Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Tommelein heeft het woord.
Het Vlaams relanceplan Vlaamse Veerkracht voorziet in enkele grote werven en hervormingen om de Vlaamse begroting opnieuw op een traject richting een budgettair houdbare positie te brengen. Een daarvan zijn de brede heroverwegingen, waarbij de Vlaamse uitgaven zeer grondig zullen worden doorgelicht op efficiëntie en effectiviteit. Ook zal de kostendekkingsgraad van bepaalde diensten worden onderzocht. Dit is een zeer grootschalige operatie, waarvoor binnen het relancebudget 10 miljoen euro is vrijgemaakt. De resultaten worden vooropgesteld tegen de zomer 2021.
Uit de mededeling van minister Diependaele aan de Vlaamse Regering op 4 december 2020, bleek dat voor elk beleidsdomein een projectgroep zou worden opgericht, die een plan van aanpak dient op te maken voor de doorlichting binnen dat domein. Verder werd een overkoepelende stuurgroep voorzien, die de samenhang en consistentie dient te bewaken. Inmiddels dienden de projectgroepen tegen eind januari hun plan van aanpak voor te leggen aan de stuurgroep.
Werd voor het onderdeel Kanselarij binnen het beleidsdomein Kanselarij, Bestuur, Buitenlandse Zaken en Justitie (KBBJ) inmiddels de scope van de doorlichting afgebakend? Welke grote uitgavenposten zullen worden doorgelicht? Welke prioriteiten ziet u in het kader van deze heroverweging?
Op basis van welke elementen en afwegingen werden of zullen deze uitgaven worden geselecteerd? Welke criteria worden vooropgesteld?
Hoe zal de heroverweging binnen KBBJ concreet verlopen? Welk plan van aanpak wordt vooropgesteld?
De resultaten worden beoogd tegen de zomer van 2021. In het recent begrotingsrapport wees de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) op enkele aandachtspunten, zoals het korte tijdsbestek waarbinnen deze operatie dient uitgevoerd te worden. Zal deze timing gehaald kunnen worden, gelet op de wenselijke grondigheid van dergelijke oefening?
Minister Somers heeft het woord.
Goede vriend Tommelein, was ik nu de enige die toen u begon te spreken, een flashback had naar het Eurosongfestival en de jury die vanuit het verre Oostende ‘points’ geeft? Dat was, met alle respect, het gevoel dat ik even had bij uw inleidende toon. Maar ondanks die sympathieke toon is dit wel een belangrijke en ernstige vraag over de situatie van onze openbare financiën. Deze vraag leunt heel nauw aan bij de kernbevoegdheden van collega Diependaele. Maar ik zal toch proberen om vanuit mijn perspectief een aantal elementen van antwoord te geven.
De inzet is het herstel van onze economie na de coronacrisis. Om dat goed te doen moeten we kritisch kijken naar de overheidsuitgaven.
Het Europees herstelplan hecht veel belang aan de invoering van uitgaventoetsingen of ‘spending reviews’ als een structurele hervorming. De Vlaamse brede heroverweging sluit hierbij aan en is ook opgenomen in de Vlaamse bijdrage aan het Plan voor Herstel en Veerkracht.
De Vlaamse brede heroverweging betreft een doorlichting van de tien beleidsdomeinen alsook van de sociale toeslagen en kortingen. De bedoeling van de doorlichtingen is om aan de hand van een aantal voor de beleidsdomeinen gemeenschappelijke onderzoeksvragen tot onderbouwde aanbevelingen te komen in het kader van een ‘evidence based policy’.
Per beleidsdomein werd één projectgroep opgericht alsook één projectgroep voor de sociale toeslagen en kortingen. In totaal zijn er dus twaalf groepen. De projectgroep bestaat uit medewerkers van het betrokken beleidsdomein, medewerkers van het departement Financiën en Begroting, externe experten en de Inspectie van Financiën. Elke projectgroep heeft de leiding en verantwoordelijkheid over het schrijven van de doorlichting van zijn beleidsdomein. Het betreft dus een administratieve oefening zonder politieke inmenging of voorafnames. De projectgroepen hebben hiervoor de keuze tussen verschillende opties.
Ten eerste kunnen zij ervoor kiezen om zelf de uitgavendoorlichting uit te voeren. Ten tweede kunnen zij dit aan een steunpunt uitbesteden. Ten derde kunnen zij aanspraak maken op de raamovereenkomst die afgesloten is met twee externe opdrachtnemers die de doorlichtingen zullen uitvoeren. Een combinatie van alle drie is ook mogelijk.
Bij de uitwerking van hun plan van aanpak moeten de projectgroepen rekening houden met enkele invalshoeken. Een van die invalshoeken betreft de vraag of de Vlaamse overheid doeltreffend is in het uitvoeren van het beoogde beleid. Daarbij moeten drie vragen worden gesteld.
Ten eerste, zijn er hiaten in de huidige bevoegdheidsverdeling? Welke bevoegdheden ontbreken mogelijk op het Vlaams niveau om het beleidsdomein optimaal te kunnen invullen?
Ten tweede, kunnen de beleidsdoelstellingen doeltreffender en efficiënter worden behaald op het beleidsniveau van het lokaal bestuur? Dat is de voorbereiding van de implementatie van een structurele decentralisatie-oefening. Dat is een oefening waar ik zelf heel veel belang aan hecht. Ik breng nogmaals in herinnering dat 13 procent van de publieke middelen in Vlaanderen door de lokale besturen wordt uitgegeven. In Nederland is dat 30 procent, in Denemarken 65 procent. Daar is dus nog heel veel groeipotentieel. In deze oefening gaan wij na of een aantal zaken niet efficiënter op het lokale niveau kunnen gebeuren.
Ten derde, zijn de beleidsdoelstellingen doeltreffender en efficiënter te behalen door de private sector of de socialprofitsector? Met andere woorden, zou het niet beter door anderen gebeuren? Dat zijn volgens mij de drie kernvragen.
Ik ben van mening dat er heel wat opportuniteiten zijn als men de Vlaamse brede heroverweging vanuit die optiek bekijkt: niet als besparingsoefening, wel als een hervormingsoefening waarbij we bevoegdheden optimaler kunnen organiseren. Ik ben ervan overtuigd dat veel zaken beter kunnen worden georganiseerd op gedecentraliseerd niveau. Zeker met de nieuwe regiovorming zijn daar wel wat mogelijkheden en is daar potentieel toch wat draagkracht bijgekomen.
De resultaten van de doorlichting dienen als input voor de begrotingsopmaak 2022 en de volgende jaren. Dan zal er ook duidelijkheid komen over welke uitgavenposten de betrokken projectgroep in overweging neemt en waarom. De studies zullen transparant worden meegedeeld als ze zijn opgeleverd.
Het is ook net omdat we de output van deze heroverweging al in de begrotingsopmaak van 2022 willen meenemen, dat de timing, zoals u terecht zegt, zeer krap is. Ik geef dat toe. Dat is echter de keuze die is gemaakt in de betrachting om het budgettaire tekort niet te laten ontsporen na de nog steeds lopende periode van veel noodzakelijke financiële steun aan vele sectoren in onze samenleving. We willen deze studie echt gebruiken om het relancebeleid en het herstel van onze publieke financiën aan te vatten zodra we van deze coronamiserie verlost zijn.
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreid en duidelijk antwoord.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, ik ben blij met de juiste toon van uw antwoord want ik heb begrepen dat meerdere van uw collega’s in de respectieve commissies worden geïnterpelleerd met meerdere vragen over de oefening waar we het hier over hebben gehad.
Ik wil daarover een bezorgdheid uiten namens onze fractie. Er kunnen natuurlijk vragen worden gesteld, dat is inherent aan commissiewerk. Ik denk dan aan vragen over timing en samenstelling van de projectgroepen maar ik denk dat we ons toch moeten hoeden voor vragen over de scope, over de posten die worden meegenomen, over bedragen, over de prioritering. Dat zijn allemaal vragen die in detail gaan. En misschien, als we daar al te diep op ingaan, halen we uit die discussies niet meer dan vooral wat schade aan dit toch wel belangrijke proces. Het is dan ook belangrijk behoedzaam te zijn. Laat alstublieft eerst de projectgroepen, de administratie en alle externe mensen die daarbij ter ondersteuning betrokken zijn hun werk doen en dan het politieke debat aanvatten. Het lijkt me niet opportuun om de diverse ministers nu al om een voorafname te vragen. Hopelijk gebeurt dat niet. Maar ik ben wel heel blij met het antwoord dat u zonet hebt gegeven, minister.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Na de tussenkomst van collega Van Miert zal ik me nog voorzichtiger uitdrukken dan ik al van plan was.
Ik ben het er alvast helemaal mee eens dat dit een zeer belangrijke oefening is en dat het misschien ook de mogelijkheid zal geven om ons politieke debat dat in de toekomst wellicht even scherp zal blijven, te onderbouwen en te objectiveren in allerlei richtingen. Maar ik ben ook wel gecharmeerd door de uitspraken, die ik ook zal onthouden, dat het in essentie geen besparingsoefening maar een hervormingsoefening moet zijn. Het basisopzet is dus niet om te besparen. Het is natuurlijk ten dele een efficiëntie-oefening maar voor mij moet het ook een slagkrachtoefening zijn. Hoe realiseert de Vlaamse overheid op de beste manier de doelstellingen die ze wil behalen en beschikt ze daartoe over voldoende slagkracht?
Minister, we hebben in het verleden, wanneer het ging over besparingen, al gedebatteerd over een aantal van uw bevoegdheden, meer specifiek over overheidspersoneel en ambtenaren. Ik beweerde dan dat een aantal diensten een aantal doelstellingen niet halen als gevolg van onderbezetting. Ik wil daar inhoudelijk niet op vooruitlopen maar ik vraag me gewoon af of die oefening ook in die Vlaamse brede heroverweging zit. Ik heb die vraag vorige week ook gesteld aan minister Beke naar aanleiding van een ander debat. Hij zei dat de signalen over onderbezetting bij het agentschap Zorg en Gezondheid niet worden meegenomen in de Vlaamse brede heroverweging. Het zou me bevreemden dat dit geen inherent deel zou zijn van het debat want finaal is het toch een van de afwegingen die we moeten maken. Wat kunnen we doen met de mensen die we hebben en hoeveel en welke mensen hebben we nodig voor wat we willen bereiken? Dat lijkt mij een van de fundamentele vragen wanneer het gaat over hervormingen en slagkracht. Vandaar mijn aanvullende vraag: hoe past overheidspersoneel hierin?
Minister Somers heeft het woord.
Collega Van Miert, u hebt gelijk. En ik denk dat ik ook in die toon heb geantwoord. Wanneer wij aan werkgroepen, aan externen en aan de eigen administratie vragen om een grondige oefening te maken, zonder onmiddellijk aan politieke stellingname te doen, dan moeten wij hen ook de ruimte laten om die oefening te maken en niet vanaf het begin staan zwaaien met veto’s, een casus, of dat zelf proberen in te vullen of naar onze hand te zetten. Daar ben ik het volkomen mee eens. Het is ook in die geest dat ik heb geantwoord. Ik heb de vraag van collega Tommelein ook niet zo begrepen. Hij vroeg om het kader te schetsen waarbinnen die oefening verloopt. Daarbij heeft hij de bezorgdheid uitgedrukt over het krappe tijdskader. Ik denk dat dit een terechte bezorgdheid is binnen de schoot van de hele regering.
We vragen veel van die werkgroepen. Laten we daar eerlijk in zijn. We zouden daar ook twee jaar aan kunnen werken maar de tijd dringt, we moeten die relance kunnen opstarten. We moeten die groepen nu op een goede manier laten werken. En wanneer zij hun rapport opleveren, zullen we daar heel goed over kunnen discussiëren.
Mijnheer Vaneeckhout, vanuit mijn perspectief moeten we niet te veel strakke richtlijnen opleggen. Er zijn een aantal invalshoeken waar die werkgroepen mee aan de slag moeten. En wanneer daar elementen aan bod komen die u benoemt en die voortvloeien uit hun werking, ben ik ervan overtuigd dat die werkgroepen matuur genoeg zijn om dat mee aan te kaarten en in beeld te brengen. We hebben dat tamelijk opengelaten. Ik denk dat dit ook de filosofie is van onze minister van Begroting, collega Diependaele, die daar eigenlijk het voortouw in neemt en die dat kader op een zeer vakkundige manier bewaakt.
Er is momenteel veel ruimte om die oefening te maken. Ik vind dat ook gezond. Wanneer we dan toch een grote overweging moeten maken – het is niet voor niets een Vlaamse brede heroverweging – moeten we ook wat breder durven gaan. En de scope komt dan wel. Ik hoop dat uit die verschillende rapporten inderdaad een aantal heel interessante suggesties komen over hoe we de dingen zelf beter kunnen doen, hoe we een aantal dingen door anderen kunnen laten doen en hoe we de lokale besturen en de mogelijkheden die daar zitten meer kunnen valoriseren om een efficiënt beleid te voeren.
Wanneer u spreekt over hervormingen, en ik ben blij dat u dat vanuit een hervormingsperspectief doet, dan gaat het natuurlijk ook over efficiëntie. Hervormingen en efficiëntie zijn niet tegenstrijdig. Hervorming en slagkracht zijn ook niet tegenstrijdig. We hervormen niet om te hervormen maar net om een efficiëntere en slagkrachtigere overheid te krijgen. Een overheid die veel meer dan vandaag haar eigen ambities kan realiseren. Ik zie daar geen tegenstelling en u ook niet, denk ik. Ik denk dan ook dat dit de filosofie moet zijn waarmee we aan de slag gaan.
Dat er in die hervormingsoefening over gewaakt wordt dat elke euro belastinggeld zo goed mogelijk wordt besteed en dat daar zuinig mee wordt omgesprongen, lijkt me de essentie van elke hervorming. Ik denk dat geen enkele partij daartegen is. We mogen niet vergeten, en collega Diependaele heeft dat ook al gezegd, dat ons nog een grote oefening te wachten staat. Na de coronacrisis moeten we de inkomsten en uitgaven opnieuw samen laten sporen, wat een inspanning van velen zal vragen. Daar een beetje creatieve en ‘out of the box’-pistes proberen te vinden, lijkt me een belangrijk onderdeel van een dergelijke oefening. En het lijkt me evident dat daarbij rekening wordt gehouden met de elementen die u hebt aangekaart. Ik kan me niet inbeelden dat men dat helemaal niet doet. Ik denk dat er ruimte is voor de groepen om daarover na te denken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.