Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister-president, het Vlaams relanceplan Vlaamse Veerkracht zou voorzien in enkele grote werven en hervormingen om de Vlaamse begroting opnieuw op een traject richting een budgettair houdbare positie te brengen. Een daarvan is de brede heroverweging, een nieuwe oefening waarbij de Vlaamse uitgaven zeer grondig zullen worden doorgelicht op efficiëntie en effectiviteit. Ook zal men de kostendekkingsgraad van bepaalde diensten onderzoeken. Dit is een zeer grootschalige operatie, waarvoor binnen het relancebudget 10 miljoen euro is voorzien, onder andere voor het inschakelen van extra capaciteit. De resultaten worden vooropgesteld tegen volgende zomer.
Uit de mededeling van minister Diependaele aan de Vlaamse Regering op 4 december 2020 bleek dat voor elk beleidsdomein een projectgroep zou worden opgericht, die een plan van aanpak moet opmaken voor de doorlichting binnen dat domein. Verder werd een overkoepelende stuurgroep voorzien, die de samenhang en consistentie dient te bewaken. De projectgroepen moesten tegen eind januari hun plan van aanpak voorleggen aan de stuurgroep.
Ik vroeg mij af wat de stand van zaken is binnen ons beleidsdomein, Cultuur, Jeugd, Sport en Media, of beter: Cultuur, Jeugd en Media. Werd de scope van de doorlichting afgebakend? Welke grote uitgavenposten zullen worden doorgelicht? Welke prioriteiten ziet u in het kader van deze heroverweging voor het beleidsdomein Cultuur? We weten natuurlijk allemaal dat voor Cultuur heel wat subsidies voorzien worden.
Op basis van welke elementen en afwegingen zullen deze uitgaven worden geselecteerd? Welke criteria worden vooropgesteld?
Hoe zal de heroverweging binnen Cultuur concreet verlopen? Welk plan van aanpak ziet u daarvoor?
De resultaten worden beoogd tegen de zomer 2021. In het recent begrotingsrapport wees de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) op enkele aandachtspunten, zoals het korte tijdsbestek waarbinnen deze operatie uitgevoerd dient te worden. Zullen we deze timing halen, gelet op de wenselijke grondigheid van een dergelijke oefening en vooral ook de zaken die zullen worden meegenomen in de begrotingsopmaak?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw D’Hose, ik zal betrekkelijk kort antwoorden op uw vragen. Waarom? Omdat elke projectgroep de leiding en verantwoordelijkheid heeft over het schrijven van de doorlichting van zijn beleidsdomein. We hebben er uitdrukkelijk voor gekozen om dat proces niet politiek te gaan sturen. Het departement zit nu dus in de ‘driver’s seat’ hieromtrent. De resultaten van de doorlichting dienen als input voor de begrotingsopmaak 2022. Dan zal er ook duidelijkheid komen over welke uitgavenposten door de betrokken projectgroep werden behouden en waarom. Dat is de bedoeling: het departement doet het zelf, gechallenged door een externe partner, vandaar ook de aanstelling van externe capaciteit. Maar wij geven geen voorafgaande politieke sturing. Welke uitgavenposten bekeken worden, hangt dus af van de projectgroep.
Wat de resultaten tegen de zomer van 2021 betreft: de oefening zal inderdaad tegen dan opgeleverd moeten worden, maar ze steunt wel voor een groot stuk op bestaand onderzoek en interne expertise. Het departement besteedt enkel onderzoek uit in zoverre dat zinvolle resultaten kan opleveren binnen het gegeven tijdspad. Verder zal het eindrapport ook aanbevelingen bevatten voor diepgaander onderzoek, indien dat op basis van de opgeleverde oefening zinvol zou blijken.
In de zomer 2021 gebeurt een oplevering, maar dat is niet het einde van de oefening. Het gaat om het opleveren van elementen waarmee we voor de begroting aan de slag kunnen gaan. Maar het kan evengoed dat als we bepaalde zaken nader kunnen onderzoeken, dat tot nieuwe resultaten kan leiden, en dan wordt dat bekeken en worden er eventueel bijkomende opdrachten gegeven. Het departement samen met de externe partner zijn daar volledig autonoom in.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Dank u wel voor dit korte maar heldere antwoord. Ik was er me niet van bewust dat het een volledige administratieve oefening was. Op een bepaald moment zal de politiek moeten interveniëren en beslissen, lijkt me. In welke fase van het traject zou dat gebeuren?
De heer Pelckmans heeft het woord.
Dank u voor de interessante vraag, collega D’Hose, want dat is iets wat ons in de toekomst zal bezighouden. Groen staat, voor alle duidelijkheid, achter de principes van die overweging: het feit dat het niet politiek wordt gecoverd. Al zit natuurlijk in de keuze van het expertisebureau al een soort politieke handeling. Daar wil ik even op inspelen.
We hebben uit corona geleerd – en we hebben dat hier onder elkaar al vaak gezegd – dat net die sector heel zwaar is getroffen en dat we rekening moeten houden met wat er zich daar allemaal heeft afgespeeld. De sector was al verzwakt voor het begin van de coronacrisis, met de vele besparingen. De coronacrisis legde een aantal echte mankementen bloot, bijvoorbeeld over het kunstenaarsstatuut. Ze heeft ook nog eens geleerd hoe belangrijk eigen inkomsten voor veel van die organisaties zijn. Na de coronacrisis zullen we, vrees ik, moeten vaststellen dat de sector met een jaar achterstand de nieuwe uitdagingen zal moeten aangaan. Kortom, minister, allemaal redenen om erop aan te dringen om in die expertise toch voldoende cultuureconomische expertise binnen te brengen. Cultuur heeft een heel eigen economie en daar moeten we absoluut rekening mee houden als we tot goede eindconclusies willen komen.
Ten tweede, die eindconclusies – als die er komen, want dat hebben we toch ook wel geleerd uit uw eerste beleidsjaar – moeten echt genomen worden in overleg met de sector. Dat is een sector die zich niet laat muilkorven, wat goed is. Als je echt resultaat wilt boeken, dan zul je dat in overleg met de sector moeten doen, of we gaan opnieuw naar een gespannen relatie.
Dat zijn voor mij twee belangrijke bedenkingen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u wel, collega D’Hose, voor de vraag. Ook onze fractie is heel benieuwd naar waar dat uiteindelijk naartoe zal gaan. Zoals mevrouw D’Hose in haar vraag in de eerste paragraaf formuleerde, namelijk dat het de bedoeling is om de Vlaamse begroting opnieuw richting een budgettair houdbare positie te brengen, is mijn vraag heel eenvoudig: is dit in essentie een grote besparingsoperatie op het niveau van de administratie of gaat die nog breder?
De heer Meremans heeft het woord.
Collega’s, dat is eerder ook al aangekondigd. Laat nu eerst de projectengroepen hun werk doen. Het is altijd cool om te zeggen, bij elk domein – want die vragen worden ook nog op andere domeinen gesteld –, met de hakken in het zand: ‘daar niet en daar niet’. Zo gaan we er natuurlijk niet komen. Laten we nu gewoon afwachten. Laat die mensen hun werk doen. Als hun werk afgerond is, dan komt het debat dat we hier in de commissie meer concreet zullen moeten voeren over het budgettaire waar en hoe.
Ik begrijp wel dat de heer Pelckmans voldoende aandacht vraagt voor mensen die ervaring hebben binnen de cultuursector. Maar ik denk dat dit ook wel voor elke sector zal gelden, bijvoorbeeld ook voor de toeristische sector. Dat zal misschien ook voor andere sectoren gelden, en dat lijkt me ook logisch. Maar we kunnen moeilijk nu direct al voorafnames doen, we moeten gewoon afwachten.
Eén ding weet ik wel: willen we inderdaad een sector behouden in de cultuur, willen we een sector behouden in bijvoorbeeld landbouw, willen we een sector behouden qua bewerkstelling en dergelijke, dan moeten we echt wel teruggaan naar een begroting die dat allemaal aankan. Het feit dat we corona konden doorstaan, is voor een stuk dankzij een robuuste Vlaamse begroting. Ik neem aan dat iedereen daarvan ook wel overtuigd is.
Ik begrijp de bezorgdheden, maar ik denk dat we echt moeten wachten tot het werk afgerond is, en dat we daarna echt aan het debat kunnen beginnen.
De heer Brusselmans heeft het woord.
Ook onze fractie staat zeker achter het feit dat de politiek nog niet van in het begin betrokken is. De onafhankelijke – voor zover dat mogelijk is – expertise, dat is goed, maar dat mag natuurlijk geen excuus zijn om achteraf geen politieke beslissingen te durven nemen.
Ik stoor me een beetje aan wat N-VA zegt binnen het parlement, en wat N-VA zegt buiten het parlement. Als ik bijvoorbeeld eens Twitter lees – sinds gisteren weet ik van mevrouw D’Hose dat dat een platform is waar blijkbaar veel kiezers van ons op zitten –, dan zie ik bijvoorbeeld Theo Francken om de twee weken zeggen dat er te veel subsidies gaan naar dit, en te veel naar dat, en dat uit dit onderzoek blijkt dat dat niet goed gaat. Ik stel me dan de vraag, minister-president – en ik zal die aan u stellen in plaats van aan mezelf –: zult u bereid zijn om, met de expertise die hieruit voortkomt in het achterhoofd, toch de gedurfde politieke beslissingen te nemen waar wij al twee jaar op wachten?
Minister-president heeft het woord.
Mevrouw D’Hose, het is duidelijk dat de politieke ‘tranchering’ daarvan zal gebeuren op het einde, nadat die oefening is afgerond. Voor de zomer van 2021 moeten we die oefening krijgen. En het is niet omdat het departement a, b, c en d voorstelt, dat we ook a, b, c en d gaan doen, en dat we er niet a, c, d, e en f er eventueel nog aan toevoegen. Enfin, u begrijpt mijn beeld. Dat moet dus inderdaad nog politiek ‘getrancheerd’ worden.
Mevrouw Segers, het is geen besparingsoefening in de zin dat we aan elk departement gevraagd hebben om x procent van hun budget in te leveren om in een besparingsronde te steken. Dat is het niet. We hebben wel gevraagd om te kijken of elke euro die we erin stoppen ook goed rendeert. Het is niet omdat iets destijds ooit ontstaan is, dat het daarom vandaag, anno 2021, nog verantwoord is. Dat is dus wel een oefening die we vragen. Dat kan misschien op sommige gebieden ertoe leiden dat we er een hoger bedrag in steken, en elders minder. Ik wil daar niet op vooruitlopen. In ieder geval hoop ik dat we die oefening, globaal genomen, kunnen gebruiken om onze begroting op te smukken. Dat zou ik echt graag hebben, want er is echt wel een gigantische uitdaging die voor ons ligt. Maar de departementen hebben geen besparingsobjectief als dusdanig – 10 procent, 15 procent – opgelegd gekregen. Dat is het duidelijk niet. Het is wel een vraag naar effectiviteit en efficiëntie van de bestede middelen.
Mijnheer Pelckmans, wat betreft het overleg met de sector: wel, voordat we tot politieke tranchering overgaan, denk ik dat we overleg met de sector moeten houden, en dat zullen we ook doen. Wat betreft beslissingen voor de begroting en het meerjarenplan – want het gaat natuurlijk niet alleen over de begroting 2022 – in de richting van een begroting in evenwicht, zullen we waarschijnlijk nog andere maatregelen moeten nemen dan enkel de optelsom van de oefening die alle departementen zullen maken. Dat vrees ik, ik ben op dat vlak niet meer naïef.
In die zin zullen we dus ook daarna keuzes moeten maken, bij de opstelling van dat meerjarenplan. Dat is voor mij zonneklaar. En dan denk ik dat er rekening moet worden gehouden met die departementen die in het verleden al serieuze oefeningen hebben moeten maken en met die departementen die misschien wat meer buiten schot gebleven zijn. Dat is de moeilijke oefening waar we deze zomer en vlak na de zomer voor staan. Nu zou ik voornamelijk die departementen, ook het onze, aan het werk willen laten gaan, op basis van eigen inzichten, maar gechallenged door een externe partner die, mijnheer Pelckmans, qua interne competenties breed genoeg werkt om inderdaad inzichten in te brengen voor verschillende domeinen.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Ik kijk eigenlijk enorm uit naar het resultaat van deze oefening, want het kan echt wel boeiend zijn dat die externe partner eens naar een begroting kijkt, al is het maar om eens nieuwe inzichten te kunnen geven.
Twee, eens met de kam door die begroting gaan, ik denk dat dat nooit slecht is, inderdaad met het oog op efficiëntiewinsten.
Drie, mijnheer Meremans, ik ben het absoluut met u eens dat we het resultaat van de oefening mogen kunnen afwachten, maar ik denk dat het wel belangrijk is om die vragen te stellen als parlement, om te weten in welk kader er de komende maanden gewerkt zal worden en ook om te weten binnen welke timing de politieke beslissingen genomen zullen worden. Ik denk dat zoiets toch wel mogelijk moet zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.