt als antwoord op een plotse of urgente materiële woonbehoefte. Personen en gezinnen moeten erop zichzelf kunnen wonen. Het verblijf is beperkt in duur en gericht op doorstroming naar een duurzame woonoplossing. Om het aanbod aan noodwoningen te vergroten, lanceerde u deze legislatuur dan ook een eerste projectoproep voor noodwoningen in Vlaanderen. U wilt hiermee in Vlaanderen het bouwen, kopen, renoveren en inrichten van al dan niet verplaatsbare noodwoningen stimuleren. Deze oproep heeft dus als doel een bijkomend aanbod aan noodwoningen in het Vlaamse Gewest te realiseren door lokale besturen financiële middelen te geven. Ook de renovatie en inrichting van bestaande noodwoningen komen in aanmerking voor subsidiëring. Concreet neemt het Vlaamse Gewest hierbij 50 procent van de kosten voor zijn rekening.
Uit cijfers na eerdere schriftelijke vragen blijkt dat er voor de projectoproep 2020 maar liefst 78 projectaanvragen werden ingediend. 5 van de 78 projectvoorstellen bleken niet ontvankelijk omdat ze niet voldeden aan een voorwaarde uit de projectoproep. De 73 andere projectvoorstellen werden goedgekeurd en kunnen dus op Vlaamse subsidiëring rekenen. Het gaat hierbij in totaal over 67 gemeenten. Met de Vlaamse subsidies worden 259 noodwoningen gerealiseerd of gerenoveerd. In totaal zullen de 67 betrokken lokale besturen na realisatie van hun projectvoorstellen 623 noodwoningen ter beschikking hebben. U herhaalde eveneens uw engagement om jaarlijks een nieuwe projectoproep voor noodwoningen te organiseren om zo het aanbod verder uit te breiden.
Ik heb volgende vragen, minister. Hoe evalueert u de eerste projectoproep noodwoningen? Hoe groot was de take-up en wat waren volgens u de belangrijkste verbeterpunten uit de eerste projectoproep?
Liggen de maximaal gesubsidieerde kosten voor een noodwoning volgens u hoog genoeg, ermee rekening houdend dat steden en gemeenten ook een noodwoningaanbod voor heel grote gezinnen willen voorzien?
Merkt u grote regionale en provinciale verschillen bij de realisatie van noodwoningen? Hoe is dat volgens u te verklaren? Is er volgens u een meer regionale aanpak nodig? Zo ja, kunt u deze aanpak wat nader toelichten?
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik dank u voor uw vraag, maar ik heb slechts een heel beperkt antwoord.
De evaluatie van de eerste projectoproep noodwoningen loopt momenteel nog volop. Behalve de cijfers die u citeert in de vraagstelling, kan ik op dit moment nog geen concreet antwoord geven op de gestelde vragen.
De resultaten van de evaluatie zullen aan bod komen op een webinar van het agentschap Wonen-Vlaanderen en het Steunpunt Wonen over noodwoningen. Dat webinar heeft tot doel om lokale besturen te informeren over de resultaten van het onderzoek van het Steunpunt Wonen over noodwoningen en over de aanpak die het agentschap Wonen-Vlaanderen volgde bij de beoordeling van de projectvoorstellen voor de eerste oproep. Dat webinar zal eind april of begin mei plaatsvinden. Hierbij nodig ik u allen hartelijk uit voor dat webinar. Daar zult u uit de eerste hand de resultaten van de evaluatie krijgen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat mijn vraag over de evaluatie wat te vroeg komt. Ik kijk uit naar uw webinar, dat ik zal proberen te volgen. Te gepasten tijde stel ik wellicht een opvolgingsvraag. Ik heb zelf de cijfers die uit eerdere antwoorden zijn gekomen, bekeken en ik merk toch wel verschillen tussen de verschillende provincies. Vooral in mijn eigen provincie blijkt de boodschap goed te zijn aangekomen. Wat ik ook merk, is dat kleinere gemeenten zich vragen stellen bij de return van de subsidie van 50 procent. Is die return voldoende?
Ik heb nog een heel concrete vraag, minister. U gaat nog een oproep lanceren. Bestaat de mogelijkheid dat uw administratie het streefcijfer voor noodwoningen per tienduizend inwoners, of per stad of provincie, berekent?
De heer Veys heeft het woord.
Voor mijn fractie is het noodwoningenbeleid heel belangrijk. Het is het sluitstuk. Alle segmenten van de woonmarkt zijn verbonden en cruciaal. Als wij meer de woningkwaliteit willen controleren en de bewoners willen helpen, zijn die noodwoningen goud waard.
Ik stel vast dat slechts de helft van het budget werd gebruikt. Ik heb daarover al een vraag gesteld aan minister Demir, over de eerste projectoproep. Het is zeer goed dat er nu een evaluatie wordt gemaakt. Wij moeten er maximaal op inzetten dat er zoveel mogelijk noodwoningen komen. Het is een goede zaak, minister, dat u daarmee bezig bent. Ik heb nog een aanvullende vraag. Komt uw tweede oproep op hetzelfde moment in het jaar als de eerste? De vorige kwam er kort na de zomer. Ik vraag dat, opdat de lokale besturen zich er tijdig zouden kunnen op voorbereiden. Veel besturen hadden vorig jaar andere bekommernissen en ze waren er niet op voorbereid om iets in te dienen. Ik stel voor dat wij er samen aan werken om een zo goed mogelijk resultaat te bekomen.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Ik heb een heel concrete bijvraag, minister. Ik hoor aanhoudende signalen, ook in het debat van vorige week over thuisloosheid, dat er absoluut nood is aan meer noodwoningen. Daarvoor is er geld en u hebt een systeem van cofinanciering uitgewerkt. Maar dat is alleen voor de infrastructuur. Ik hoor toch dat er ook wel extra budget nodig is voor de begeleiding. Investeringen in de infrastructuur moeten hand in hand gaan met begeleiding. Ik vraag u nogmaals om de middelen, die toch niet volledig gebruikt worden, ook in te zetten op begeleiding.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Moerenhout, met alle respect en alle begrip: die middelen zijn er niet. Overigens valt het onder mijn bevoegdheid om te investeren in infrastructuur, maar begeleiding is welzijnsmaterie en een bevoegdheid van de lokale besturen zoals de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW’s) en de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s). Wat u vraagt, is een illusie.
Wat betreft de streefcijfers, mevrouw Verheyen, is het een opdracht voor de lokale besturen om de lokale context in te schatten. Er zijn grote verschillen, zoals tussen centrumsteden en kleinere gemeenten. Het lokaal bestuur moet inschatten wat er lokaal doorweegt en wat men er de moeite waard vindt om op in te gaan.
Mijnheer Veys, ik kan nu niet concreet zeggen wanneer de tweede oproep er komt. Het zal iets vroeger zijn dan de vorige. Maar laat mij ook niet alle verrassingen weghalen uit het webinar. Daar zult u een antwoord krijgen op uw vraag.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Zoals ik net zei, is het zeker voor kleine gemeenten niet altijd evident om voor een noodwoning te gaan. Ik wil hierbij steden en gemeenten toch wel oproepen om in basiscapaciteit te voorzien. Dat hoeft niet heel veel te zijn. Ik snap dat het voor gemeenten moeilijk is, maar ze kunnen ook altijd samenwerken met andere gemeenten om in noodwoningen te voorzien.
De vraag om uitleg is afgehandeld.