Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Segers heeft het woord.
De Vlaamse Regering richtte in deze legislatuur een Vlaams Randfonds op. Met dat fonds worden de negentien gemeenten grenzend aan Brussel, waaronder de faciliteitengemeenten, met 4 miljoen euro per jaar ondersteund om de grootstedelijke uitdagingen aan te pakken. Jaarlijks bepaalt de minister ad hoc het thema waarvoor die middelen ingezet worden. Daarenboven maakte de Vlaamse Regering in de begroting van 2021 ook nog 7 miljoen euro vrij voor de uitdijende effecten van het grootstedelijk gebied Brussel op gemeenten in de brede Brusselse Rand. Daaruit werd enerzijds 4,5 miljoen euro vrijgemaakt voor Dilbeek, Halle, Vilvoorde en Ninove voor de aanpak van grootstedelijke problematieken. Daarnaast ging 2,5 miljoen euro naar Denderleeuw, Geraardsbergen, Zottegem en Ninove voor de aanpak van de mobiliteitsknooppunten.
Het Brussels informatie-, documentatie- en onderzoekscentrum van de VUB, BRIO, deed recent onderzoek naar de socio-economische en demografische kenmerken van de Vlaamse Rand. In het onderzoek wordt er een classificatie gemaakt, de zogenaamde principale componentanalyse of PCA, van alle 300 Vlaamse gemeenten op basis van grootstedelijke indicatoren, en dat zijn er 160. De eerste 15 gemeenten met de hoogste PCA-score zijn allemaal gemeenten uit de Vlaamse Rand. Maar als we verder kijken, wordt de top 28 voornamelijk aangevuld met gemeenten die in de bredere Vlaamse rand liggen, zoals Liedekerke, Lennik en Kortenberg. En op plaats 28 staat Merchtem. Die gemeenten ervaren dus dezelfde grootstedelijke problematieken door hun wisselwerking met Brussel, maar kunnen niet op extra middelen rekenen uit het Randfonds of het budget voor de aanpak van grootstedelijke problematieken, het zogenaamde Denderfonds. Daardoor merken we dat de invloed van Brussel verder uitdijt tot de bredere rand rond Brussel, en dat niet enkel de 19 gemeenten die strikt tot de Vlaamse Rand behoren, de invloed van Brussel voelen.
Minister, wat zijn uw conclusies naar aanleiding van het recente onderzoek van BRIO? Bent u bereid om erover na te denken om de huidige strikte definitie van de Vlaamse Rand met zijn negentien gemeenten te herbekijken en aan te passen aan de huidige socio-demografische realiteit?
Bent u bereid om het Randfonds uit te breiden naar de gemeenten die in de bredere rand rond Brussel liggen en dat op zo’n manier dat ze op een evenwaardige wijze een beroep kunnen doen op het Randfonds? Nu kunnen ze wel intekenen op de call, maar de negentien gemeenten krijgen prioriteit.
Bent u bereid om de middelen uit het Randfonds toe te kennen op basis van bottom-up voorstellen van de lokale besturen zelf in plaats van thema’s die u eigenhandig bepaalt?
Zult u overwegen om de middelen van het Randfonds voortaan op basis van de PCA-ranking te verdelen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ben uiteraard blij dat het Randfonds de nodige aandacht krijgt. Alleen is het jammer dat niet iedereen de voordelen inziet van een bijkomende impuls van maar liefst 26 miljoen euro ten voordele van de Vlaamse Rand. Aanvankelijk was dat maar 20 miljoen euro, maar daar is 6 miljoen euro bijgekomen. Er is dus 26 miljoen euro vrijgemaakt ten voordele van de Vlaamse Rand. Dat is, om het in een andere taal te zeggen, ‘du jamais vu’.
Ik vind deze BRIO-studie, om nog een andere taal te gebruiken, gefundenes Fressen. Deze studie duidt aan dat het onderscheid dat we territoriaal maken perfect wetenschappelijk gelegitimeerd is. Uit hun wetenschappelijke analyse blijkt immers dat de afbakening van de 19 gemeenten die tot de Vlaamse Rand behoren wel degelijk wetenschappelijk gefundeerd is. Zij ondervinden gemeenschappelijke uitdagingen op het vlak van migratie, taal, verstedelijking en mobiliteit. Dat zijn allemaal fenomenen die zich bij hen veel sterker voordoen dan in de rest van Vlaanderen. Men heeft 300 Vlaamse gemeenten geanalyseerd en men heeft daar verschillende indicatoren op losgelaten. Uiteindelijk heeft men indicatoren gevonden die kenmerkend waren voor de Vlaamse Rand. Bij een deel van de 106 gebruikte indicatoren wijken de Randgemeenten significant af ten opzichte van de rest van Vlaanderen. Als je die Vlaamse Randcomponent toepast op alle Vlaamse gemeenten, dan krijg je een lijst en zelfs een ranking met een bepaalde score.
Welke gemeenten staan er in die lijst? Ik som ze even op: Drogenbos op één, dan volgen Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Kraainem, Wezembeek-Oppem – toevallig zijn dat allemaal faciliteitengemeenten –, Overijse, Sint-Pieters-Leeuw, Zaventem, Hoeilaart, Machelen, Beersel, Dilbeek, Tervuren, Vilvoorde, Ronse – een buitenbeentje –, Grimbergen en Asse. De enige gemeenten van de Vlaamse Rand die niet op grond van die wetenschappelijke indicatoren in die ranking verschijnen, zijn Merchtem en Meise. Dat is waarschijnlijk door het deels landelijke karakter van die gemeenten. Gelet op de ranking, die al die gemeenten uit de Vlaamse Rand opsomt, is het duidelijk dat zij wel degelijk met elkaar bepaalde uitdagingen gemeen hebben. De meeste andere gemeenten van Halle-Vilvoorde staan niet in de top-28-ranking. Er zijn maar drie uitzonderingen: Lennik, Halle en Liedekerke.
Dat gemeenschappelijke karakter heeft de Vlaamse Regering er terecht toe gebracht om al in de jaren negentig van die Vlaamse Rand een specifiek beleidsveld te maken. Meer dan twintig of dertig jaar later blijkt dat die beslissing toen een juiste en vooruitziende was. Dat is ze vandaag nog steeds. Deze studie geeft nog een sterkere legitimiteit aan de keuze en de afbakening van de gemeenten van de Vlaamse Rand.
Wil dat zeggen dat er geen enkele andere gemeente ook te kampen heeft met vergelijkbare uitdagingen? Vanzelfsprekend niet. Ook andere gemeenten kregen intussen te maken met een toename van de migratiedruk, van mensen die de taal niet machtig zijn, die een andere culturele achtergrond hebben. Het onderzoek van BRIO laat echter wel duidelijk zien dat zulke uitdagingen zich significant meer laten voelen in de gemeenten van de Vlaamse Rand dan elders. Die cijfers wettigen dus zeker de recente oprichting van het Randfonds en de stevige financiering daarvan, en ook het gebruik ervan in de negentien gemeenten van de Vlaamse Rand. Ik denk dat de cijfers aantonen dat die keuze wetenschappelijk stevig onderbouwd is. Ze versterken de nood ook om die middelen gericht in te zetten. De problematiek wordt in dezen nogmaals aangetoond. Dat illustreert natuurlijk ook dat we moeten verhinderen dat we de middelen al te zeer zouden versnipperen.
Dat neemt niet weg dat gemeenten in de bredere Rand ook met grootstedelijke problematieken te maken hebben, en dat die ondersteuning verdienen. Wat hebben we daarom gedaan? Enerzijds hebben we ervoor gezorgd dat belangrijke centrumgemeenten in die ruimere Rand – Halle, Dilbeek, Vilvoorde – extra financiering krijgen, buiten het Randfonds om. Ook voorzien we dat Vlaamse Randmiddelen toch ook nog worden ingezet voor gemeenten buiten die negentien. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de vergroeningsprojecten die we nu samen met het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) in de markt hebben gezet, waarbij we ondersteuning toekennen aan gemeenten of andere initiatieven die werk maken van meer bomen in de Vlaamse Rand, en bij uitbreiding in heel Halle-Vilvoorde. Diverse gemeenten buiten de Rand hebben ingetekend op die projectoproep voor ondersteuning. Ik hoop dat dat nog meer het geval zal zijn. We zullen dat blijven doen. Ten aanzien van concrete initiatieven zullen we de perimeter wat verruimen. Dat heb ik ook altijd gezegd. De focus blijft echter natuurlijk wel in eerste instantie liggen op die negentien gemeenten van de Vlaamse Rand. Daarin word ik natuurlijk wel gesterkt door deze recente studie.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ook ik zie absoluut de voordelen in van dat Randfonds. Het is een goede zaak dat dat er is. Alleen zou de volgende Vlaamse Regering dat structureel moeten inschrijven, want de uitdagingen zullen over vier jaar niet weg zijn, en het liefst ook met meer middelen. Oorspronkelijk ging het over 20 miljoen euro. Nu is dat 26 miljoen euro. Dat is niet niks, maar over vijf jaar is dat iets meer dan 5 miljoen euro per jaar. Dat volstaat niet. Het is echter een begin. Daar ben ik het absoluut mee eens.
U zegt dat die BRIO-studie gefundenes Fressen is. Dat toont ook aan hoe belangrijk een expliciet beleid met betrekking tot de Rand is. Dat is essentieel om die uitdaging van de verstedelijking te kunnen aangaan. Ik denk dat die PCA-score voor de verdeling van de middelen van het Randfonds eigenlijk een startpunt moet zijn. Eigenlijk zou men de dossiers gewoon moeten beoordelen in functie van de volgorde waarin de gemeenten zijn opgenomen in die ranking. U hebt de eerste achttien gemeenten opgesomd. Ronse is een buitenbeentje. Als we verder gaan dan die negentien, dan zien we Halle, Vilvoorde en Dilbeek, die gelukkig ook extra middelen krijgen. Ik vind dat die ook echt structureel zouden moeten worden gemaakt. Dan vinden we daar ook nog – niet meer in de Rand – Huldenberg, Landen, Kortenberg, en dan Lennik, Denderleeuw, Liedekerke en Merchtem in terug. Dat is ferm. Kleine gemeenten als Denderleeuw en Liedekerke staan op plaats 26 en 27, van driehonderd gemeenten.
Dan moeten we toch erkennen dat de uitdagingen minstens even groot zijn en alleszins veel groter dan in de rest van Vlaanderen. U hebt gezegd dat u wel wilt kijken naar de uitbreiding ervan en dat die gemeenten ook wel mee kunnen intekenen, maar dat u prioritair wilt blijven kijken naar die negentien gemeenten. Dat is jammer. Ik wil oproepen om dat te herbekijken. Als je bijvoorbeeld Liedekerke en Denderleeuw tegenover elkaar zet, krijgt Denderleeuw extra ondersteuning vanuit het Denderfonds en krijgt Liedekerke amper iets. Voor de zomerscholen heeft het wel iets gekregen.
Minister, u hebt niet geantwoord op mijn vraag of u bereid bent de methodiek van de verdeling van het Randfonds te herbekijken. Ik denk dat we heel erg moeten vertrekken vanuit specifieke lokale noden van elke gemeente. Elk gemeentebestuur kent zijn eigen noden en uitdagingen als de beste. Nu bent u het die bijvoorbeeld dit jaar voor groen kiest en daarna voor onderwijs. U bepaalt de thema's. Ik denk dat je de middelen bottom-up zou moeten verdelen op basis van projecten die door de gemeenten zelf worden ingediend. Mijn vraag is of u ook bereid bent om dat te herbekijken.
De heer Slootmans heeft het woord.
Dank aan mevrouw Segers om het dossier van het Randfonds nog eens op de agenda te zetten. Wij doen dat wel met een andere insteek. We hebben de minister al verschillende keren geattendeerd op de totaal ontoereikende middelen van het Randfonds. Hij herhaalt nu opnieuw de percentages die erbij zijn gekomen in het kader van het Randfonds. Wij zijn niet de enigen geweest die de ontoereikendheid van de middelen hebben aangekaart. In het verleden heeft bijvoorbeeld ook Luc Deconinck dat al aangegeven, en ook het Toekomstforum heeft dat signaal al zeer duidelijk de wereld ingestuurd. Maar meer recent, en dat is buitengewoon interessant – ik neem aan dat een aantal collega's al weten waar ik naartoe ga – was er de noodkreet uit Asse: N-VA-Asse, de gemeenteraadsvoorzitter van de N-VA in Asse die keihard uithaalde naar het Vlaamse Randbeleid van de N-VA, van zijn eigen partij dus. Ik neem aan dat die man ondertussen een paar boze telefoons heeft gekregen en zich heel veel zorgen moet maken in het kader van de volgende lijstvorming. Maar bon, dat is mijn zaak niet. Ik citeer de man in een artikel: “ ‘Op één uitzondering na, zit de hele Vlaamse Rand in de groep van gemeenten met de laagste betoelaging. Onze inwoners zijn dus in de ogen van de Vlaamse overheid ‘minder waard’. God mag weten om welke reden dit is. Je krijgt dat aan een redelijk mens niet uitgelegd. De uitdagingen in de Vlaamse Rand zijn niet min. En dat kan niemand, zeker niet in politiek Vlaanderen, ontkennen. (...) Maar nog meer roepen we VVSG, de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement op om de noden van de gemeenten in de Vlaamse Rand te erkennen en daar vooral de nodige middelen tegenover te zetten’, gaat N-VA’er De Rop verder. Recent werd het Randfonds uitgebreid. Maar die middelen volstaan niet. ‘Het is niet door nog wat geld richting vzw De Rand te sturen of een paar honderdduizend euro aan Randsubsidies te geven dat de situatie opgelost raakt.’ ” Boenk. Boempatat.
Minister, ik denk dat dat punt wel duidelijk is gemaakt door uw partijgenoot De Rop. U hebt mij hier in het verleden al min of meer weggezet als een halvegare omdat ik mij beklaagde over de ontoereikende middelen terwijl de middelen omhoog gingen, maar blijkbaar is dat argument toch niet zo onzinnig want nu komt het uit uw eigen partijrangen. Een gemeenteraadsvoorzitter heeft een zeker aanzien. Het is bijzonder veelzeggend dat die zich in een open brief op de eigen website moet richten tot zijn eigen minister en tot collega Deconinck, want daar richt hij zich in zijn brief ook toe. Dat spreekt eigenlijk boekdelen. Minister, welk gevolg geeft u aan deze noodkreet uit uw eigen partij? Zult u daarbij een noodzakelijke hervorming van de gemeentelijke financiering op de regeringstafel leggen? Want daar gaat het natuurlijk over. U moet trouwens geen schrik hebben om dat te doen. U hebt mij in het verleden al weggezet als een halvegare omdat het strategisch zeer dom zou zijn om zoiets op tafel te leggen, want wat je geeft aan de ene, neem je weg bij de andere. Maar ook uw coalitiepartner CD&V heeft het dossier een tiental dagen geleden, zelfs vorige week nog, op de tafel gelegd. Zij hebben zich erover beklaagd.
(Slechte geluidskwaliteit)
Collega Dochy heeft daar een prachtige kaart van gemaakt, waarop je de lokale financiering ziet. Hoe roder de gemeente, hoe meer financiering er is. Daarop zie je hoe de Vlaamse Rand bijna wit ziet als de slechtst betoelaagde van alle gemeenten. Het is toch niet te verantwoorden dat gemeenten met zware verstedelijkingsproblemen zoals onder meer Zellik en Sint-Pieters-Leeuw tussen 240 en 280 euro financiering per inwoner krijgen, terwijl een gemeente als Turnhout het viervoudige krijgt en Antwerpen het achtvoudige. Dat is niet meer te verantwoorden. Daar ligt de sleutel om het financieringsprobleem in de Vlaamse Rand aan te pakken, en niet in het poedergewijs geld uitstrooien over de Vlaamse Randgemeenten. Dat brengt weinig zoden aan de dijk. Het is leuk om de pers mee te halen, maar structureel brengt dat geen zoden aan de dijk.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Ik wil het nog even hebben over het Randfonds. Het ging toch over het Randfonds en niet over het Gemeentefonds, collega Slootmans, waar u het in uw repliek over had.
Collega Segers, u zegt dat u liever structurele oplossingen wilt. Ik denk dat een fonds toch al een hele stap is. Fondsen kunnen uiteraard altijd wijzigen, maar in mijn ogen is dat vrij structureel en toch een hele stap. Bovendien is het een hele erkenning voor de problematiek van onze regio. De minister heeft het budget dat ernaartoe gaat, opgenoemd. Het is ‘du jamais vu’ welke budgetten er in deze legislatuur worden vrijgemaakt voor de problemen van de Vlaamse Rand.
Mevrouw Segers, u hebt deze vraag al meermaals gesteld en eigenlijk komt uw insteek altijd op hetzelfde neer: u wilt meer geld voor gemeenten die net buiten de Rand liggen, zoals uw eigen gemeente Liedekerke.
Minister, u hebt gezegd dat de noden het hoogst zijn in de randgemeenten zelf, waar we de grootstedelijke uitdagingen op allerlei vlakken kunnen zien. We zien vanzelfsprekend ook uitdagingen in de omliggende gemeenten waar we diezelfde problemen vaststellen. Het is geen oplossing om de middelen voor de Vlaamse Rand te vernevelen en te verspreiden over een nog groter gebied.
Met de middelen die in deze legislatuur enorm zijn toegenomen, moeten we omzichtig omgaan. We kunnen die enkel doeltreffend inzetten als we ze vrijmaken voor projecten of acties die werkelijk een verschil kunnen maken op het terrein. Het geld overal rondstrooien – de poedersuikertactiek, zoals u het noemt – is in onze ogen niet de juiste manier. Wij willen een steen verleggen in de rivier zodat die anders gaat stromen, en niet overal een paar kiezeltjes in de rivier neerleggen.
Mevrouw Segers, er zijn projectoproepen waar de bredere gemeenten ook kunnen op intekenen. Met onze gemeente hebben we dat gedaan en met resultaat. Ons project voor subsidies Groene rand is goedgekeurd. Het is dus geenszins juist om te zeggen dat deze Vlaamse Regering blind blijft voor goede projecten die niet uit de negentien gemeenten komen. Je moet dan wel met een goed project komen, maar je krijgt ook een deel van de middelen uit het Randfonds toegewezen.
Het is bijzonder jammer dat we in een legislatuur zitten waar nog nooit zoveel middelen werden vrijgemaakt om specifiek te werken aan de uitdagingen in de Vlaamse Rand en om het Vlaamse beleid te versterken, maar altijd door de oppositie wordt weggezet als: het is te weinig, het is niet genoeg, het is niet bottom-up. Vanuit het Toekomstforum zijn ook die prioriteiten aangegeven om aan te werken, zijnde de Rand groen en Vlaams houden.
Mevrouw Segers, misschien volgt u andere vergaderingen dan ik, maar het Toekomstforum is heel tevreden dat die middelen vorig jaar zijn gegaan naar dat groen en naar onderwijs, en specifiek naar het Nederlands in dat onderwijs.
Minister Weyts heeft het woord.
Mevrouw Segers geeft toch een enigszins selectieve lezing van de tabel met de ranking van de gemeenten. Want als we inderdaad specifieke indicatoren onderscheiden die typisch zijn voor de Vlaamse Rand en vervolgens ook die Vlaamse Randcomponent toepassen op alle Vlaamse gemeenten, op 300 Vlaamse gemeenten, dan komt men tot een soort van ranking van 28 gemeenten die veel beter scoren op die indicatoren dan alle andere gemeenten van Vlaanderen. En dan zie je dat de eerste 15 gemeenten van de 19 gemeenten allemaal gemeenten zijn uit de Vlaamse Rand. Op nummer 17 staat vervolgens Grimbergen en op nummer 18 Asse. Met onze definitie dekken we dus nagenoeg volledig die Vlaamse Randgemeenten.
Vervolgens somt mevrouw Segers dan ook enkele andere gemeenten op, bijvoorbeeld haar eigen gemeente Liedekerke, die volgens die ratio ook extra middelen zou moeten krijgen. Wel, volgens die ratio, als ze enkel die ranking gebruiken, moeten wij akte nemen van het gegeven dat op plaats 16 Ronse staat, op plaats 20 De Panne en op plaats 26 Denderleeuw. Ik hoop dat u het met mij eens bent dat we geen middelen uit het Vlaamse Randfonds zullen overschrijven naar Ronse, De Panne of Denderleeuw. Dus als dat uw criterium is om te gaan zeggen dat Liedekerke zo nodig een extra financiering moet krijgen, dan zullen we ook wel Ronse, De Panne, Denderleeuw en andere gemeenten moeten bedienen. En dat lijkt me niet de bedoeling te zijn van het Vlaamse Randfonds. Maar alle respect indien u dat anders ziet.
Deze studie heeft aangetoond dat de methodiek, het criterium van onderscheid dat wij hanteren in het beleid van deze Vlaamse Regering perfect legitiem is. En het wordt nog versterkt, het geeft extra verantwoording aan de keuzes die we maken. Maar stelselmatig verruim ik ook de focus. We mogen niet blind blijven. Ik zorg ervoor dat, voor de specifieke oproepen die we lanceren, ook andere gemeenten dan die negentien gemeenten in aanmerking kunnen komen. We hebben het bijvoorbeeld gehad over zomerscholen, over een specifieke ondersteuning in functie van taalintegratietrajecten, een specifieke ondersteuning en heel veel middelen, samen met het Agentschap voor Natuur en Bos en met collega Demir, voor de vergroening. We hebben dat ook aan andere gemeenten buiten die klassieke negentien gemeenten van de Vlaamse Rand aangeboden. Ik heb vastgesteld dat sommige gemeenten van die mogelijkheid hebben gebruikgemaakt en andere gemeenten niet. Zo heeft de gemeente Liedekerke die ondersteuning aan zich laten voorbijgaan. Even goede vrienden. Maar dat wil wel zeggen dat we de mogelijkheden bieden. Men moet die mogelijkheden dan wel met beide handen aannemen, wanneer men argumenteert dat men extra middelen nodig heeft. Als er extra middelen worden gepresenteerd, dan maak je daar maar beter ook gebruik van.
Tot slot, meneer Slootmans, ik weet niet over welk initiatief u het hebt wat betreft Asse. Ik had begrepen dat het een aanklacht was richting het Gemeentefonds. Als u klachten hebt omtrent de spendering van de middelen van het Gemeentefonds, dan moet ik u doorverwijzen naar een andere deur en een andere bevoegdheid. Ik kan er enkel op wijzen dat we wel degelijk, wat het Vlaamse Randbeleid betreft, voor eigen deur hebben geveegd. Vóór de start van deze regering was er namelijk geen Vlaamse Randfonds, waren er daarvoor 0 euro extra middelen. Vandaag is er 26 miljoen euro. En ik kan u garanderen: 26 miljoen euro is heel wat meer dan 0 euro. Ik denk dus dat we daarin goede keuzes hebben gemaakt. Deze BRIO-studie legitimeert die keuzes des te meer.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, sorry, maar u stelt mij heel hard teleur. Dat is echt een heel flauw antwoord en het is ook intellectueel oneerlijk.
Ik heb de lijst letterlijk voorgelezen. Op die lijst staan inderdaad nog twee of drie gemeenten die niet behoren tot Vlaams-Brabant en Halle-Vilvoorde.
Ik heb niet gevraagd dat die ook mee moeten. In die top-28 staan voor de rest ook: Halle, Huldenberg, Landen, Kortenberg, Lennik, Liedekerke en Merchtem. Dat zijn toch wel gemeenten uit de Vlaamse Rand, uit Halle-Vilvoorde, uit de bredere Vlaamse Rand, die toch in die top-28 staan op 300!
Collega Slootmans legt de link met het Gemeentefonds. Ja, natuurlijk zijn die twee gelinkt. De vaststelling is en blijft dat het goed is dat het Randfonds er is. Ik ben daarmee begonnen in mijn eerste tussenkomst: goed dat het Randfonds er is. Alleen is het niet voldoende om alle noden te dekken in de brede Vlaamse Rand. Mijn vraag is om dit structureel te maken. De volgende Vlaamse Regering zal deze middelen moeten verhogen.
Minister, het punt van bottom-up versus de thema’s die u bepaalt, dat klopt. De thema’s van het Toekomstforum werden ook in die zin naar voren geschoven.
U gaf zelf het voorbeeld van mijn eigen gemeente. Ik ben hier echt niet alleen voor Liedekerke aan het spreken. Ik spreek voor de hele breedte, ook voor Asse, ook voor Lennik, ook voor Kortenberg, ook voor Merchtem. Het voorbeeld dat ik u wil geven is dat van de (onverstaanbaar) die we aan ons hebben laten voorbijgaan. Liedekerke is zowat de meest ‘dense’ gemeente. Het heeft dezelfde densiteit als Brussel. Wij hebben dus niet zoveel ruimte meer voor bijkomend groen. Dat is precies het punt dat ik maak: laat de gemeenten dit zelf bottom-up bepalen. Zij kennen het best de noden. Laat hen aanvragen doen voor extra middelen.
Mevrouw De Coninck zegt dat we niet willen vernevelen. Neen, we moeten het structureel maken. Het moet meer zijn. En ja, het is nooit genoeg. Maar het is ook nooit genoeg voor de brede Rand om de problemen aan te pakken. Vernevelen, dat klinkt heel denigrerend. Maar je kunt met heel weinig heel veel doen. Onze integratieambtenaar werd door de vorige Vlaamse Regering, door mevrouw Homans, niet meer gefinancierd. Wel, wij hebben ons samen gezet met Denderleeuw, om dat provincieoverschrijdend te bekijken. Wij hebben zelf wat extra middelen bijeengebracht om een integratieambtenaar aan te werven, omdat we die absoluut nodig hebben. Dat gaat om niet zo veel middelen, maar wij weten precies wat wij met die weinige middelen zouden moeten doen.
Ik roep dus op om dat nog meer structureel te maken. We moeten de Rand herdefiniëren. En laat bij de volgende call alstublieft de gemeenten zelf bottom-up voorstellen doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.