Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, in oktober 2015 heeft het Vlaams Parlement een resolutie goedgekeurd – waarvan ik de trekker was – over experimentele woonvormen en het opdelen van woningen. Naar aanleiding daarvan werd er toen een projectoproep gedaan voor pilootprojecten.
Donderdag 4 maart jongstleden lanceerde u een nieuwe oproep voor woonprojecten met een vernieuwend en experimenteel karakter. Het maakte me blij toen ik dat vernam. U geeft aan projectaanvragen te verwachten over niet alleen de diversiteit, betaalbaarheid en kwaliteit van het woonaanbod, maar ook over de informatie en begeleiding van burgers met woonvragen. Het kan dan gaan om initiatieven waarbij gemeenten samenwerken rond dak- en thuisloosheid of rond het begeleiden van kwetsbare huurders. Het stemt mij zeer positief dat de lokale besturen uitdrukkelijk zullen worden betrokken, aangezien de oproep is gericht aan de samenwerkingsverbanden tussen gemeenten.
Wat mij minder gunstig stemt, is de vaststelling dat slechts 32 lokale besturen zijn aangesloten bij de verhuurdersorganisatie Verenigde Eigenaars. Dit vernam ik uit uw antwoord op een schriftelijke vraag, waaruit ook blijkt dat 280 lokale besturen of onderdelen daarvan zijn aangesloten bij huurdersorganisaties, toch een opmerkelijk verschil. De informatieverstrekking naar verhuurders kan en moet dan ook worden opgetrokken. Het is belangrijk dat lokale besturen zowel huurders als verhuurders goed kunnen informeren.
Naar aanleiding van de digitale versie van de bouwbeurs Batibouw gaf u aan dat er in Vlaanderen zo’n 400.000 nieuwe wooneenheden nodig zullen zijn. Dit is vorige week aan bod gekomen in enkele vragen om uitleg in de commissie. Gezinsverdunning en bijkomende huishoudens zouden hiervoor de belangrijkste drijfveren zijn. Naast het bijbouwen van woningen, kan het opdelen van bestaande woningen een belangrijke factor zijn in het behalen van de vooropgestelde prognoses.
In Vlaanderen staan heel wat oude en/of onderbenutte villa’s die vaak heel wat open ruimte innemen. Versoepelingen op het vlak van regelgeving om het opdelen van woningen te faciliteren, dringen zich dan ook op. Vandaag wordt dat nog te vaak verhinderd door verouderde verkavelingsvoorschriften, die bijvoorbeeld expliciet eisen dat er enkel eengezinswoningen worden gebouwd. Het moet worden benadrukt dat dit niet onder uw bevoegdheid valt. Ik zal bevoegd minister Demir hier dan ook over bevragen.
Minister, op welke manier past de nieuwe oproep tot projectvoorstellen in het bredere kader rond experimentele woonvormen? Hoe staat u tegenover de geringe aansluiting van lokale besturen bij Verenigde Eigenaars? In welke mate meent u dat een verhoogde aansluiting bij Verenigde Eigenaars door lokale besturen een betere informatiedoorstroming aan verhuurders kan faciliteren? Op welke manier onderzoekt uw departement hoeveel extra wooneenheden via het opdelen van bestaande woningen kunnen worden gecreëerd tegen 2050? In welke mate schuift u, als minister van Wonen, mee aan tafel bij de opmaak van de beleidskaders Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) om tegemoet te komen aan de doelstellingen om in Vlaanderen 400.000 nieuwe wooneenheden te voorzien?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw De Vroe, dank u wel voor uw vragen.
Het kader inzake nieuwe woonvormen heb ik uitgebreid toegelicht op 21 januari 2021, naar aanleiding van een vraag van uw partijgenote mevrouw Van Volcem over de proefprojecten voor gemeenschappelijk wonen. Ik vat dit kort samen: het traject rond nieuwe woonvormen heeft vooral betrekking op een aantal specifieke woonvormen, zoals gemeenschappelijk wonen, coöperatief wonen of kleinschalig wonen. Het zijn woonvormen die door hun juridische structuur of door de woningtypologie niet altijd passen binnen de huidige beleidskaders.
Op basis van een gefaseerde werkwijze trachten we de knelpunten binnen het eigen bevoegdheidsdomein Wonen, vervolgens binnen de andere Vlaamse beleidsdomeinen en ten slotte binnen de federale overheid, te inventariseren en weg te werken.
De projectoproep voor projecten met een vernieuwend of experimenteel karakter kadert veel ruimer dan de nieuwe woonvormen. Met deze projectoproep willen we intergemeentelijke samenwerkingsverbanden stimuleren om het initiatief te nemen voor projecten die uitvoering geven aan minstens een van de drie Vlaamse beleidsprioriteiten voor het woonbeleid, zoals u zelf al hebt aangehaald in uw vraagstelling. Projecten die steun bieden aan nieuwe woonvormen, en die aan de gestelde voorwaarden voldoen, kunnen dus in aanmerking komen voor ondersteuning vanuit deze projectoproep. Maar de projectoproep is hier niet toe beperkt.
Wij hebben inderdaad moeten vaststellen dat er in vergelijking met de huurdersbonden minder lokale besturen zijn aangesloten bij Verenigde Eigenaars. Daar is zeker en vast ruimte voor verbetering en ik denk dat we die mogelijkheid voor de lokale besturen om zich aan te sluiten bij Verenigde Eigenaars meer onder de aandacht moeten brengen. Ik laat mijn administratie samen met Verenigde Eigenaars bekijken hoe dat het best wordt aangepakt.
Daarnaast wil ik er wel op wijzen dat lokale besturen, verhuurders nu ook al kunnen doorverwijzen naar Verenigde Eigenaars, omdat zij verplicht zijn om ook niet-leden gratis een eerste juridisch advies te geven. Ook in de regelgeving met betrekking tot de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden lokaal woonbeleid, waar 255 lokale besturen deel van uitmaken, is voorzien dat deze in elke gemeente een laagdrempelig woonloket moeten aanbieden waar inwoners terecht kunnen met hun vragen over privaat huren en verhuren. Er is dus al een zeker aanbod voor de verhuurders voor informatie en ondersteuning.
Uw vierde en vijfde vraag richten zich op de link met de ruimtelijke ordening en de rol die wij daarin spelen. Zoals u allen weet heeft de Vlaamse Regering op 20 juli 2018 de strategische visie van het BRV goedgekeurd. Deze strategische visie omvat een toekomstbeeld en een overzicht van beleidsopties op lange termijn. Het realiseren van de strategische doelstelling om tegen 2040 geen bijkomend ruimtebeslag meer te creëren, impliceert dat we meer activiteiten op eenzelfde oppervlakte zullen moeten organiseren. Het ruimtelijk rendement moet dus worden verhoogd. Dit dient te gebeuren door een combinatie van intensivering, verweving, hergebruik en tijdelijk ruimtegebruik. Het opdelen van bestaande woningen is slechts één vorm van intensivering.
Wat mijn betrokkenheid daarin betreft, is het relevant om aan te stippen dat alle beslissingen over het BRV door de Vlaamse Regering in consensus worden genomen. In functie van deze besluitvorming zullen de in opmaak zijnde BRV-beleidskaders inhoudelijk beleidsdomeinoverschrijdend worden afgestemd. Het Departement Omgeving zal daartoe dan ook onder meer overleg plegen met het agentschap Wonen-Vlaanderen. Daar is dus wel degelijk overleg over.
In dit overleg zal dus ook worden besproken hoe er invulling zal worden gegeven aan het bijkomend te creëren aanbod.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het is natuurlijk niet de eerste keer dat ik omtrent deze thematiek vragen stel. Het is heel belangrijk dat we nieuwe woonvormen, gemeenschappelijk wonen en alle andere toekomstige woonvormen kansen geven en dat de knelpunten goed geïnventariseerd en weggewerkt worden. Dat was ook het doel van de resolutie die we in 2015 hebben ingediend. Ook de huidige oproep in een andere vorm past in dat plaatje. Hartelijk dank daarvoor, want het is belangrijk dat we stappen vooruit blijven zetten.
Wat betreft de lokale besturen die aangesloten zijn bij de huurdersorganisatie maar niet bij de verhuurdersorganisatie ben ik ook tevreden met uw reactie. Het is heel belangrijk dat daar een gelijke trend in komt, zodat de verhuurders ook goed worden geïnformeerd over hun rechten en plichten. We moeten ook hen goed ondersteunen. Daar hebben zij zeer zeker evenveel nood aan als de huurders. Dat gaan we in de toekomst zeker verder opvolgen.
Ik heb me daarover ook wat geïnformeerd. Er is soms gewoon onwetendheid bij de lokale besturen. Het is zeker geen kwade wil. Maar het is belangrijk dat daar in de toekomst een gelijke trend komt waarbij verhuurders op gelijke schaal worden geïnformeerd.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb niet onmiddellijk nog bijkomende vragen, maar ik kom daar zeker in de toekomst nog op terug.
De vraag om uitleg is afgehandeld.