Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Laat me beginnen met goed nieuws: het Nederlandstalig onderwijs in Brussel blijft aan populariteit winnen bij ouders en hun kinderen. Het stond vandaag nog in de krant. Een recordaantal van 53.000 kinderen loopt school in een Nederlandstalige school in Brussel. Het Nederlands in onze stad kan er alleen maar wel bij varen.
Ondertussen wordt het wel steeds moeilijker om leerkrachten te vinden die in Brussel les willen geven. Zo waren er 111 voltijdse leerkrachten te kort bij het begin van dit schooljaar. Daar komt nog bij dat heel weinig Brusselaars de stap zetten naar het Nederlandstalig onderwijs. Zo komt op dit moment 92 procent van de leerkrachten werkzaam in het Nederlandstalig Brussels onderwijs uit Vlaanderen. Dat brengt jammer genoeg ook met zich mee dat er een heel groot verloop is van leerkrachten omdat die laatste groep vaak het Brussels onderwijs verlaat eenmaal een job dichter bij huis te hebben gevonden.
Brussels minister en VGC-collegelid (Vlaamse Gemeenschapscommissie) bevoegd voor onderwijs Sven Gatz start daarom een campagne om meer mensen warm te maken voor een job in het Brussels onderwijs en zeker ook om meer Brusselaars voor de klas te krijgen. Hij heeft hiervoor een communicatiecampagne gelanceerd met een liedje van Berry en Lefto, lokale helden.
Maar ik denk dat enkel het overtuigen van mensen om in het Nederlandstalig onderwijs les te geven niet zal volstaan. Gemiddeld haken leerkrachten in Brussel immers opnieuw af binnen de vijf jaar. Lesgeven in Brussel is dan ook uitdagend: leerkrachten krijgen dagelijks te maken met armoede, diversiteit en veel kinderen met een andere thuistaal. Die grootstedelijke realiteit komt volgens mij nog veel te weinig aan bod in de lerarenopleiding. Dat betekent dat de meeste leerkrachten toch wel een soort van shock ervaren als ze voor het eerst voor de klas staan in Brussel. Het is daarom belangrijk dat er wordt ingezet op intensieve en kwaliteitsvolle aanvangsbegeleiding, zodat deze leerkrachten de tools in handen krijgen om met die grootstedelijke uitdagingen om te gaan. Maar ook leerkrachten die al een langere staat van dienst hebben, hebben wel baat bij extra ondersteuning en zijn vragende partij om bijvoorbeeld meer te kunnen werken in een systeem van coteaching, waarbij leerkrachten in een team van twee werken en waarbij er kennis- en expertisedeling kan gebeuren. Op die manier leren leerkrachten van elkaar en blijven ze ook gemotiveerd.
Laat me dus het debat openen, minister, met de volgende vragen.
Ik ben wel eens benieuwd naar de pistes die u ziet om het lerarentekort, specifiek in het Brussels Nederlandstalig onderwijs, aan te pakken.
Hoe denkt u ervoor te kunnen zorgen dat meer Brusselaars gemotiveerd worden om voor de klas te staan?
Op welke manier wilt u ervoor zorgen dat leerkrachten werkzaam in Brussel daar ook aan de slag blijven?
Bent u van plan om de lerarenopleidingen te evalueren om te bekijken in welke mate de leerkrachten-in-opleiding voldoende worden klaargestoomd om in een grootstedelijke context te werken?
Bent u ook bereid om extra middelen te voorzien om kwaliteitsvolle en intensieve aanvangsbegeleiding te voorzien voor beginnende leerkrachten, in het algemeen maar ook in Brussel?
Tot slot ben ik ook geïnteresseerd in uw visie op de bredere uitrol van het principe van coteaching, zowel in Brussel als in de rest van Vlaanderen. Bent u bereid om daarvoor extra inspanningen te leveren en middelen te voorzien?
Minister Weyts heeft het woord.
Het lerarentekort is natuurlijk geen zuiver Brussels fenomeen. Ook in andere grootsteden en centrumsteden – eigenlijk in quasi heel Vlaanderen – stellen zich gelijkaardige uitdagingen op het vlak van het lerarentekort, maar evengoed ten aanzien van armoede, diversiteit en leerlingen met een andere thuistaal dan het Nederlands.
Om het lerarentekort terug te dringen en te zorgen dat het lerarenberoep overal voldoende aantrekkelijk blijft en nog meer wordt, zorg ik dan ook voor maatregelen die mikken op alle leraren, dus ook op diegenen die werkzaam zijn in Brusselse scholen. Anders krijg je natuurlijk een waterbedfenomeen. Als we ervoor zorgen dat we het specifiek aantrekkelijker maken voor Brussel, dan leidt dat natuurlijk tot een aanzuigeffect voor diegenen die buiten Brussel werken en dan heb je in de totaliteit natuurlijk weinig gewonnen.
Ik wil vooral inzetten op het aantrekkelijker maken van het beroep en het tegengaan van het lerarentekort in heel Vlaanderen. Welke maatregelen hebben we daar al rond genomen? Het pilootproject Lerarenplatform in het basisonderwijs is verlengd met een schooljaar. Daarbij konden er al aanstellingen plaatsvinden vanaf 1 september. Vroeger was dat nog 1 oktober. Zo krijgen beginnende leerkrachten ook onmiddellijk werkzekerheid voor een volledig schooljaar.
Op 1 januari van dit jaar kregen meer tijdelijke personeelsleden een kans op een vaste benoeming. Daartoe hebben schoolbesturen in het basisonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs en het volwassenenonderwijs eenmalig betrekkingen van titularissen die met verlof zijn, vacant moeten verklaren. In het gewoon secundair onderwijs moest het schoolbestuur ook betrekkingen in overgedragen uren-leraar vacant verklaren.
Sinds 1 september 2020 valideren we de geldelijke anciënniteit van nieuwe zijinstromers tot en met acht jaar, wat financieel toch een wezenlijk verschil kan maken. Ook op 1 september 2020 zijn we gestart met een tijdelijk project duaal lesgeven in het secundair onderwijs, ook dat met de bedoeling om de aantrekkelijkheid te verhogen. En nog op 1 september 2020 hebben we de werking van de Vlaamse reaffectatiecommissie geactiveerd in alle onderwijsniveaus.
Daarnaast heb ik op 17 februari met de sociale partners een akkoord bereikt omtrent een betere evaluatie en een betere aanvangsbegeleiding en meer zekerheid voor goed presterende jonge leerkrachten, door die sneller vast te kunnen benoemen. En anderzijds kan men diegenen die niet goed presteren, ook sneller laten gaan.
In het kader van de Digisprong hebben we belangrijke investeringen in ICT-middelen kunnen aankondigen. En ik start op korte termijn ook cao-gesprekken met de sociale partners. Ik hoop ook daarmee maatregelen te kunnen nemen om het beroep aantrekkelijker te kunnen maken.
Zoals ik ook aangaf bij de beleids- en begrotingstoelichting, werk ik momenteel een strategisch communicatieplan uit in het kader van het aantrekkelijker maken van het beroep. Ik kan nog niet vooruitlopen op de invulling daarvan.
Wat de lerarenopleidingen en coteaching betreft: ik hecht heel veel belang aan de kwaliteit van onze lerarenopleidingen. Dat is echt noodzakelijk in functie van kwaliteitsvol onderwijs. Ik kies er dan ook bewust voor om de kwaliteit van die opleidingen in de totaliteit te kunnen monitoren. Daarom hebben we vorige maand ook een oproep gelanceerd in het kader van pilootprojecten in de lerarenopleidingen, ter versterking daarvan. Het gaat om innovatieve projecten, bijvoorbeeld over het omgaan met diversiteit. Die projecten zullen worden opgezet in nauwe samenwerking met het werkveld, zodat die samenwerking ertoe kan leiden dat men echt kan inspelen op concrete vragen, noden en problemen die aan bod komen, zowel in de grootstedelijke context als daarbuiten.
Daarnaast ondersteun ik ook het Vlaanderenbrede project ‘Kleine kinderen, grote kansen’. Dat gaat ook over de vaardigheden van studenten in de lerarenopleiding voor kleuter- en lager onderwijs, die ook focussen op taalstimulering en het omgaan met diversiteit en armoede. Sinds de start van de coronacrisis kunnen studenten ook via het project ingezet worden als coteacher in scholen.
Tot slot is er de aanvangsbegeleiding. Dat maakt deel uit van het akkoord dat ik heb gesloten. Ik heb toen ook een engagement opgenomen om te voorzien in de versterking van die aanvangsbegeleiding. Ook dat gaan we meenemen in de nieuwe cao-besprekingen. Dat moet zeker ook het resultaat zijn. Dat engagement dat we zijn aangegaan, wil ik ook absoluut honoreren.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoorden, minister. U begrijpt dat ik ook met een Brusselse blik naar het lerarentekort kijk, omdat ik hier wekelijks de verhalen te horen krijg van kinderen die soms wekenlang in de studie zitten omdat er gewoon geen leerkracht beschikbaar is. De nood is hier dus bijzonder groot. En mijn zorg is dat de nood nog groter gaat worden, nu, zoals u zelf zegt, het lerarentekort ook in Vlaanderen toeneemt.
Vroeger kwamen beginnende leerkrachten gemakkelijk naar Brussel omdat ze hier vaak heel snel een vast aantal uren konden krijgen. Ook dat gebeurt nu in Vlaanderen en dan kiezen leerkrachten er natuurlijk veel gemakkelijker voor om dichter bij huis te gaan lesgeven. Daar heb ik alle begrip voor, maar dat maakt het probleem in Brussel er alleen maar groter op. Daar komt nog bij dat leerkrachten in Brussel inderdaad – daar moeten we niet flauw over doen – vaak echt voor zeer uitdagende klassen staan, de grootstedelijke uitdagingen.
Ik denk absoluut dat hier extra maatregelen nodig zijn. Ik heb uiteraard met aandacht geluisterd naar alle maatregelen die u hebt opgesomd. De meeste zijn natuurlijk niet nieuw. Van sommige zijn we ook meer overtuigd dan van andere, maar dan zal het inderdaad een kwestie zijn om in de loop van deze legislatuur op te volgen wat daar het effect van is, bijvoorbeeld van die extra middelen voor aanvangsbegeleiding en van dat project rond coteaching. Ik denk dat er toch een tandje bij gestoken mag worden om daar echt meer structureel beleid rond te ontwikkelen, zodat scholen ook worden aangemoedigd om daarrond te werken en daar natuurlijk ook de middelen voor krijgen.
En tot slot speelt de lerarenopleiding toch ook een cruciale rol. We delen alvast de zorg voor de kwaliteit van de lerarenopleiding. Ik ben het volledig met u eens dat daar alles begint. In die zin vind ik het absoluut een goede zaak dat er een aantal pilootprojecten worden opgestart rond het hervormen van de lerarenopleiding, zodat er bijvoorbeeld meer aandacht is voor diversiteit, maar ik neem aan ook voor armoede en taalproblematiek. In ieder geval is het mijn oproep om daar zeker op in te zetten.
Nog één heel concrete vraag daarbij, iets wat ik hier heel regelmatig hoor als suggestie, is dat er in de lerarenopleiding specifiek aandacht zou moeten zijn voor de grootstedelijke context, in die zin dat leerkrachten in opleiding ook altijd minstens één deel van hun stage in een grootstad moeten afronden, om zo wat meer voeling te krijgen met de realiteit, misschien ook om warm gemaakt te worden voor een job daar en die schok van de eerste keer misschien wat minder te voelen als ze in een grootstad komen lesgeven. Is dat een heel concrete piste waarover wordt nagedacht of die u overweegt?
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Ik treed collega Goeman bij. Het is inderdaad enorm positief dat het Vlaams onderwijs in Brussel steeds meer Brusselse ‘ketjes’ aantrekt. Dat toont alleen maar aan dat het Vlaams onderwijs een echt kwaliteitsmerk is. We zijn dan ook blij dat de Vlaamse Regering sterke inspanningen levert om aan die groeiende vraag te beantwoorden. Minister, in 2021 investeert u maar liefst 4,4 miljoen euro om extra schoolplaatsen te realiseren in de Vlaamse scholen in Brussel. Natuurlijk, het wegwerken van het nijpende lerarentekort in Brussel vormt een grote uitdaging. Daarom is dan ook elk initiatief welkom om meer mensen warm te maken om in het Nederlandstalig onderwijs en het Vlaams onderwijs in Brussel aan de slag te gaan.
Ik stel me echter wel de vraag of de aanpak van de VGC met een olijke videoclip de manier is om de gewenste kentering te realiseren. Lesgeven in Brussel vraagt enorm veel van een leerkracht. Het is een heel uitdagende context. Dan is het ook belangrijk dat er gezocht wordt naar talentvolle leerkrachten die sterk in hun schoenen staan en die op hun beurt kunnen zien dat zij zullen terechtkomen in een omgeving waar men kan excelleren en waar men ondersteund wordt. Als de VGC dat dan probeert te doen via een communicatieproject dat vooral benadrukt dat alles cool en leuk moet zijn, dan zal dat volgens mij eerder een averechts effect hebben. Ik behoor niet echt tot de doelgroep, maar ik stel me daar toch serieuze vragen bij.
Als men kijkt om leraren van elders aan te trekken en als Brussel van plan is om allerlei taksen in te voeren, zoals de kilometerheffing, dan zal het natuurlijk moeilijker zijn voor die mensen om op hun werk in onze hoofdstad te geraken. Dat zal het aantrekken van voldoende kwaliteitsvolle leerkrachten allesbehalve vergemakkelijken.
Minister, wat uw acties betreft, waarderen we het enorm dat u heel sterke inspanningen levert om het lerarentekort aan te pakken, niet alleen in Brussel, maar over heel Vlaanderen. Zoals u zelf aangaf: het voorzien van voldoende kwaliteitsvolle leerkrachten is in Vlaanderen een brede uitdaging.
Zo komt er onder meer een betere aanvangsbegeleiding voor startende leerkrachten. Daarnaast krijgen startende leerkrachten nu ook meer zekerheid en kunnen zij sneller vastbenoemd worden. Dat zijn toch grote stappen vooruit om het lerarenberoep aantrekkelijk te maken.
Specifiek met betrekking tot Brussel: daar is het onderwijs een gedeelde verantwoordelijkheid van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. Tijdens een hoorzitting in de Commissie voor Brussel afgelopen jaar, gaf u aan dat de samenwerking tussen de twee gemeenschappen in het kader van het lerarentekort nog gerichter kan.
Minister, staat u in overleg met uw Franstalige collega voor Onderwijs, minister Désir, en met andere relevante actoren zoals de lerarenopleidingen in Brussel om meer Brusselaars warm te maken voor een job bij het Nederlandstalig onderwijs in Brussel?
De heer Laeremans heeft het woord.
We zijn in Brussel slachtoffer van ons eigen succes, dat weten we al langer. Een van de problemen die hier niet genoemd worden waardoor leerkrachten het na een tijdje gemakkelijker voor bekeken houden in een grootstad als Brussel, is de ordehandhaving in de klassen. Als leerkrachten zich niet veilig voelen en zich niet gesteund voelen bij sancties, enzovoort, dan gaan ze liever naar een rustigere school. Mevrouw Goeman noemt dat dan eufemistisch ‘uitdagende klassen’. Ik heb daar toch een lichtelijk andere kijk op.
De minister zegt het al zelf, het is niet de bedoeling dat we de leerkrachten extra geld gaan geven om in risicoscholen les te geven want dan krijgt men een situatie zoals bij de politie. De agenten die bijvoorbeeld in de Rand rond Brussel wonen gaan gemakkelijk in Brusselse politiezones werken omdat ze er meer kunnen verdienen, maar dat zuigt uiteraard politieagenten weg uit de Rand. U sprak van een waterbed. Het is inderdaad hetzelfde fenomeen.
Wij zien zeker geen heil in een verplichte stage in de grootstad. Ik denk dat men daarmee een aantal jonge leerkrachten zwaarder zou afschrikken en misschien wel de indruk zou geven dat ze nooit nog les willen geven. Dat moet op basis van vrijwilligheid zijn en zeker niet verplicht.
Iets wat misschien zou kunnen in overleg met het Brusselse Gewest of met Brusselse gemeenten, is dat er kleinere, flankerende maatregelen zouden kunnen worden genomen die beginnende leerkrachten zouden kunnen ondersteunen om in Brussel te blijven, of toch zeker tijdelijk te blijven. Ik geef een voorbeeld: betaalbare woningen of meezoeken naar een woning. Ik denk ook aan gratis parkeerplaatsen, want als men niet met het openbaar vervoer komt, dan is dat een groot winstpunt. Leerkrachten in Vlaanderen hebben een lerarenkaart. Misschien kan men iets gelijkaardigs geven, een soort cultuurkaart om naar theatervoorstellingen in Brussel te gaan kijken of een sportkaart om te gaan fitnessen. Dat zijn kleinere dingen die men zou kunnen realiseren in samenspraak. Dat zijn flankerende maatregelen. De provincie Vlaams-Brabant doet dat ook voor haar onderwijs. Minister, misschien wil u daar ook eens naar kijken.
Minister Weyts heeft het woord.
Acties in het verleden, specifiek voor Brussel, hebben niet veel zoden aan de dijk gezet. Dat ging over ambtenaren. Als het gaat over politie heeft dat als gevolg dat wij bijvoorbeeld in de Vlaamse Rand het nog veel moeilijker hebben om politieagenten te kunnen aanwerven omdat ze worden aangetrokken door de hogere premies in Brussel, dus zuiver mercantiel. Brussel is ook vlakbij. Dat is begrijpelijk, maar het is het effect van een waterbed en daarmee lossen we niets op. Dan verschuiven we gewoon leerkrachtentekorten en worden die nog groter op andere locaties. Dan hebben we au fond niets opgelost. Ik denk dat alle maatregelen die we nemen en nog zullen nemen inzake de aanpak van het lerarentekort nog veel essentiëler zijn.
Ik kom tot de concrete vraag over de opportuniteit in Brussel. Ik heb een goede relatie met mijn Franstalige collega Désir maar zij focuste zich het afgelopen jaar vooral op COVID-19, en op bijna niets anders.
Ik denk dat we de uitwisseling nog eens opnieuw moeten opnemen. Die is uitermate beperkt, niettegenstaande we in Brussel ongelooflijk verlegen zitten om leerkrachten Frans voor het secundair onderwijs. Die samenwerking ligt dan toch enigszins voor de hand, vooral omdat wij ook nog eens een attractievere verloning kunnen bieden dan de Franse Gemeenschap. Dat is een mooie wortel. Ik wil dat zeker nog eens opnieuw opnemen.
Tot slot zijn er de voorstellen met betrekking tot een stage in de grootsteden. Ik denk dat dat ook kan kaderen in het pilootproject rond de versterking van de lerarenopleiding, waarbij we ook de focus zullen leggen op diversiteit. Het lijkt me dan niet onzinnig dat je eens van de realiteit en het leven zoals het is in de grootstad proeft. Ik hoop dat dat mensen niet onmiddellijk zal afschrikken. Ik denk dat je eerst al een zekere fond moet hebben vooraleer je daarvan proeft. Ik zou het dus niet aanbevelen als eerste kennismaking met de klasvloer, maar ik denk dat het wel belangrijk is dat je als kandidaat-leerkracht kennismaakt met onderwijs in diverse settings.
Dat hoort natuurlijk wel tot de autonomie van de lerarenopleiding. Ik hoef mij daar niet tot in de details mee te bemoeien. Mogelijk zijn er in het kader van het pilootproject om de lerarenopleiding te versterken, waarbij de focus onder andere op diversiteit en armoede ligt, wel zulke projecten mogelijk, voor zover de bestaande lerarenopleiding dit al niet in de praktijk brengt.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden.
Mevrouw Tavernier, natuurlijk zullen we het probleem van het lerarentekort in Brussel niet oplossen met campagnes, maar die durven al eens te helpen om mensen te enthousiasmeren voor een project. Ik hoef daar minister Weyts Oosterweelgewijs niet van te overtuigen. Bovendien biedt de VGC natuurlijk veel meer dan campagnes om leerkrachten in Brussel op het terrein te ondersteunen. Het Onderwijscentrum Brussel (OCB) doet ongelooflijk veel rond taalbeleid, armoedebeleid en flankerend beleid om leerkrachten in Brussel te ondersteunen.
Vlaanderen moet ook zijn verantwoordelijkheid nemen met een aantal structurele maatregelen om de job aantrekkelijk te maken en te houden. Dat hebt u zelf gezegd, minister. Ik ben heel benieuwd hoe uw extra aandacht voor aanvangsbegeleiding zich in de praktijk zal vertalen. Ik hoop dat we daar in Brussel de vruchten van kunnen plukken.
Ik herhaal mijn oproep dat er echt nog verder nagedacht moet worden over een meer structureel beleid rond coteaching. Ik ben wel heel blij met uw opmerking dat er misschien in het kader van die proefprojecten rond het versterken van de lerarenopleiding kan worden nagedacht over stages in een grootstedelijke context om leerlingen te laten proeven van die grootstedelijke realiteit. Ik denk dat dat alleen maar kan helpen om hen beter voor te bereiden, zodat ze weten waar ze aan toe zijn als ze in een grootstad voor de klas komen te staan. Hopelijk zal hen dat ook enthousiasmeren om dat zeker te doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.