Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Rzoska heeft het woord.
Goeiemorgen collega’s. Minister, ik ga u inderdaad een vraag stellen over de vergroening van de Vlaamse economie, op basis van het rapport van het Departement Omgeving. Zij hebben voor de derde keer een monitoring uitgevoerd. Uw collega, minister Demir, heeft daar ook al op gereageerd, omdat het natuurlijk ook voor een stuk haar bevoegdheid is, het is wat verdeeld. De minister gaf aan dat ons beleid in vergelijking met de buurlanden minder streng is, met alle gevolgen van dien. Ze gaf ook toe dat ze een stevig tandje bij wil steken.
De monitor, zoals ik die bekeken heb, en vergeleken met de vorige twee monitoren, roept toch wel wat vragen op omtrent de concurrentiepositie van onze Vlaamse economie. Vandaar dat ik ook de vraag wil stellen aan u, als minister van Economie.
Eerst het goede nieuws. Een hele reeks indicatoren voor een groene economie evolueert de voorbije jaren in positieve zin, en dat is goed natuurlijk.
Als we dit internationaal vergelijken, zien we dat een aantal buurlanden toch wel een stuk voorsprong hebben genomen.
De Vlaamse economie vergroent, maar veel trager dan de economie in andere Europese landen of in onze buurlanden. En dat terwijl groene indicatoren, bijvoorbeeld voor de uitstoot van broeikasgassen, materialen- en energieverbruik, in verhouding tot ons bruto binnenlands product steeds belangrijker worden om de productiviteit van onze economie reëel in te schatten. Op al deze vlakken verliezen we stelselmatig terrein ten opzichte van andere landen. Op het vlak van broeikasgasproductiviteit zitten we zelfs achteraan in de middenmoot. We halen een – in mijn ogen toch – beschamende 24e plaats, terwijl het klimaatneutraal maken van onze economische productie toch wel een prioritaire, zelfs dé prioritaire uitdaging is.
Dat is niet alleen slecht nieuws voor onze leefomgeving maar ook slecht nieuws voor onze economie en voor onze ondernemingen. In de nieuwe race om de economie zo snel mogelijk te verduurzamen, begint Vlaanderen namelijk achterop te hinken en spreekt het rapport zelfs van een ‘klimaathandicap’. Waar we vroeger misschien een loonhandicap hadden, blijkt er nu een nieuw fenomeen op te duiken, dat van de klimaathandicap.
Vlaanderen scoort inzake groene indicatoren zelfs slechter dan België. We doen het op sommige vlakken dus minder goed dan de twee andere gewesten. Dat heeft natuurlijk – ik ben daar niet blind voor – te maken met de klimaatintensieve productie in onze havens en in de petrochemie, maar het geeft tegelijk aan dat de uitdagingen voor onze Vlaamse economie groter zijn. De monitor stelt ook vast dat andere landen met vergelijkbare klimaatintensieve sectoren er relatief beter voor staan.
Het Vlaams beleid scoort slecht als het gaat om de productie van hernieuwbare energie: daar staan we gewoon op de allerlaatste plaats, wat toch echt niet goed is. En het geknoei rond de terugdraaiende teller voor de zonnepanelen geeft aan dat er niet meteen uitzicht is op een spectaculaire remonte. Wat de vergroening van onze belastingen betreft staan we op de 20e plaats, terwijl de totale belastingdruk bij ons juist erg hoog ligt. Minder lasten op arbeid en meer op vervuilende emissies, ligt natuurlijk voor de hand. Maar plannen in die richting worden steeds weer vooruitgeschoven of weggeduwd, nog voor ze goed en wel gelanceerd zijn. Ik denk daarbij aan de kilometerheffing en de koolstofheffing, zelfs als die er op Europees niveau komen. Voor ruimteproductiviteit halen we een 17e plaats. Ook wat de tewerkstelling binnen de cleantech-sectoren betreft, doen we het niet goed. Op dit moment zitten slechts 1,3 procent van onze jobs in groene sectoren, terwijl dat in Duitsland enkele jaren geleden al 6,4 procent was. Alleen op het vlak van het recycleren van afval staan we aan de kop. Maar het aandeel gerecycleerd afval loopt wel terug en een aantal Duitse deelstaten zijn ons intussen feestelijk voorbijgestoken.
Bij onze Vlaamse bedrijven is de wil nochtans erg groot om mee de groene omslag te maken. Maar dan is er ook nood aan een sturend en ondersteunend beleid van de overheid. Vorig jaar stelde het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) de roadmapstudie ‘Naar een koolstofcirculaire en CO2-arme Vlaamse industrie’ voor. Uit deze studie bleek eens te meer hoe groot de uitdagingen zijn voor Vlaanderen.
Bij de voorstelling van de monitor bijna twee weken geleden pleitte professor Koen Schoors voor een beleidsbenchmark: naast groene productiviteitsindicatoren hebben we nood aan echte beleidsindicatoren om uit te maken of we op het vlak van de vergroening van onze economie en op het vlak van groene concurrentiekracht onze doelstellingen halen. Europa legt met haar Green Deal de lat terecht erg hoog. Vlaanderen heeft er alle belang bij om een sterk beleid rond de vergroening van de economie uit te tekenen, beleidsdoelstellingen voorop te stellen en die ook geregeld te evalueren. Meten is weten, stellen de opmakers van de monitor. Het zou geen goede zaak zijn dat Vlaanderen op het vlak van groen economisch beleid grotendeels blind zou varen.
Minister, welke besluiten trekt u uit de monitoring? Bent u het ermee eens dat we op het vlak van groene economie achterophinken? Bent u het met mij eens dat dit een bedreiging inhoudt voor de concurrentiepositie van onze Vlaamse bedrijven?
Bent u bereid om deze monitoring verder te verfijnen door duidelijke beleidsdoelstellingen te formuleren die dan ook door uw diensten op de voet opgevolgd kunnen worden?
Is dit rapport voor u aanleiding om de moonshot ‘Vlaamse industrie koolstofcirculair en CO2-arm tegen 2050’ bij te sturen of verder concreet in te vullen? Moeten een aantal onderzoeksprojecten en investeringen niet naar voren gehaald worden in de tijd omdat Vlaanderen anders de race met de andere Europese en OESO-landen dreigt te verliezen? Moet de ambitie niet scherper, bijvoorbeeld echt gaan voor een klimaatneutrale industrie in Vlaanderen in 2050, wat iets anders is dan een ‘klimaatarme’ industrie?
Is het niet nodig om de instrumenten van strategische ecologiesteun aan bedrijven, bijvoorbeeld in het kader van de geplande brede heroverweging van uitgaven, opnieuw te bekijken, en al zeker de tegemoetkomingen die worden gegeven aan energie-intensieve bedrijven en grote uitstoters van broeikasgassen in het kader van de compensatie van carbon leakage?
Zult u specifieke stimuli voorzien om de tewerkstelling in de cleantech in Vlaanderen de hoogte in te krijgen, bijvoorbeeld ook op vlak van opleiding en omscholing?
Tot slot: is het ook niet nodig om werk te maken van een geloofwaardige groene fiscaliteit op Vlaams niveau? Vreest u niet dat het uitblijven van groene fiscale stimuli uiteindelijk bijzonder kwalijk zal uitpakken voor onze industrie? Is het in die zin niet verstandig om zeker voorstellen voor een groene belastinghervorming op Europees of federaal niveau alle kansen te geven?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Rzoska, dat is een hele batterij vragen die ook wel eens een gedachtewisseling zouden rechtvaardigen, vind ik persoonlijk. Dat rapport is bijzonder interessant. Ik heb zelf, net als u, de voorstelling van die indicatoren met veel interesse gelezen, maar wel na de publicatie. Dat is eigenlijk een aandachtspuntje waarover ik met de publicisten van gedachten zou willen wisselen. Om ineens al op uw tweede vraag te antwoorden, denk ik dat het een goed idee zou zijn om voortaan, zeker als het gaat over de gevolgtrekkingen qua economische beleidsvoering, het monitoringrapport ook eens met het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) te evalueren voor de publicatie. Nu is dat zo reactief, twee jaar geleden, terwijl het eigenlijk goed zou zijn, als je echt vooruit wilt, om dat op voorhand te bekijken. Je krijgt dan ook meer een transversaal rapport. Nu heb ik het gevoel dat ik een rapport krijg van een andere dienst en daarop moet reageren. Als je naar ons relancebeleid kijkt, wil ik een groene en duurzame relance. Dit indicatorenrapport gaat tot 2018, dat is dus een paar jaar geleden. Ik ga toch spreken met collega Demir en de mensen die het opmaakten om te kijken of je er niet een eigen rapport van kunt maken, waardoor economie niet ten opzichte van die indicatoren staat, maar waardoor je er een gedragen geheel van maakt. Dat is mijn persoonlijk sentiment bij het begin van de antwoorden op uw vragen.
De indicatoren tonen aan dat Vlaanderen voor alle sectoren samen een hoge intensiteit heeft wat betreft broeikasgasemissies, materiaalgebruik en energieverbruik. Zoals u ook terecht aangaf, is dit deels het gevolg van onze economische structuur als kleine regio met een heel sterke vertegenwoordiging van staal, chemie en petrochemie. Wij zijn wereldwijd bijzonder sterk op dat vlak. Specifiek voor Vlaanderen speelt ook het effect van toegevoegde waarde die naar hoofdkantoren in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gaat, tegenover de productie-uitstoot in Vlaanderen. Je moet dat dus ook een beetje in rekening brengen.
Wij leveren veel innovatie-inspanningen om de transitie naar een groene economie waar te maken. Dat zie je bijvoorbeeld aan de hoge indicator van octrooien in de groene economie. Maar die innovatieprojecten hebben natuurlijk pas effect op langere termijn voor de bestaande installaties. Als je naar de indicatoren kijkt, zie je dat we goed zitten, maar je ziet dat nog niet onmiddellijk op het terrein, effectief naar realisaties.
De acties die rechtstreeks als verminderingen zichtbaar zijn in de emissies, komen van efficiëntie-maatregelen. Daarin heeft Vlaanderen al een lange historiek – dat weten we, collega Rzoska – via het convenantenkader sinds 2002 en de energiebeleidsovereenkomst sinds 2014. Deze hebben ervoor gezorgd dat de Vlaamse energie-intensieve industrie bij de wereldtop behoort wat efficiëntie betreft. De cijfers qua productiviteit per CO2-uitstoot zijn spectaculair vooruitgegaan, maar het blijft nog altijd een energie-intensieve sector. We produceren hier in Vlaanderen staal met een zeer lage CO2-uitstoot per ton staal, maar relatief gezien weegt deze uitstoot flink door in onze totale economie, daar kun je niet omheen.
Het potentieel voor nog verdere efficiëntieverbeteringen op dat vlak is een beetje kleiner geworden met de jaren. De uitdaging is dus verhoudingsgewijs groter en vraagt echt diepgaandere transities naar een groene en circulaire economie. Dat is ook een van mijn werkpunten en ook een van de werkpunten van ons beleidsdomein. Ik geef een paar voorbeelden, ik ga er straks nog dieper op in. We hebben de bestaande initiatieven zoals de speerpuntclusters met onder andere Catalisti, het Moonshotprogramma, de waterstofinvesteringen – waar ik heel veel van verwacht –, de ecologiepremie+ en de strategische ecologiesteun (STRES). Die getuigen daarvan.
We hebben de Klimaatsprongstudie over de context voor de transitie van onze basisindustrie. Die is juist uitgevoerd om de uitdagingen beter in kaart te brengen. We hebben het er al over gehad.
In het Vlaamse pakket relancemaatregelen is een heel stevig budget voorzien om de komende jaren een extra boost te geven aan de vergroening van onze economie. De focus van het Vlaamse Relanceplan is duurzaam, groen en digitaal. We lanceren hiermee een duurzaam innovatie-offensief met onder andere 125 miljoen euro voor waterstof; 15 miljoen euro voor circulaire maakindustrie, 10 miljoen euro voor circulair bouwen, 10 miljoen euro voor waterbesparende maatregelen bij bedrijven. Daarnaast – ook niet min – zijn er nog 100 miljoen euro voor onderzoeksinfrastructuur en Onderzoek en Innovatie voorzien, waarvan een deel dus gaat naar duurzaamheid.
Het monitoringrapport geeft maar heel algemene indicatoren voor onze Vlaamse economie over alle sectoren heen. Collega Rzoska, ik vind het jammer, ik zou liever die verfijning zien om daar beleidsmatig mee aan de slag te gaan. Dat is weer een argument om grondiger die monitoring te bekijken. Er lopen al initiatieven om een gerichte correcte opvolging te kunnen opstellen.
Onderzoek naar de Monitor Circulaire Economie bij Steunpunt Duurzaam Materialenbeheer (SuMMa) wordt verwacht eind dit jaar. Er is de monitor Vlaamse Bio-economie als onderdeel van het nieuwe beleidsplan bio-economie waarvoor eind vorig jaar een project werd gestart. We werken aan nieuwe labels van innovatieprojecten volgens de transitiethema’s klimaat, circulaire economie en digitalisatie. Hiermee zal duidelijker worden welke inspanningen er nu al geleverd worden om de transities te ondersteunen, en welke instrumenten hierbij van belang zijn. We moeten van algemene indicatoren naar indicatoren op maat gaan. Dan kunnen we heel gericht, zoals u zelf suggereerde, de steuninstrumenten aanpassen om meer hefboomeffect te creëren.
Vorige vrijdag heeft de Vlaamse Regering de inkanteling goedgekeurd van het steunpunt Economie in ECOOM, het expertisecentrum dat het Vlaamse O&O- en innovatielandschap in kaart brengt. Een van de nieuwe onderzoekslijnen voor de komende periode wordt duurzaam ondernemen. We willen een barometer opstellen van de integratie van duurzaamheid, in het bijzonder van de ‘vergroening’ in de bedrijfsstrategie van onze kmo’s. Dit wordt heel erg belangrijk om betekenisvolle stappen voorwaarts te kunnen maken.
Over het moonshot-initiatief hebben we het hier al enkele keren gehad. Eén nuance, collega, we hebben het nergens over ‘klimaatarm’, maar wel over ‘CO2-arm’. We gaan CO2 niet helemaal kunnen vermijden, wel de uitstoot maximaal verminderen.
De moonshot gaat trouwens over basisonderzoek, en mikt op technologieën die tegen 2050 in productieomgeving op grote schaal moeten werken. Het is basisonderzoek, het duurt een tijdje om dat gerealiseerd te krijgen. Dat is een heel andere horizon dan van dit monitoringrapport, dat kijkt naar het nu, het is te zeggen naar 2018.
We hebben vorig jaar juist die heel uitgebreide contextanalyse laten uitvoeren om een duidelijk transitiepad voorop te stellen, met een aantal onderzoeksthema’s waarmee we een doorkijk naar de toekomst kunnen maken. Ik heb bij de voorstelling van de conclusies van de studie heel expliciet het verhaal verbreed van moonshot naar klimaatsprong, net om te benadrukken dat basisonderzoek absoluut niet voldoende is, dat we stappen voorwaarts moeten maken op het terrein. Dat gaat over investeringen voor CO2-opvang, -transport en -verwerking, over chemische recyclage van kunststoffen en de logistiek daarrond, over de verschuiving van fossiele brandstof naar elektriciteit en waterstof enzovoort. Ik pak die klimaatambitie echt vast, want zoals u zei, op het terrein zijn de bedrijven klaar, ze willen echt die sprong maken. Dat is een enorme mindshift in vergelijking met vijf of tien jaar geleden. Je ziet dat daar enorme evoluties zijn doorgemaakt.
Ik denk dat men het ook niet mag verengen tot de moonshot zelf. We hebben vorig jaar meer dan 60 miljoen euro aan innovatiesteun besteed voor projecten van bedrijven in het domein van energie, klimaat en circulaire economie, met ook heel wat projecten met een kortere horizon. Catalisti, Flux50 en De Blauwe Cluster gaan elk jaar ook ruime middelen ter beschikking stellen van projecten waarin bedrijven heel concreet werken aan klimaatoplossingen en die een heel kleine afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Voor mij moet dat absoluut ook in rekening worden genomen.
Dan was er uw vraag over onze instrumenten vandaag. We hebben het al heel vaak gehad over de instrumenten met betrekking tot ‘carbon leakage’. U hebt het even aangehaald, en het haalde vandaag of gisteren de media: voor mij kan de ‘carbon border tax’ een enorm verschil maken om de import van goedkope en milieuonvriendelijke producten af te weren. Ik heb daar met onze staalindustrie heel diepgaande gesprekken over. U weet dat bijvoorbeeld ArcelorMittal het milieuvriendelijkste staal van heel de wereld maakt, maar als je geen carbon border tax hebt, dan zitten die natuurlijk met een enorme handicap. Dan dreigen veel goedkoper geproduceerde zaken hier binnen te komen. Ik wil wel een nuance maken daarbij. Bij het ontwerpen van dat mechanisme moet je heel goed opletten voor onze exporterende bedrijven. Dat zal dus echt maatwerk zijn om de doelstelling te bereiken waaraan u ook refereert en die ook voor onze carbon leakage en de steun we geven, voor een stuk een oplossing kan bieden. Ik verwacht daar dus echt toch wel iets van. Er moet echter voor worden gezorgd dat dat echt goed op maat gemaakt is.
Ik vraag me ook af of de totale uitstoot van CO2 in ton per jaar de beste parameter is om het milieuvriendelijke karakter van een bedrijf of een productie-eenheid te beoordelen. Het is wat mij betreft minstens even zinvol om parameters te hanteren die de efficiëntie van de productie karakteriseren, bijvoorbeeld de hoeveelheid vrijgekomen CO2 per kilogram eindproduct. Door een vergelijking met andere bedrijven of productie-eenheden in Vlaanderen en wereldwijd kan men eigenlijk een beter beeld krijgen van het milieuvriendelijke karakter van een sector.
Wat de instrumenten betreft, ik ben zeker bereid om die te verfijnen. We doen dat nu ook, trouwens. Inzake O&O heeft de regering nu bijvoorbeeld een steunmechanisme goedgekeurd om terug te betalen voorschotten te verschaffen, bijvoorbeeld voor waterstofinvesteringen die dicht bij de markt staan en die men dus niet meer moet subsidiëren. Door budgetten zo onder de vorm van voorschotten ter beschikking te stellen, kunnen we eigenlijk het gat verkleinen dat er vandaag is tussen onderzoek en daadwerkelijke productie. We zijn dus eigenlijk permanent onze instrumenten aan het verfijnen, ook om die klimaatsprong en die duurzaamheidsprong beter te kunnen maken.
Collega’s, sorry voor het lange antwoord, maar ik vind dat rapport wel vrij fundamenteel. We mogen het daar dus wat uitgebreider over hebben.
Ik kom tot de vraag over de stimuli qua tewerkstelling. Ik ben zeker bereid om dat wat diepgaander te bekijken. Ik wil wel meegeven dat we cleantechopleidingen vandaag al stimuleren. Met de Vlaamse opleidingsincentives, namelijk het opleidingsverlof, de opleidingscheques en het opleidingskrediet, willen we het volgen van arbeidsmarktgerichte opleidingen door werknemers een duwtje in de rug geven. Alle opleidingen die leiden tot een knelpuntberoep, komen daarvoor in aanmerking. Onder de STEM-noemer kunnen opleidingen die gerelateerd zijn aan cleantech, worden ingediend voor erkenning. Men moet wel een beetje opletten met vergelijkingen met andere landen. Het rapport zegt zelf dat elk land in dezen een eigen benadering heeft gebruikt, en dat voor tewerkstelling in de milieusector alleen federale gegevens ter beschikking waren. We willen dus ook wel eens bekijken of dat kan worden verfijnd.
Om een duidelijker zicht te krijgen op de competenties die nodig zijn op onze arbeidsmarkt om die klimaattransitie te realiseren, heb ik een VIONA-onderzoek (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering) besteld. Dat heet ‘Een skills roadmap voor de Vlaamse klimaattransitie’. Ik heb vernomen dat het rapport heel binnenkort wordt opgeleverd.
Dus zodra we het eindrapport hebben, zal ik het aan de commissie overmaken. Want net hier, collega Rzoska, kun je zien waar we op het vlak van opleidingen nog meer kunnen doen om die klimaattransitie te realiseren. Ik stel voor dat we wat dat betreft nog even afwachten.
Er is ook een traject lopende rond Vlaanderen Circulair. We werken heel intens aan de circulaire maakindustrie. U zei terecht dat we wat recyclage betreft aan de top staan maar er is nog heel veel marge om extra tewerkstelling bij ons te genereren. Er gaat heel veel aandacht naar elektronica. Dat is belangrijk voor de cleantechsector. We brengen momenteel de opportuniteiten in kaart. Tegen de zomer zouden we daarvoor een nieuw beleidsplan klaar kunnen hebben. Vlaanderen is hier al sterk gepositioneerd. Ik verwijs bijvoorbeeld naar het Thorpark waar ik maandag digitaal aanwezig was en waar nu een campus wordt gebouwd voor slimme en duurzame maakbedrijven. Het is dus echt wel enorm wat er momenteel op het terrein beweegt.
Uw laatste vraag is de moeilijkste om enkel Vlaams te beantwoorden, collega Rzoska. Groene fiscaliteit is een thema met een zeer belangrijk federaal luik en waarin verschillende domeinen samenkomen zoals de verkeersbelastingen, en waar gewestelijke cijfers ook niet altijd zo scherp af te lijnen zijn. Maar het is juist dat de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) België al jaren aanraadt om lasten van arbeid te verschuiven naar milieu. Het monitoringrapport refereert voor Vlaanderen aan een studie van 2016. Zij hebben eigenlijk net het rapport gemist van de auteurs van het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) van eind december 2020. Het is nuttig om dat rapport eens mee te bekijken. Je komt daar eigenlijk automatisch op als je doorklikt op de link in hun eigen rapport. In dat nieuwe rapport van 2020 staat net dat er sinds 2015 een belangrijke shift richting vergroening van het belastingstelsel is ingezet.
Collega Rzoska, ik zeg niet dat het niet beter kan, maar het rapport is wel een beetje gedateerd op dat punt omdat het onderzoek van 2020 niet meegenomen is.
Met het feit dat we een groene belastinghervorming op Europees of federaal niveau zouden afblokken, ben ik het niet eens. U had dat verwacht natuurlijk, want ik zie uw glimlach op het scherm. We zijn met onze zeer open economie uiteraard wel zeer behoedzaam voor een gelijk speelveld met onze voornaamste economische concurrenten, maar dat houdt zeker niet in dat we geen shift willen. Ik zal trouwens de voorstellen in het kader van de Green Deal kritisch maar met een zeer open vizier bekijken. Het is absoluut noodzakelijk, en zoals u zelf zegt, hebben we er in Vlaanderen ook alle belang bij, dat onze economie verduurzaamt.
Ik wil afsluiten met een positieve, persoonlijke noot. Ik was gisteravond aanwezig op de uitreiking van de Womed Award in Turnhout. Dat is een award voor de beste vrouwelijke ondernemer. Er zijn twee categorieën: jeugd en minder jeugdigen. Zowel bij de jeugd als bij de grotere ondernemingen zie je dat er enorme aandacht is voor duurzaamheid en circulariteit. Ik vind het zeer hoopgevend – het zijn vrouwelijke ondernemers in casu – om te zien waar jonge starters mee bezig zijn. Dit als positieve afsluiter op uw basisvraag welke stappen we kunnen zetten om groener en duurzamer te ondernemen. Als je de basisondernemingen meekrijgt en als je ziet dat ook starters er heel veel aandacht voor hebben, dan weet je dat er een enorm potentieel klaarligt om die klimaatsprong ook in Vlaanderen te maken.
– Robrecht Bothuyne treedt als voorzitter op.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik wil u eigenlijk hartelijk danken voor uw ongelooflijk uitgebreide antwoord. Ik had het natuurlijk zelf uitgelokt maar het is, zoals u zelf zegt, een heel belangrijk thema. Vandaar dat ik ook vind dat we daar terecht heel lang bij moeten stilstaan. Trouwens, uw suggestie aan de commissie om daar eens een gedachtewisseling over te houden, moeten we zeker opnemen in de regeling van de werkzaamheden want er zit heel veel materiaal in dat rapport. Maar ik begrijp ook wel uw persoonlijke noot. Ook voor mij was het een beetje vreemd dat een dergelijk rapport vanuit het departement Omgeving eigenlijk niet wordt gekruist – laat het mij zo zeggen – met uw administratie omdat er natuurlijk heel veel eten en drinken in zit rond economie.
Ik ben het met u eens dat heel wat bedrijven die omslag willen maken, ook jonge ondernemers willen dat. Dat is dus inderdaad positief. Ik ben blij met de antwoorden die u hebt gegeven op mijn vragen. U bent bereid om een aantal dingen te herbekijken, bij te sturen en dergelijke.
In deze tweede ronde wil ik een extra vraag naar voren schuiven. Minister, u hebt even gefocust op alles wat te maken heeft met octrooien en patenten. Ik vind het opvallend wat daarover in de studie wordt aangegeven. U hebt gelijk, we zitten daar eigenlijk goed, behalve als je wat dieper gaat kijken en als het op groene patenten aankomt. Dan geeft het rapport aan dat we daar toch wel wat achterophinken ten opzichte van een aantal buitenlanden. We staan dus aan de top wat octrooien en patenten betreft maar we hinken wat achterop als het gaat over die groene patenten. In het rapport en ook bij de voorstelling ervan werd hierover een vraag gesteld aan professor Schoors. Betekent dat dan niet dat de innovatiesteun in Vlaanderen te weinig gefocust is, en misschien te veel vraaggestuurd? Die vraag wil ik u nog voorleggen, omdat dit natuurlijk ook te maken heeft met een verfijning van de instrumenten. Zou het een optie zijn voor u om te zeggen: ook dat kunnen we verfijnen en herbekijken om ook die hefbomen op een juiste manier te zetten?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dit is een vraag om uitleg die eigenlijk meer verdient dan een vraag om uitleg te zijn; dit onderwerp is meer geschikt voor een gedachtewisseling. Het risico bestaat natuurlijk, als het een vraag om uitleg is, dat iedereen dit bekijkt door zijn eigen bril. Ik kan evengoed uit de samenvatting een passage voorlezen, die collega Rzoska niet heeft voorgelezen. Ik zal dat ook doen. “Vlaanderen speelt op sommige vlakken in op de opportuniteiten die een groene economie biedt. Dat toont zich in het stijgend aantal groene patenten, het groeiend aantal elektrische wagens en het feit dat we op het vlak van recyclage van huishoudelijk afval tot de koplopers behoren. Bovendien stijgen ook de uitgaven van de Vlaamse overheid op het vlak van milieu en omgeving.” Dat is evengoed een passage uit die samenvatting van een paar pagina’s. Ik wil maar aangeven hoe je er in een vraag om uitleg selectief een aantal dingen uit kunt lichten die bij de stellingname passen.
Het rapport is ook besproken in de commissie Leefmilieu, waar minister Zuhal Demir een antwoord heeft gegeven. Wat mij bijblijft, en wat de voorbije jaren ook dikwijls ten onrechte gebeurde bij discussies over het onderwerp van de groene economie, is dat men altijd blijft steken in het leefmilieuverhaal. Men heeft gedacht: we moeten massaal investeren in hernieuwbare energie. Men heeft daar ook miljarden ingestoken. U verwijst naar de terugdraaiende teller en de ‘disaster’ daaromtrent – dat is inderdaad zo. Daar is massaal veel geld in gestoken, miljarden euro’s. Maar nu pas beginnen we ook geld te investeren in renovatie. Het gaat inderdaad veel breder. Het relanceplan gaat over innovatie – dat is economie. Het gaat over digitalisering – dat is economie. Het gaat over waterhergebruik – dat is leefmilieu. Het gaat over recyclage – dat is leefmilieu. Het gaat over circulair denken – dat is leefmilieu en economie. Met andere woorden: dat die twee hand in hand gaan, is nogal logisch en dat is tot nog toe veel te weinig tot uiting gekomen in het beleid. Daarom zou een gedachtewisseling nuttig zijn, want dan kan je de zaken juister plaatsen en fijner afbakenen.
Het gaat inderdaad ook over laaghangend fruit, collega Rzoska. Ik wil een klein voorbeeld geven van iets wat hier in mijn omgeving al een aantal jaren op het systeem van de mensen werkt, terwijl dat dingen zijn die beleidsmatig opgelost kunnen worden, niet Vlaams maar federaal. Niet zo ver hiervandaan is er een rangeerstation van de NMBS, gekend voor de diesellocomotieven. Die diesellocomotieven draaien dag en nacht. Als men zou investeren in de elektrificatie van enkele spoorlijnen, die nog niet geëlektrificeerd zijn, dan vermijd je lawaai, dan vermijd je de uitstoot van CO2 enzovoort. Daarover gaat het ook. Dat type van laaghangend fruit moet ook aangepakt worden. Wij investeren in LED-verlichting op de gewestwegen en de snelwegen. Bij de NMBS kennen ze echter geen LED-verlichting. Dat zijn ook zaken die aangepakt moeten worden.
Ik vond uw vraag interessant, maar ik vond ze op bepaalde vlakken te selectief. Daarom geef ik een klein beetje tegengas. Dat betekent niet dat ik niet achter die groene economie sta, voor alle duidelijkheid. Ik sta zeker ook achter alles wat in het relanceplan zit. Maar om de selectiviteit een klein beetje te vermijden, denk ik dat een gedachtewisseling een betere manier zou zijn om dit onderwerp aan te pakken.
Gas of tegengas, dat lijken mij eigenlijk compleet verkeerde termen in dit debat, collega. Het is een interessant rapport en uiteraard een bijzonder relevant en interessant thema. Ik sluit me aan bij de idee dat we er in de commissie op een ander moment meer aandacht aan moeten geven. Eigenlijk moeten we dat doen in het kader van heel ons relancebeleid en het beleid dat we aan het uittekenen zijn voor onze economie. Zoals de minister heeft aangetoond, staat dat immers quasi volledig in het teken van verduurzaming en digitalisering, zoals het ook hoort. We hebben de Green Deal die daar vanuit Europa nog bijkomende impulsen aan geeft, zowel financieel als regelgevend. Er zijn dus in dat kader veel redenen voor ons relancebeleid. We zijn straks in juni een jaar na de resolutie in het parlement, een paar maanden later ook een jaar na de goedkeuring van de eerste Vlaamse relanceplannen. Misschien moeten we die twee zaken proberen te combineren en naar een ruimere gedachtewisseling of evaluatiehoorzitting gaan van het beleid in dezen. Ik denk dat de doelstelling door iedereen gedeeld wordt dat er bijzonder veel potentieel is, zowel bij onze onderzoeksinstellingen en universiteiten als bij onze bedrijven. Er ligt dus nog veel werk op de plank en het beleid gaat alleszins mee die richting uit.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Rzoska had nog één concrete vraag over het al dan niet gefocust zijn van de O&O-steun. Het is net daarom dat we een bijsturing gedaan hebben op de O&O-steun. Sinds januari moet de maatschappelijke impact toegevoegd worden aan valorisaties bij bedrijfssteun voor O&O. Als je nu innovatiesteun aanvraagt, moet je kunnen aantonen dat de maatschappelijke valorisatie maal tien zal zijn. We geven dus meer sturing aan vraaggedreven steun. Ik vind het belangrijk dat we dat doen. Vroeger kon je dat zelfs niet in kaart brengen, je wist het niet. Het blijft natuurlijk innovatiesteun: je weet het dus niet op voorhand en er hangt ook een risico aan. Maar daardoor wordt die focus een stuk groter. Dat hebben we dus al gedaan.
Diverse collega’s hebben ook aangehaald dat de focus van het relanceplan duurzaam is. Dat is dus een duurzaam innovatieoffensief. Het is wel een stuk vraaggedreven vanuit de Vlaamse overheid: het signaal dat we volop willen inzetten op duurzaam en circulair innoveren. Ik voel echt dat bedrijven daarop willen inspelen. Dat stemt mij hoopvol.
Wat de hoorzitting betreft: ik vind dat allemaal heel goed, maar mijn grootste vraag is die kruisbestuiving voor een volgend rapport. Ik vind dat dat een degelijk rapport moet zijn. Ik vind het ook jammer dat het rapport van 2020 van het Hoger Instituut voor de Arbeid er niet in zit. Ik steek mij er niet achter weg, maar ik vind dat je zo gemakkelijk iets kunt lanceren dat eigenlijk een beetje fout is. Ik heb daar een actieve vraag aan mijn administratie. Het is trouwens geen echt rapport, het zijn een aantal slides. Maar we kennen professor Schoors goed genoeg, ik denk dus dat daar wel een bereidheid zal zijn om er iets geïntegreerds van te maken. Dat zou mij een plezier doen. Als jullie een hoorzitting doen, zou het ook aangenaam zijn als jullie niet alleen de onderzoekers, maar ook mensen van onze administratie Economie en misschien een aantal van onze groene steunpunten erin betrekken. Het moet actie-reactie kunnen zijn, ook vanuit Economie natuurlijk. Maar dat is een suggestie.
De heer Rzoska heeft het woord.
Ik sluit me daarbij aan, altijd bereid om zo’n gedachtewisseling mee te helpen organiseren.
Collega Gryffroy, mijn excuses. Ik heb dat rapport gezien. Ik was bij de voorstelling, die uiteraard digitaal doorging. Ik dacht dat het toch wel materiaal was om een vraag om uitleg over te stellen. Maar ik geef u wel gelijk, hoor: voor mij geen enkel probleem voor een gedachtewisseling.
Wat betreft de bril waarmee ik kijk: ik heb natuurlijk gespeeld met de gegevens in zo’n rapport. Ik denk dat iedereen dat wel doet. En het laaghangend fruit: ik heb uiteraard ook de commissievergadering gevolgd waarin minister Demir een antwoord heeft gegeven. Wat ik uit haar antwoord onthouden heb, was dat het laaghangend fruit zo goed als weg is en dat we toch een tandje bij zullen moeten steken. Ik vind dat wel aangewezen. De dingen die u als voorbeeld aanhaalt, daar sta ik volledig achter. Dat zijn dingen die, wat mij betreft, heel snel gewijzigd kunnen worden. Maar dit rapport geeft voor mij wel aan dat we moeten opletten.
We moeten opletten dat onze bedrijven die inderdaad klaar zijn, en zelfs al dingen in de praktijk omzetten, op een gegeven moment niet geconfronteerd worden met een klimaathandicap. Ik heb het over de internationale concurrentiepositie. Dat is van belang.
Om u wat gerust te stellen, mijnheer Gryffroy, u weet dat ik u een warm hart toedraag, voor mij gaan economie en ecologie altijd in één hand. Een onderneming en een samenleving staan in een omgeving. Wat mij betreft, zijn dat altijd twee handen geweest op één buik en heb ik nooit de tegenstelling tussen de twee gezocht, wel integendeel. Voor mij hangen ze onlosmakelijk met elkaar samen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.