Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Uit de werkbaarheidsmeting 2019 die werd uitgevoerd onder zo’n 15.000 werknemers en die de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) een tijdje geleden publiceerde, blijkt dat een grote meerderheid van de werknemers met een arbeidshandicap geen werkbaar werk heeft. De situatie zou er bovendien niet op verbeteren.
Uit de werkbaarheidsmeting blijkt dat werknemers met een handicap veel minder vaak werkbaar werk hebben zonder knelpunten, zoals stress, motivatieproblemen, gebrek aan leermogelijkheden of een onevenwicht in de balans werk-privé, dan andere werknemers. Voor de werknemers met een zware arbeidshandicap gaat het maar om 15,2 procent dat werkbaar werkt heeft en voor werknemers met een lichte arbeidshandicap om 32,9 procent. Bij de werknemers zonder arbeidshandicap is dit meer dan de helft.
Op basis van eerdere bevragingen door de SERV blijkt dat de werkbaarheid voor alle werknemers erop achteruitgegaan is, alle beloftes en initiatieven rond werkbaar werk ten spijt. De raad geeft wel toe dat plannen zoals de werkbaarheidscheques nog van recente datum zijn en dat een evaluatie daarvan nog niet mogelijk is. Anderzijds wijst de SERV ook op de coronacrisis die allicht ook een negatieve impact heeft en mensen met een arbeidshandicap allicht zwaarder treft. Het rapport raadt vooral aan om de bestaande ondersteuning en subsidies – bijvoorbeeld om de werkplek aan te passen – beter bekend te maken. Want maatwerk is nodig, klinkt het, net als communicatie, niet alleen met de betrokkene, maar met het hele bedrijf.
Minister, hoe duidt u de cijfers die geen verbetering aanduiden inzake werkbaar werk voor mensen met een arbeidshandicap? Kunt u meedelen welke initiatieven u neemt op basis van dit rapport? Onderschrijft u de conclusies ervan? Kunt en zult u een tandje bij steken inzake communicatie om de ondersteuning en subsidies beter bekend te maken? Welke conclusies trekt u uit de geuite bezorgdheid omtrent de gevolgen van de coronacrisis en welke initiatieven kunt u in dit verband desgevallend nemen? Welke initiatieven zult u in het algemeen nemen om het werk van mensen met een arbeidshandicap werkbaarder te maken?
Minister Crevits heeft het woord.
Het rapport van de Stichting Innovatie & Arbeid zoomt in op de antwoorden die werknemers met een zware of lichte arbeidshandicap hebben gegeven in het kader van de werkbaarheidsmonitor 2019. Aan de hand van de specifieke vraag “Ervaart u in uw dagelijkse bezigheden hinder door een handicap, een langdurige lichamelijke aandoening of een langdurige lichamelijke ziekte?” werd deze groep geïdentificeerd.
De werkbaarheidsmonitor wordt driejaarlijks afgenomen, de laatste keer in 2019, en 13.000 werknemers namen deel aan de bevraging. Op basis van die vraag werden 352 werknemers met een zware arbeidshandicap, 2.120 met een beperkte arbeidshandicap en 10.615 werknemers zonder arbeidshandicap onderscheiden. Het gaat dus niet noodzakelijk om werknemers die door de overheid ondersteund worden bij hun tewerkstelling. Het is belangrijk om dit mee in ogenschouw te nemen.
Deze specifieke onderzoeksvraag is sinds 2007 opgenomen in de werkbaarheidsmonitor. Soms zijn er weinig grote verschillen in de antwoorden tussen werknemers met en werknemers zonder arbeidshandicap.
De evolutie van de werkbaarheidsknelpunten bij werknemers met een arbeidshandicap komt deels overeen met die van werknemers zonder arbeidshandicap. De toename van de werkstress en de verbetering op het vlak van leermogelijkheden manifesteren zich bij alle werknemers.
Soms zijn er wel significante verschillen. Personen met een arbeidshandicap blijken bijvoorbeeld meer dan andere werknemers blootgesteld aan werkbaarheidsrisico’s in het werk. Zo evolueert de toename van de werkdruk en de emotionele belasting op een zeer negatieve manier.
De studie bevat zeer interessant cijfermateriaal en sterkt me ook in de overtuiging dat het ondersteunen van de tewerkstelling van personen met een arbeidshandicap niet ophoudt bij de aanwerving. Ook tijdens de job moet er ingezet worden op werkbaarheid. Daar knelt het schoentje. Zo nam minder dan de helft van de werknemers met een zware arbeidshandicap het jaar voor de bevraging deel aan een bijscholing of een bedrijfstraining. Ze worden vaker geconfronteerd met pestgedrag, ongewenst seksueel gedrag, geweld, intimidatie … Ze zijn vaker afwezig wegens ziekte en zeggen vaker ander werk te zoeken. We hebben dus een enorme uitdaging op dat vlak.
Werkbaar werk is voor iedereen een uitdaging, maar zeker voor personen met een arbeidshandicap. Het is ook van belang om de acties die we ondernemen en de informatie die we bundelen met de sociale partners via de website www.werkbaarwerk.be hieraan te toetsen. We werken ook aan informatie over telewerken, specifiek op maat van personen met een arbeidsbeperking.
Het is ook van belang om werkgevers te stimuleren naar meer inclusieve werkvloeren, wat we onder meer doen via de ESF-oproep (Europees Sociaal Fonds) ‘inclusieve ondernemingen’. Er is ook een bijhorend rapport van de Stichting Innovatie & Arbeid (STIA) waar aan de hand van concrete bedrijfscases getoond wordt hoe werkgevers omgaan met de tewerkstelling van personen met een arbeidshandicap. Wat me hierbij opvalt, is dat bepaalde aanpassingen die gebeuren voor een persoon met een arbeidshandicap in de praktijk vaak even nuttig en gewenst zijn voor personen zonder een arbeidshandicap. Nadien ziet niemand dit nog als een bijzondere aanpassing. Het zoeken naar een aangepaste jobinhoud in functie van de handicap is dus maatwerk, maar het komt niet enkel de persoon met een handicap ten goede.
Tot slot wil ik ook nog wijzen op het feit dat er heel wat instrumenten beschikbaar zijn om de werkbaarheid te ondersteunen. Zo zijn er de bijzondere tewerkstellingsondersteunende maatregelen, de Vlaamse ondersteuningspremie, de tolkondersteuning voor doven en slechthorenden, de terugbetaling van kosten als een persoon aangepast arbeidsgereedschap of werkkleding nodig heeft, ...
Maar ik ga zeker akkoord met de conclusies of handvaten die STIA voorstelt om het inclusief ondernemen te versterken.
Ik wil in dit kader toch ook nog even wijzen op het grote belang van het toekomstige decreet individueel maatwerk. Hier zijn immers natuurlijk grote risico’s aan verbonden. Als wij onoordeelkundig omgaan met individueel maatwerk, dan zou dat wel eens een ravijn kunnen worden voor mensen. Ik zeg het misschien wat explicieter dan gewenst. Maar die resultaten zijn net een van de redenen waarom ik omzichtig te werk ga. Het is van belang om voldoende begeleiding te voorzien. Ik heb het al eens gezegd: veel mensen kunnen die sprong maken, maar zonder begeleidingsrugzakje zal dat niet gaan, of zal de kans veel groter zijn dat het niet zal lukken.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. U hebt het zelf aangekaart: het is inderdaad niet altijd eenvoudig om dat werk op werkbaar werk af te stemmen en om dit binnen de mogelijkheden te houden.
We hebben vanmorgen ook al aangehaald dat men daar wat op de bevoegdheidsverdelingen stuit. Een gedeelte zit namelijk ook bij onze collega’s van de federale overheid. U hebt wel voldoende actieve instrumenten om die mensen aan het werk te krijgen, dus aan uw beleidsinzet is er zeker en vast geen gebrek. Maar het is natuurlijk ook wel een feit dat het, wegens financiële redenen, niet altijd zo simpel is om de mensen aan het werk te krijgen.
Ik vind ook dat we daar een voortrekkersrol in moeten spelen als overheid, met andere woorden, dat ook de overheid er werk van moet maken om nog meer mensen met een arbeidshandicap aan het werk te krijgen.
Minister, hoe ziet u dat?
Welk beleid gaat u eigenlijk voeren bij uw eigen overheidsdiensten met het oog op het voorzien van aangepast werk? Zult u daar ook voorzien in voldoende maatwerk?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ondertussen weten we dat uw zorg voor de meest kwetsbaren in de samenleving een grote zorg is. Ik onderschrijf alles wat u als antwoord gaf.
Ik zou nog twee concrete vragen willen stellen. Zult u bij de communicatie ook bijzondere aandacht hebben voor die zes risicofactoren die bij de werkzaamheidsmonitor zijn ontwikkeld, waar mensen met een arbeidshandicap meer vatbaar voor zijn? Als we inclusief ondernemen willen versterken, is het belangrijk dat het duidelijk is welke de zes risicofactoren zijn. Wordt daar aandacht aan besteed?
In het rapport staat dat werkbaar werk maatwerk is. Het is belangrijk dat er dan ook per sector sensibilisering is. Ik denk aan de twee sectoren waar ik het meest bij betrokken ben, de lokale besturen en onderwijs. Daar zie ik nog heel veel onwetendheid over de mogelijkheden die er zijn om mensen met een arbeidshandicap tewerk te stellen. Mijn specifieke vraag is of u ook aandacht hebt per sector om die sensibilisering mogelijk te maken.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Het is duidelijk dat werkbaar werk ook een gigantische uitdaging is. We zien sinds 2007 dat het minder goed gaat met de werkbaarheid. Momenteel zou iets meer dan de helft van de werknemers een werkbare job hebben zonder knelpunten. Als ik mij niet vergis, gaat het over 54,1 procent. In de commissie hebben we het al dikwijls gehad over dit thema. Jammer genoeg hebben wij niet alle hefbomen daarvoor in handen en zijn er heel wat maatregelen nodig die genomen moeten worden op het federale niveau. Die punten zijn gekend. Het zou ons nu te ver leiden om die eventjes te bespreken.
Ik was geschrokken over de berichtgeving over het feit dat heel wat mensen met een arbeidshandicap geen werkbaar werk hebben. Amper een op de zeven met een zware arbeidshandicap en een op de drie met een lichte arbeidshandicap heeft werkbaar werk zonder knelpunten. Dat zijn eigenlijk hallucinante cijfers. Die cijfers zijn wel abstract, maar dat zorgt ook voor discussie. We moeten ook beseffen dat achter die cijfers ook concrete mensen staan in reële situaties. Dat brengt ook meer nuance. Het raakt ook omdat we maar al te goed beseffen dat werknemers met een arbeidshandicap kiezen om die uitdaging aan te gaan. Ze laten de moed niet zakken en ze kiezen ervoor om te werken, soms in moeilijkere omstandigheden. Ik vind dat dat ons respect verdient, ook onze inzet om voor hen het onderste uit de kan te halen. Als we dat dan vergelijken met de werknemers zonder arbeidshandicap, stellen we vast dat er nog wel wat werk aan de winkel is.
Net als de minister viel mijn oog ook op het onderzoek van de Stichting Innovatie en Arbeid, die een aantal ondernemingen interviewde die werknemers met een arbeidshandicap in dienst hebben. Je ziet dan dat er heel wat boeiende verhalen zijn van ondernemingen die zich focussen op kansen voor de werknemers. Ze kijken niet naar de tekorten, maar richten zich vooral naar de oplossingen. Zeker een aanrader voor de collega’s om dat dossier eens door te nemen.
Tot slot wou ik ook heel graag de aandacht vestigen op de Vlaamse ondersteuningspremie (VOP) met individueel maatwerk dat nu verder wordt uitgewerkt. Ik hoop dat die instrumenten kunnen bijdragen om werkgevers beter te ondersteunen, meer te sensibiliseren om personen met een arbeidshandicap aan te werven.
Minister Crevits heeft het woord.
Eerst en vooral hebben we binnen de Vlaamse overheid streefcijfers. Collega Somers heeft streefcijfers binnen zijn bevoegdheid voor mensen met een beperking. Dat is, als ik me niet vergis, 3 procent bij de diensten van de Vlaamse overheid. We zitten voor de overheid op dit ogenblik op 2 procent. Er moet dus een tandje bij gestoken worden.
Mevrouw Malfroot, ik probeer zo weinig mogelijk de discussie tussen de beleidsniveaus op te poken. Ik vind dat u daar ook redelijk in bent, de ene dag al meer dan de andere. Au fond werken we wel goed samen. Ik vind het van belang dat we de eigen Vlaamse bevoegdheden ook uitputten. Ik weet dat ik ook afhankelijk ben van anderen, maar we kunnen nog heel veel doen op het vlak van communicatie over onze eigen maatregelen. Ik haal er een voorbeeld uit: je kunt advies aanvragen over de werkbaarheidscheques. Dat wordt veel te weinig gebruikt. Er is de mogelijkheid om dat in te zetten. Ik begrijp dat niet goed. We proberen iedereen daar volop warm voor te maken. Het is al beter, maar het kan nog veel beter.
Mevrouw Vandromme, de begeleiding nemen we in het individueel maatwerk volop mee. Het is een Vlaams element en we kunnen dat op Vlaams niveau volledig zelf regelen. De factoren worden niet specifiek meegenomen in de communicatie. Het zijn theoretische concepten, zoals taakvariatie en autonomie. Die concepten vertalen we in concrete maatregelen, maar over de concepten zelf wordt niet actief gecommuniceerd. Ik zie daar ook niet onmiddellijk de meerwaarde van in, maar we concretiseren ze wel.
Mevrouw Claes, bedankt voor de ondersteuning van de VOP en het individueel maatwerk, mits de nuance die ik ook heb gemaakt. Er zou een ESF-oproep kunnen worden gelanceerd over anders organiseren, leidinggeven of werkbaarheidsoplossingen in de dienstenchequesector. Dat zijn allemaal interessante tools om in te zetten. Voilà, dit is mijn antwoord op uw vragen, maar er is nog heel veel werk aan de winkel. Dat moet ik ook wel erkennen.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, u verwijst zelf naar die wetgeving. Die is eigenlijk duidelijk. Als iemand die redelijke aanpassingen op de werkvloer weigert, dan is dat zelfs een vorm van discriminatie. Waarin die wetgeving nog niet voorziet, is in sancties bij de niet-naleving van de voorwaarden om dat re-integratietraject te starten of te beëindigen. Ik kan me wel inbeelden dat die voorwaarden bijgevolg wel eens worden geschonden en dat dat tot misbruik kan leiden. Voor personen met een handicap is het ook niet altijd eenvoudig om moeilijkheden op het werk aan te kaarten, ondanks het feit dat die werkgevers wel goede bedoelingen hebben. Soms blijkt in de praktijk dat die werkplek onvoldoende is aangepast aan de noden van de personen met een handicap. Ik verwacht van u dat u samen met de werkgevers aan een sensibiliserend beleid werkt, dat hen aanzet om meer in werkbaar werk te voorzien, en dit natuurlijk met de overheidsinstellingen in een voorbeeldrol.
De vraag om uitleg is afgehandeld.