Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Vraag om uitleg over een bevraging bij de burgemeesters over de samenwerking met de Vlaamse en federale overheid tijdens de coronacrisis
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van Miert heeft het woord.
Collega’s, het onderzoek van Radio 2 en de Universiteit Gent zijn in een eerdere vraag al genoemd. Zij hebben ook een bevraging georganiseerd bij de burgemeesters over hoe zij zich voelen in deze pandemietijden, zowel persoonlijk als in hun relatie met de hogere overheden, inzake ondersteuning, informatiedoorstroming en aanspreekpunten. Het ging kortom over de aanpak van het Vlaamse en federale beleid waarop zij moesten terugvallen om die maatregelen lokaal in te vullen en uit te voeren.
Daaruit bleek dat er nogal wat opmerkingen waren. Zeker het federale niveau had niet zo’n best rapport maar ook op Vlaams niveau zijn een aantal zaken voor verbetering vatbaar. Daarbij ging het vooral over informatiedoorstroming. Wanneer een burgemeester informatie moet krijgen via een persconferentie, dan is dat natuurlijk niet zo fijn.
Het ging ook vaak over de middelen waarbij men moest zoeken bij welk agentschap men voor welke zaken te rade moest gaan terwijl die crisis maar doorging. Ter plaatse was er ook veel werk en moesten de daarbijhorende investeringen worden gedaan.
Er is natuurlijk geen draaiboek voor deze crisis. Er was er geen, er is er geen en ook in de toekomst zal er geen zijn. Het is dagdagelijks afstellen, bijsturen, leren en bijna elke keer opnieuw van nul beginnen.
Er is heel veel werk verzet bij de lokale besturen en ik kan ook wel begrip opbrengen voor burgemeesters die niet vertegenwoordigd zijn of die geen schepen hebben in dit Vlaams halfrond. Wij zitten er veel dichterbij. Zeker in deze commissie is er heel veel gepraat en zijn er heel veel vragen gesteld aan u, minister, over alles wat met die coronacrisis te maken heeft.
Minister, u gaf aan heel veel begrip te hebben voor de kritiek vanuit het lokale niveau. Gezien de omstandigheden lijkt dat een heel normale reactie. Maar u wijst ook wel op de inspanningen die zijn gebeurd door het Vlaamse niveau en op de nood aan eenheid van besluit in een crisissituatie. Ik deel uw standpunt hierover.
Er zijn nog een aantal zaken waar we zeker voortdurend op moeten wijzen waaronder het coronanoodfonds, de goede werking van de crisiscel van het Agentschap Binnenlands Bestuur en het relanceplan met aandacht voor lokale besturen. Kortom, er wordt wel best veel gedaan.
Minister, ziet u met uw ervaring, vooral op het lokale niveau, nog mogelijkheden om de bezorgdheden van Vlaamse burgemeesters nog beter te beantwoorden, en om hen nog beter te informeren in deze tijden van coronacrisis?
Zijn er nog mogelijkheden binnen de regiovorming die we net hebben opgestart, om de bestuurskracht en de reactie van de lokale besturen op deze crisissituatie te vergroten?
De heer De Loor heeft het woord.
Collega's, ik zal niet herhalen wat collega Van Miert als inleiding heeft gezegd.
Minister, het is niet de eerste keer dat deze problematiek aan bod komt in onze commissie, namelijk de betrokkenheid van de burgemeesters, van de lokale besturen bij de corona-exitstrategie en bij de nieuwe maatregelen die worden opgelegd. Daar bestaat inderdaad geen draaiboek voor. Het is ook niet de eerste keer dat de communicatie naar de burgemeesters en de lokale besturen in het kader van corona hier aan bod komt.
Uit onderzoek van de Universiteit Gent en Radio 2 blijkt dat geen van beide overheden, collega Van Miert, noch de federale overheid, noch de Vlaamse, uitblinkt: 45 procent en 55 procent. Ik kwam vroeger ook liever naar huis met 55 procent dan met 45 procent maar mijn ouders hadden het liever toch nog veel beter gezien. Voor alle duidelijkheid, het is een fictief voorbeeld, collega’s.
We kunnen er echter niet omheen dat dit geen goede rapporten zijn in het kader van de bevraging van de burgemeesters.
Professor Reynaert van de UGent is van oordeel dat er meer macht naar de lokale besturen moet gaan. Hij is ook van oordeel dat voor een succesvolle exit uit de coronacrisis meer lokale aanpak nodig is en dat lokale politici en ambtenaren hierin een cruciale rol moeten spelen.
Zult u stappen ondernemen om de lokale besturen en burgemeesters meer te betrekken bij het verder uitwerken van de exitstrategie? Indien dat zo is, hoe zal dit gebeuren? Ik denk dat minister-president Jambon daarin ook een belangrijke rol kan spelen als lid van het overkoepelend comité.
Welke maatregelen zullen worden genomen om ook de communicatie naar de lokale besturen te optimaliseren?
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank u beiden voor uw vraag. U stelt deze vraag naar aanleiding van een enquête of een bevraging van Radio 2 en het Centrum voor Lokale Politiek van de UGent. De informatie beperkt zich op dit moment nog tot berichtgeving in de media. Het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) contacteerde professor Reynaert over de resultaten van de analyse van de bevraging. De analyse is echter nog lopende en het gevoerde onderzoek is nog niet volledig uitgeschreven. We wachten dus nog op dat rapport om dan ten volle te kunnen oordelen.
Laat ik toch beginnen met iets wat ik ook op de radio heb gezegd. Ik heb heel veel begrip voor de moeilijkheden, de complexiteit en, als ik een emotief woord mag gebruiken, de eenzaamheid van de burgemeesters in die coronacrisis. Je staat elke dag opnieuw voor nooit geziene uitdagingen, waarvoor je niet bent opgeleid en waarmee je administratie nog nooit heeft te maken gehad. Ze dwingen je elke dag tot grote creativiteit, tot grote alertheid en tot enorme inspanningen. Je moet mensen motiveren. Je krijgt van overal informatie, je bent voortdurend op zoek naar informatie en je probeert in die storm overeind te blijven. Ik denk dat veel burgemeesters op zo’n moment voelen dat zij een soort lokale eindverantwoordelijkheid hebben, die zwaar kan wegen. Het is niet voor niets dat nogal wat burgemeesters en schepenen het ook menselijk moeilijk hebben, want je wordt natuurlijk met de echte drama’s geconfronteerd. Dat onderschat men soms. Te veel mensen in onze samenleving hebben nog het beeld van de burgemeester als een jolige receptieafschuimer, terwijl hij in realiteit echt in de frontlinie staat om oplossingen te vinden. Hij beseft ook dat eigenlijk niemand anders dat kan dan het lokale bestuur. Heel veel dingen die moeten gebeuren, kunnen ook alleen maar lokaal gebeuren. Ik heb er ongelooflijk veel begrip voor dat hij die crisis dan als heel zwaar ervaart, dat hij vindt dat hij soms of zelfs vaak alleen is, dat hij heel veel moet uitdokteren en dat dat tot frustraties leidt. Wat wij ook doen naar informatieondersteuning, wat wij ook doen om kanalen te openen of zaken aan te reiken, dat zal dat gevoel in tijden van crisis niet wegnemen. Dat kan dat ook niet wegnemen. Als je het over 55 procent en 45 procent hebt, dan zijn dat confronterende cijfers. In tijden van zo’n existentiële crisis, want dat is het ook, vraagt dat heel veel van onze burgemeesters. Ik heb er dus heel veel begrip voor dat ze op zo’n moment die eenzaamheid vertalen in zo’n reactie.
Ten tweede ben ik het volkomen eens met professor Reynaert dat het antwoord bij de lokale besturen zit. Dat is het alfa en het omega van wat ik in deze commissie vertel. Dat is het alfa en omega van mijn overtuiging als ik naar de lokale besturen kijk. Ik zoek, samen met de Vlaamse Regering, dus permanent naar wegen om die lokale besturen vandaag, morgen en in de toekomst sterker te maken, te empoweren en centraler te plaatsen.
De regiovorming is daar een mooi voorbeeld van. Beeld u zich in dat we een uitgewerkte regiovorming hadden gehad toen de crisis begon. Het zou een platform zijn geweest waaraan we veel zouden hebben kunnen toevertrouwen. De vaccinatiecentra, om maar een voorbeeld te geven. We hadden dat ongetwijfeld uitgerold via die regio’s. De callcentra. Beeld u zich in dat we overal de werkende regio’s hadden die we hopelijk binnen twee, drie jaar, tegen het einde van deze legislatuur, ook uitgebouwd en operationeel zullen kennen, dan had je die hele contacttracing kunnen toevertrouwen aan het regionale niveau. Omdat het Vlaamse niveau erg centralistisch is, en het lokale niveau vandaag ook vaak wat te klein. Er is het feit dat we fusies stimuleren om de bestuurskracht te vergroten. En ook het feit dat we nu in die brede heroverweging bekijken welke extra bevoegdheden we kunnen toevertrouwen, draagt bij tot het versterken van de bestuurskracht. Dat is mijn basisovertuiging. Moeten wij hen betrekken bij de exitstrategie? Evident, maximaal! Dat zullen we ook doen via de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de belangenorganisatie van de lokale besturen. We betrekken de VVSG dagelijks maximaal bij wat er moet gebeuren. Bijvoorbeeld in het hele Vlaamse Veerkrachtplan wordt er in het relancebeleid ongelooflijk goed gekeken naar de lokale besturen, meer dan ooit in het verleden. Ik denk niet dat er een regering is geweest die ooit de lokale besturen zo centraal plaatste, zowel in de uitvoering van haar eigen beleid, als in het versterken van het lokale beleidsniveau.
Ik wil, als ik dat mag, ook wel een aantal nuanceringen aanbrengen.
Wij hadden op 12 mei in het Vlaams Parlement een gedachtewisseling waarin de VVSG haar waardering heeft uitgesproken voor de inspanningen die wij doen. Als ik ‘wij’ zeg, bedoel ik de Vlaamse overheid, het Crisiscentrum van de Vlaamse overheid (CCVO) en de Vlaamse Regering. VVSG-voorzitter Wim Dries formuleerde toen een aantal aanbevelingen. Hij haalde uitdrukkelijk de goede samenwerking aan met het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) en met een aantal andere administraties en kabinetten. In oktober-november, bij provinciale netwerkmomenten georganiseerd door Exello.net, de koepel van de algemeen directeurs, vlofin, de koepel van de financieel directeurs en de gouverneurs, werd opnieuw door de delegaties een appreciatie uitgesproken voor de goede samenwerking. Het is dus een genuanceerd beeld.
Er is ook een spanningsveld tussen de nood aan eenheid van commando en een grote lokale wendbaarheid en oplossingsgerichtheid. Beide niveaus schuren natuurlijk af en toe wel eens tegen elkaar aan bij de aanpak van de crisis. Een centrale aanpak is noodzakelijk met eenheid van commando, en langs de andere kant een grote decentrale wendbaarheid. Wat hebben wij gedaan? Ik zal heel kort de initiatieven overlopen want we hebben ze al vaak besproken.
We hebben de gouverneurs die onze link zijn in het nationale crisiscentrum. Zij hebben tijdens deze crisis hun rol excellent vervuld. Sinds december 2020 organiseren het ABB en het agentschap Zorg en Gezondheid (Z&G) ook een tweewekelijks overleg om hen te informeren over de evoluties van de vaccinatiecampagne. De gouverneurs doen hun werk. De exitstrategie zal in het Overlegcomité moeten beslist worden. Daarin zijn de regio’s vertegenwoordigd. Vandaaruit zal er permanent moeten worden gecommuniceerd. Het CCVO speelt een rol als overkoepelend orgaan en als centraal aanspreekpunt binnen de Vlaamse overheid. Zijn doel is helderheid en duidelijkheid brengen over de maatregelen die de Vlaamse bevoegdheden betreffen. De informatie-uitwisseling richting de lokale besturen loopt op die manier gestroomlijnd. Er is de uitwisseling van informatie met verschillende entiteiten van de Vlaamse overheid en de afstemming met het nationaal crisiscentrum. Ten derde is er de werkgroep voor de coördinatie inzake corona, onder het voorzitterschap van minister-president Jambon, opgericht eind 2020. Zijn doel is het structureren van de informatiedeling over de eigen sanitaire en multidisciplinaire initiatieven, het structureren van de informatiedeling naar aanleiding van de interfederale of bilaterale contacten met de andere deelstaten, en waar nodig voorstellen doen inzake beheerstructuren en processen op het Vlaamse niveau. Er is heel wat afstemming over de sectoren heen. Er is heel wat werk verricht met betrekking tot protocollen die mogelijke versoepelingen in de exit moeten begeleiden. Z&G is verantwoordelijk op het vlak van testing, bronopsporing, contacttracing en vaccinatie, en heeft webinars georganiseerd. Het heeft ook de website laatjevaccineren.be. opgezet.
Daarnaast zijn nog een heel pak andere, aanvullende initiatieven genomen. Er is een veelheid aan communicatiekanalen die goed op elkaar zijn afgestemd.
Mijnheer Van Miert, u hebt gezegd dat die informatie voor lokale besturen die wat kleiner van schaal zijn en die niet direct een sterke link met de Wetstraat hebben veel is om te behappen. De behapbaarheid van de informatie vormt soms ook een enorme uitdaging. De vertaalslag naar het terrein is soms ook heel moeilijk. Het is voor een kleine organisatie niet altijd gemakkelijk. Zelfs voor grotere organisaties is het niet gemakkelijk.
Op dat moment kan de moedeloosheid toeslaan. Er is een gebrek aan concrete oplossingen voor de mensen die langskomen. Hier zitten verschillende burgemeesters. De mensen met een eigen onderneming of horecazaak die het water tot aan hun lippen of soms tot boven hun hoofd voelen, komen bij de burgemeesters en de schepenen terecht. Ze leggen in wanhoop hun probleem op tafel, maar we kunnen op dat moment niet meer doen dan die mensen te begeleiden naar de steun die we geven. Er is veel steun, maar voor sommigen is het nog altijd dramatisch. Ook de confrontatie met de mensen die tijdens een uitbraak ziek worden of met het verdriet na een overlijden vraagt het uiterste van een burgemeester. Dat kan niet worden herleid tot een percentage, maar wel tot een diep besef en tot respect voor zij die op het terrein al dat werk verzetten.
Het is, in alle eerlijkheid, mijn diepe overtuiging dat er geen wonderoplossingen zijn om het allemaal beter te maken en om de burgemeesters te ontlasten. We moeten elke dag bijsturen en betere informatie geven. De commissie is op dat vlak zeer waakzaam, maar er zijn geen wonderoplossingen.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, ik dank u oprecht voor uw antwoord. Uw gemotiveerdheid is oprecht te horen. Ik wil niet op de pianisten schieten. Er zijn veel Vlaamse en federale excellenties bij deze problematiek betrokken. De strijd tegen deze pandemie, de verwerking en de verantwoordelijkheid die we opnemen, zijn zaken waar we geen politiek gewin uit moeten halen. Als politici van welke kleur dan ook zijn we allemaal verantwoordelijk. Mensen die op het lokale bestuursniveau bezig zijn, weten dat ik daar niet voor ben. In dit verband trekken we allemaal aan hetzelfde zeel. Ik vind het ongepast op andere politieke kleuren te schieten, maar dat is een persoonlijke noot.
Ik vat uw antwoord even samen. We moeten de verwezenlijkingen, zowel de financiële ondersteuning als de mogelijkheden die zijn geschapen om de lokale besturen te ondersteunen, vanuit de Vlaamse overheid iets meer naar de lokale besturen uitdragen. Het budget dat de Vlaamse Regering hier tijdens deze legislatuur, ook buiten de coronacrisis, aan besteedt, is niet klein. U hebt het al aangehaald. De verantwoordelijkheden die de lokale besturen krijgen, zijn niet min. De ondersteuning is ook niet min. Ik dank u voor uw antwoord en uw betrokkenheid. Ik neem dat antwoord zeker mee naar het lokaal en het regionaal niveau.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat we het schieten op bepaalde politieke kleuren allemaal veroordelen. Daar wordt niemand beter van. Integendeel, ik ben de eerste om te stellen dat dit een zaak van nationaal en zelfs internationaal gezondheidsbelang is. Er mogen geen politieke spelletjes worden gespeeld.
Het is een gezondheidscrisis zonder voorgaande en het is heel belangrijk dat een zekere mate van professionaliteit en participatie aan de dag wordt gelegd, zodat we onduidelijkheden voorkomen die tot frustraties kunnen leiden. Er lagen geen draaiboeken klaar.
De lokale besturen, de burgemeesters en de schepenen, stonden en staan klaar in de frontlinie. We moeten veel respect hebben voor wat ze het voorbije jaar hebben doorgemaakt. Ze hebben zaken op hun bord gekregen en ze zijn daar tegelijkertijd mee aan de slag gegaan. Het is een parcours geweest waarin vaak is moeten worden bijgestuurd. We moeten de lokale besturen, die het dichtst bij de mensen staan, zeker blijven ondersteunen.
Minister, ik treed u bij. De eenheid van commando en de gestroomlijnde communicatie zijn zeer belangrijk. De bevolking moet merken dat de zaak ernstig is, dat er gezamenlijk aan wordt gewerkt en dat er geen politieke spelletjes worden gespeeld. Ik heb hier en daar vastgesteld dat de eenheid van commando is verlaten. Ik vind dat bijzonder jammer, want diffuse signalen helpen de zaak zeker niet vooruit. Ik denk dat u hiervoor in sp.a, binnenkort Vooruit, een partner vindt.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik onthoud de terechte conclusie die professor Reynaert uit de enquête trekt. De gemeenten moeten meer politieke macht krijgen. Als we een succesvolle exit en een succesvolle relance van het sociaal en economisch leven willen, is het nu al zonneklaar dat een lokale aanpak, dicht bij de burger, nodig zal zijn.
U hebt gelijk dat ten aanzien van de lokale besturen heel wat inspanningen zijn geleverd. Dat moeten we erkennen. Ik geloof oprecht dat regionale samenwerking tijdens een dergelijke crisis een meerwaarde kan zijn. We hebben dat in mijn regio gedaan. We moeten de betrokkenheid van de lokale besturen iets sterker kunnen maken. Vooral de empathie vind ik belangrijk. Het managen van een crisis, is het balanceren tussen de eenheid van commando en de lokale aanpak. Als we maatregelen nemen, is het belangrijk dat we ons altijd afvragen hoe de lokale besturen die maatregelen zullen uitvoeren en handhaven.
U hebt in de besluitvorming van de Vlaamse Regering rekening gehouden met die bekommernissen. U hebt dat kunnen meegeven aan de minister-president voor het Overlegcomité. Ik weet niet exact hoe het Overlegcomité werkt, maar wordt de vraag wat iets voor de lokale besturen betekent daar echt gesteld? Is dat iets waar u, als minister van Binnenlands Bestuur, een rol in kunt spelen?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, ik ben het eens met zij die ervoor pleiten hier geen politiek spel van te maken. Het zou raar zijn het daar niet eens mee te zijn. De conclusies van de bevraging zijn wat ze zijn. Ze zijn ook maar wat ze zijn. Het is een opdracht om na te denken over de vraag hoe we het in de toekomst, wat hopelijk niet meteen nodig zal zijn, nog beter kunnen proberen te doen.
Minister, ik weet dat de lokale overheden, de Vlaamse overheid en de federale overheid veel inspanningen hebben geleverd. Ik ben daar erkentelijk voor. Niemand heeft magische formules om in een dergelijke crisisperiode alles perfect te doen. Ik merk dat tijdens de crisis al een aantal tussentijdse lessen zijn getrokken. Het is een goede zaak dat de tonaliteit nu anders is dan in april 2020, maar ik vind het belangrijk niet enkel een beschrijving van het voorbije jaar te maken. We moeten hier tegelijkertijd lessen uit trekken en dat is een vraagstuk voor u.
Bent u van plan in te spelen op de vraag welke structurele antwoorden we nog kunnen geven in het Overlegcomité of ten aanzien van partners die misschien minder van de lokale realiteit zijn doordrongen? We hebben af en toe beslissingen gezien waarover de burgemeesters plots opmerkten dat het onmogelijk was ze in de praktijk om te zetten. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat die automatische reflex structureel verder wordt ingebouwd? Zult u met de Federale Regering overleggen over manieren om dat samen te doen? Sinds de Federale Regering met betrekking tot heel wat materies minder voor de lokale besturen bevoegd is, merken we dat de voeling met de lokale besturen misschien een beetje is afgenomen.
Mijn tweede vraag betreft een persoonlijke bezorgdheid. Ik zie hier nogal wat burgemeesters. Niemand hoeft zich aangesproken te voelen. Er zijn nogal wat burgemeesters en leidend ambtenaren die na de crisis een terugslag kunnen verwachten. Dat zou trouwens ook bij de Vlaamse en federale overheid zo zijn. Minister, zou het niet interessant zijn dat u eens nadenkt, samen met uw diensten en het Agentschap, over de vraag of er niet een soort van welzijnsmeting kan komen voor een aantal leidend ambtenaren. Ik denk dat de algemeen directeurs nog nooit een jaar lang zo straf onder druk hebben gestaan.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik vind de poging van Radio 2 en UGent goed. Maar, minister, zou het geen goed idee zijn om na de coronacrisis vanuit het Agentschap door middel van een enquête een degelijke evaluatie te maken van het coronabeleid en de lokale besturen? Vlaanderen heeft een fantastische financiële steun gegeven. We zijn daar zeker blij mee. De communicatie is een uitdaging voor ons allemaal. Het kan altijd beter. Maar we mogen elkaar geen vliegen afvangen. Het mag geen politiek opbod zijn. Af en toe, over alle partijgrenzen heen, is dat wel eens gebeurd. Uit de verschillende overlegmomenten met collega’s is toch gebleken dat het voor burgemeesters vervelend was dat zij nauwelijks op de hoogte waren toen regeringsleden al wel het goede nieuws van de nieuwe maatregelen konden brengen. Dat had tot gevolg dat burgemeesters en gemeentelijke diensten met verdere concretere vragen werden bestookt, zonder dat ze daar het antwoord op wisten. Dat was natuurlijk altijd een heel vervelende situatie. Ik wil daar naar niemand de zwartepiet doorschuiven. Maar ik denk dat we er in de toekomst op moeten letten dat de lokale besturen onmiddellijk goed worden ingelicht. Zij moeten als eerstelijnsbestuur die vragen kunnen beantwoorden.
Minister, u moet er ook eens over nadenken om een evaluatie te maken van het gedrag en de daadkracht van de lokale besturen in deze coronapandemie, en ook van de rol van de eerstelijnszones (ELZ). We hebben driehonderd lokale besturen en we weten allemaal dat ze fantastisch werk leveren. Maar we weten ook allemaal, als we echt in de spiegel kijken, dat het ene bestuur al daadkrachtiger is dan het andere. Dat is bij de ELZ’s net hetzelfde. Ik hoor daar mooie verhalen over, maar ik hoor op andere plekken ook dat het wat minder goed heeft gewerkt. Ook met betrekking tot de samenhang van de verschillende lokale besturen denk ik dat. De collega’s hebben gelijk: als het belangrijk is dat het beleid dicht bij de burger staat, dan hebben lokale besturen in een pandemie een absolute meerwaarde als eerstelijnsaanspreekpunt vanuit de overheid. We moeten ook dat durven te evalueren, om te weten waar we het structureel beter kunnen doen. Het zal niet lukken enkel door subsidies te geven of wat extra financiële middelen. We moeten daar ook wat structureler durven over na te denken. We moeten bekijken hoe die structuren hebben gewerkt. Misschien moeten we wat succesformules naar voren brengen, ook al met een knipoog naar de regiovorming die ons te wachten staat. In welke mate kunnen we dat niveau al wat opwarmen zodat het misschien toch nog op die punten waar het de voorbije maanden wat minder goed ging sterker kan presteren?
Minister Somers heeft het woord.
Laat mij beginnen met te zeggen dat ik de toon waarmee wij hier met elkaar over de crisis praten, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, enorm waardeer. Vooral voor de collega’s van de oppositie, voor wie dat minder evident is, heb ik heel veel respect en waardering voor de manier waarop we hier op een volwassen manier kunnen discussiëren over dit thema. Ik vind dat trouwens voor veel andere thema’s ook. Ik vind deze commissie ook voor mij leerrijk en interessant. Als minister heb ik daar veel aan en ik waardeer dat enorm. Ik waardeer in dit debat de nuance, en ook de empathie en betrokkenheid ten aanzien van onze lokale bestuurders.
Ik voel bij iedereen de oprechte bekommernis om erover na te denken hoe we die mensen goed en nog beter kunnen ondersteunen dan vandaag. Wat kan er beter? Zonder daarom een karikatuur te maken van het werk dat er de voorbije maanden is verzet.
Minister-president Jambon zit in het Overlegcomité en ook in het overleg dat soms wordt georganiseerd tussen de minister-presidenten en de eerste minister. Hij heeft daar een zeer sterke lokale reflex. Ik zeg dat niet omdat hij mijn minister-president is, iemand van een andere politieke partij. Hij is ook burgemeester. Hij kent dat lokale niveau. Hij neemt die reflex mee. Maar zelfs als je dat doet, mag je niet vergeten dat die gesprekken en debatten in het Overlegcomité verschrikkelijk moeilijk zijn. Niet omdat daar veel ruzie wordt gemaakt of omdat daar grote ideologische tegenstellingen zijn, maar omdat men daar nu eenmaal samen met virologen en verschillende regeringen moeilijke en onmogelijke keuzes moet maken over wat men doet en niet doet. Ik heb daar een keer gezeten toen minister Crevits kortstondig ziek was. Ik heb dat toen ervaren, hoe open die gesprekken zijn. Soms zijn het ook discussies tussen partijgenoten. Het is een zoeken naar het beste. Vaak wordt daar ter plaatse een standpunt ingenomen. Op dat moment is die lokale reflex natuurlijk aanwezig. Maar er zijn ook vele andere afwegingen die moeten gemaakt worden. Je mag dus niet zeggen dat minister-president Jambon niet een heel sterke lokale reflex heeft aan die tafel.
Ik zal het voorstel van collega Vaneeckhout combineren met het voorstel van collega Van den Heuvel. Collega Vaneeckhout heeft een zeer interessante suggestie gedaan. Hij heeft voorgesteld om wanneer de crisis gedaan is, wanneer we uit de crisis aan het komen zijn, het welbevinden te bekijken van onze lokale mandatarissen en van onze lokale ambtenaren, in de eerste plaats de leidinggevend ambtenaren, en ook om in onze eigen Vlaamse administratie te peilen naar het welbevinden van die mensen en naar wat we daar kunnen doen. Zij hebben de voorbije maanden onder extreme druk moeten werken. Ik wil deze interessante suggestie combineren met wat collega Van den Heuvel heeft voorgesteld: om eens een grondige evaluatie te doen van hoe onze lokale besturen dat nu hebben gedaan, hoe ze zich hebben gepositioneerd, wat hun slagkracht was, hoe ze zich door deze situatie hebben geslagen. In dezelfde oefening moeten we ook eens bekijken hoe onze ELZ’s dat hebben gedaan en welke lessen we daaruit kunnen trekken. Zij zijn voor de eerste keer op het terrein gekomen en we moeten eerlijk zijn: ze zijn niet opgericht om crisissen te beheren. Ook voor de ELZ’s was het een onmogelijke opdracht. Zij hebben ook heel veel werk verzet.
Ik vind dat twee belangrijke oefeningen die we zouden moeten maken op het moment dat we niet alleen licht in de tunnel zien maar dat we al wat meer zien, dat we stilaan uit de miserie aan het komen zijn.
Ten slotte is er een algemene les. Was het nu collega De Loor die het zei, of collega Vaneeckhout? Dat onze federale collega’s misschien wat vervreemd beginnen te geraken van de lokale besturen. Dat is een pleidooi voor het cumuleren. Neenee, dat is niet waar! Dat is een grapje! We moeten hier inderdaad attent op zijn. De lokale reflex moet nog sterker worden. Ik denk, in alle eerlijkheid, dat de coronacrisis duidelijk heeft gemaakt dat de lokale besturen in de toekomst een veel belangrijkere rol zullen spelen. Dat is mijn diepste overtuiging, en trouwens de overtuiging van veel collega’s hier, en dat is bij iedereen aan het doordringen. Iedereen heeft heel goed gevoeld, of men dat nu wou of niet, dat uiteindelijk vaak de lokale besturen de oplossing waren voor het vinden van antwoorden op de vraag hoe we deze crisis moesten aanpakken. Dat veroorzaakt een stroomversnelling in de decentralisering, op de eerste plaats op het Vlaamse niveau. Meer bevoegdheden, meer middelen, meer hefbomen moeten naar de lokale besturen. Er moeten betere samenwerkingsverbanden zijn, regiovorming, opschaling waar de gemeenten dat willen en kunnen, fusies. Op die manier kunnen we de lokale besturen morgen sterker maken. Dat is een interactie: sterke lokale besturen laten meer toe dat we zaken aan hen toevertrouwen. Ze komen meer op de politieke agenda. Dat is de dynamiek die we op gang moeten proberen te trekken, tijdens en na de coronacrisis. Daartoe probeer ik als minister, in alle bescheidenheid, mijn steentje bij te dragen.
Ik hoop dat ik daarmee constructief heb geantwoord en wat goede ideeën heb meegenomen van jullie tussenkomsten.
De heer Van Miert heeft het woord.
Collega’s, minister, ik hoor veel goede ideeën, intenties en al bijna concrete plannen. Ik kijk ernaar uit om straks in het nieuwe politieke jaar, in september hopelijk, elkaar fysiek terug te zien in de Van Dyckzaal en om in concreto over al deze leuke ideeën verder te debatteren.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb het vorige week tijdens de gedachtewisseling over de regiovorming ook al gezegd: elke crisis is een opportuniteit. De ideeën die hier werden geopperd door collega Vaneeckhout en collega Van den Heuvel kunnen ook zeker onze steun wegdragen. Het zal jammer genoeg geen eenmalig feit zijn. De coronacrisis heeft al lang geduurd en ze duurt nog altijd voort. Maar er zullen zich ongetwijfeld in de toekomst nog gelijkaardige crisissen voordoen. Het is dus zeker goed om daar lessen uit te trekken.
Een belangrijke les is ook, minister, dat het op verschillende fronten de ogen heeft geopend met betrekking tot het belang van de lokale besturen en het belang van hun bestuurskracht, om in de frontlinie te staan waar zij niet na een week maar onmiddellijk, binnen de minuut, een oplossing moeten bieden.
Ik kijk ook uit naar de discussies die hier verder nog zullen volgen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.