Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, op 15 februari verscheen in Apache een artikel over de financiële gevolgen van de COVID-19-crisis bij jongeren. Dat werd nadien door verschillende media overgenomen. Het ging om verschillende studies.
De Grote Coronastudie van de Universiteit Antwerpen geeft aan dat het grootste inkomensverlies plaatsvindt bij jongeren; hoe jonger, hoe groter het verlies. Net geen 41 procent van de jongeren tussen 18 en 35 jaar gaf op 21 april 2020 aan dat hun inkomen gezakt was. De 36- tot 65-jarigen verloren gemiddeld bijna 33 procent inkomsten.
Recent is er weer een grote daling in inkomsten geregistreerd: 18,85 procent in de jongste leeftijdscategorie ziet weer een groot inkomensverlies.
Iets gelijkaardigs blijkt uit het European Consumer Payment Report. Jongeren worden vaker en zwaarder getroffen dan Belgen uit andere leeftijdscategorieën.
Ook in het Corona Onderzoeksconsortium voor Inkomensverdeling en Sociale Effecten werd er berekend dat de werkloosheids- en inactiviteitsgraad vooral bij die groep jongeren een groot effect heeft. Dat is natuurlijk logisch, want studenten zijn een extra kwetsbare groep omdat ze niet alleen bijklussen in de informele economie, maar ook precaire jobs hebben die tijdens de covidcrisis zijn weggevallen, zoals jobs in de horeca.
OCMW’s geven aan dat jongeren veel vaker bij hen komen aankloppen. De sociale dienst van de Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven) heeft vorig jaar bijna duizend studenten geholpen.
Minister, op welke manier zult u, zal de Vlaamse Regering beletten dat deze jongeren in blijvende armoede terechtkomen, dat hun armoede nog erger wordt en dat zij eventueel hun studies moeten stopzetten door de verslechtering van hun financiële situatie?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, als we kijken naar Vlaanderen, dan beschikken we over de bevoegdheden Werk en Onderwijs om mee het verschil te maken. Mijn collega’s Crevits en Weyts kunnen u meer informatie geven omtrent bijvoorbeeld de activering van jongeren en omtrent de aanpak in het onderwijs.
Vanuit Welzijn proberen we ons steentje bij te dragen met heel wat acties die we in de commissie al onder de noemer ‘mentaal welzijn’ hebben besproken. Ik verwijs naar de maatregelen gericht naar jongeren uit het actieplan ‘Zorgen voor morgen’, de uitrol van ‘OverKop’ of ‘één gezin - één plan’, de versterking vanuit het Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW) in het algemeen en het jongerenaanbod van het CAW (JAC) in het bijzonder, maar ook een investering in de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren of de versterking van de hulplijnen, waar ook heel wat oproepen rond het thema ‘financiële zorgen’ worden opgenomen.
Daarenboven kan ik nog melden dat we, om een structureel antwoord te bieden op de precaire situaties van dak- en thuisloosheid bij jongvolwassenen, in tien pilootregio’s sterke samenwerkingsverbanden opzetten met actoren uit onder andere Onderwijs, Wonen, Werk en Lokale Besturen. We zetten in op diverse thema’s zoals preventie, wonen en werk en baseren ons op de Canadese aanpak ‘A Way Home’ die het belang van collectieve impact en gedeelde verantwoordelijkheid onderlijnt.
Belangrijke hefbomen met betrekking tot de financiële situatie van de jongeren zitten ook op federaal en lokaal niveau. Zoals u weet, is het inkomensbeleid, met onder meer de verschillende uitkeringsstelsels in de sociale zekerheid en de sociale bijstand, een federale materie. Aanvullende steun door OCMW’s is dan weer een lokale bevoegdheid.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik zal mijn vraag toch even verduidelijken. Dit gaat niet over mentaal welzijn, maar over een gebrek aan geld, over armoede. Wat ik in uw antwoord eigenlijk hoor, is dat u hieraan geen gevolg geeft. Ik hoor u zeggen: “We luisteren naar jongeren.” Dat is goed. U zegt: “We doen iets aan dak- en thuisloosheid.” Oké, dat is ook goed, indien de situatie heel erg wordt. Maar wat ik u niet hoor zeggen, is: “Ik neem hier maatregelen.” En dit is nochtans niet het eerste signaal rond jongeren in armoede. Er is in mei vorig jaar al een bevraging geweest van de Belgische Federatie van de Financiële Sector (Febelfin). Die bevraging werd afgenomen tussen 29 april en 8 mei. Een week later zijn de resultaten gepubliceerd: jongeren voelen de impact van corona op verschillende manieren. Ze geven aan: annulatie van de studentenjob, daling van het zakgeld, tijdelijke werkloosheid. 45 procent van de jongeren geven aan dat ze financiële problemen hebben. En het is nog erger dan dat. Heel wat jongeren maken zich ook zorgen over de financiële toestand van anderen, vooral van hun ouders. Ongeveer een derde denkt dat zijn ouders financieel getroffen zijn door de crisis. Een derde zegt dat de financiële steun van zijn ouders wegvalt. Voor studenten die over het algemeen ten dele of geheel van hun ouders afhangen, is dat natuurlijk nogal heftig. Een achtste geeft zelfs aan zelf zijn ouders te moeten ondersteunen. Op dat moment volgde ik Armoede niet eens op. Maar dit sleept dus al zo lang aan. Die gevolgen zijn al zo lang kunnen aanzwellen.
Minister, u verwijst naar andere beleidsniveaus. Maar als u hierin niet investeert op Vlaams niveau, dan zal dat u geld kosten. Dit zal ervoor zorgen dat jongeren hun studies opgeven. Dit zal ervoor zorgen dat jongeren meer in armoede belanden, dat zij de sociale lift van het onderwijs zullen missen. De middenklasse en rijke ouders kunnen hun kinderen nog altijd geld bijstoppen. Maar wat deze jongeren zeggen, is : “Ik moet mijn ouders mee ondersteunen.” Dat is niet gezond.
Er is bijna wekelijks wel een signaal dat de armoede ontzettend aan het toenemen is en eigenlijk hoor ik van u niet echt een consistent antwoord hierop. Kunt u wat consistenter aangeven welk antwoord u hierop gaat geven?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, we zien ook dat het profiel van de studenten die hulp gaan zoeken bij het OCMW veranderd is door de lockdown. Sinds de lockdown komen relatief meer aanvragen uit gezinnen waar er meerdere kinderen studeren. Doordat ouders terugvallen op tijdelijke of reguliere werkloosheid, daalt het inkomen en wordt financiële ondersteuning door de ouders heel erg moeilijk. Ik ben heel blij dat de lokale OCMW’s al het mogelijke doen om deze studerende jongeren financieel te begeleiden, want dat is uiteraard investeren in de toekomst.
Ik heb de volgende bijkomende vragen. Zijn er grote provinciale verschillen bij de stijgingen in hulpvragen door studerende jongeren bij het OCMW? Beschikt het OCMW over voldoende middelen om studenten snel en adequaat financieel te ondersteunen? Wat bedraagt de gemiddelde doorlooptijd tussen het moment van aanvraag en de toekenning van financiële ondersteuning voor studenten? Bestaan er specifieke steunmechanismen voor studenten uit grote gezinnen?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik heb niet meteen een bijkomende vraag, maar het is wel een terechte problematiek die collega Groothedde hier aanhaalt. Ik zie zelf ook dat meer en meer studenten bij de OCMW’s aankloppen, ook los van corona zien wij meer studenten. Ik denk wel dat het een realiteit is dat zowel lokale besturen als Vlaanderen al stappen ondernomen hebben in hun eigen bevoegdheden om kwetsbare gezinnen – waaronder ook deze studenten vallen – verder te ondersteunen.
Wat de OCMW’s betreft: maatschappelijke integratie is een exclusieve bevoegdheid van de federale overheid. Als ik mij niet vergis, heeft de Federale Regering een aantal weken geleden 24 miljoen euro uitgetrokken om deze jongeren, deze studenten in die kwetsbare situaties, verder te ondersteunen. Vlaanderen doet waar het bevoegd voor is, wat het kan, de lokale besturen ook. Ik zie net dat de afgelopen weken de Federale Regering die beslissing ook heeft genomen, wat voor mij een heel goede stap is in de goede richting. Misschien had dit ook al eerder kunnen komen.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, wat collega Verheyen daarnet gezegd heeft, ligt in de lijn van hetgeen ik ook wilde antwoorden. Als het gaat over inkomensondersteuning, dan is daar een belangrijke rol weggelegd voor de federale overheid; dat ligt niet bij de Vlaamse overheid. Als het gaat over psychologische ondersteuning, dan is daar een gedeelde verantwoordelijkheid. Ik heb daar een stuk naar verwezen, maar ook mijn federale collega heeft daar toch wel een belangrijke inspanning rond gedaan. Als het gaat over onderwijs, dan is dat ook een belangrijk element. Collega Groothedde, voor dat luik van de vraagstelling en het antwoord verwijs ik door naar mijn collega van Onderwijs.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik verwacht toch een beetje meer politieke moed dan dit. Verwijzen naar andere niveaus terwijl u aan maximalisatie kunt doen van uw eigen verantwoordelijkheid, daar wringt toch serieus iets. Zelfs in psychologische ondersteuning biedt u eigenlijk vrij weinig ondersteuning aan studenten. Als ik zie dat universiteiten hun eigen studenten laten opbellen naar andere studenten om hen psychologisch te ondersteunen, dan schiet het daar schromelijk tekort op Vlaams niveau.
Ook wat Vlaamse bevoegdheden betreft, verwijst u naar collega’s, maar dit is meer dan het gewoon wegvallen van inkomen, dit gaat ook over besteedbaar inkomen. Als er nu één plek is waar jongeren bij wie er thuis inderdaad wordt gesteund op leefloon of op werkloosheidsuitkering, nog uit de armoede geheven kunnen worden, dan is het via studies. Die zijn bij ons door de jaren heen wel wat duurder geworden, maar de kosten zijn nog doenbaar. Als we dan zien dat jongeren, meer dan studenten zelfs, zo massaal om steun vragen, dan moet er toch wel wat meer worden gedaan dan gewoon te zeggen dat de federale overheid moet optreden of te verwijzen naar een website waar je psychologisch welzijn verbeterd kan worden. Minister, de noodkreten zijn echt wekelijks aan het toenemen. Ja, er is zó adequaat gereageerd op de noodkreet van bedrijven in het begin van de lockdown, nog voor er enig cijfer was. De Nationale Bank heeft gezegd: ‘We hebben misschien een beetje veel gedaan’.
En als ik dan zie hoe weinig er wordt gedaan voor mensen in armoede, dan vind ik het ontzettend schrijnend dat u na zoveel cijfers, na zoveel noodsignalen nog altijd zo weinig ingrijpt.
Minister, ik wil er alleen maar op aandringen dat u hier dringend actie onderneemt. Want het zal heel erg nodig zijn. Niet gewoon wat uw eigen verantwoordelijkheid betreft, maar ook wat de gelijkheid en ongelijkheidskloof in onze samenleving betreft.
De vraag om uitleg is afgehandeld.