Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over buitenlandse inspiratie voor het coronaproof heropenen van de cultuursector
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister-president, in Nederland is men onlangs begonnen met een reeks testevenementen, in de hoop in de maand april de evenementensector weer te kunnen opstarten. Het zou blijkbaar gaan om een samenwerkingsverband met Fieldlab Evenementen. Hiermee wil men kennis vergaren aan de hand van praktijktesten gericht op een terugkeer van veilige en verantwoorde evenementen met een verhoogde bezoekerscapaciteit. Zowel de risico’s als het gedrag van de mensen worden in kaart gebracht, maar ook wordt nagaan wat voor bezoekers comfortabel voelt en wat niet.
Door de bijdrage op VRT NWS kwam ik op de vraag. Op zaterdag 20 februari 2021 mochten vijfhonderd mensen naar een theatervoorstelling gaan – stelt u zich dat voor, ik kon er zelf op dat moment al van beginnen te dromen! Tijdens het evenement werd onderzoek gedaan naar het gedrag van bezoekers, de werking van beschermende materialen en de logistieke inzet van preventieve maatregelen, zoals het vooraf en achteraf testen van de bezoekers op het coronavirus.
Natuurlijk kijken wij daarvoor graag naar onze noorderburen. Eveneens op 20 februari 2021 heeft onze cultuursector een actie gevoerd op bijna tweehonderd plaatsen verspreid over het land. Ze vragen natuurlijk perspectief, op zijn minst voor een gedeeltelijke heropening van de cultuurhuizen. Op zich toont het Nederlandse initiatief dat er licht is aan het einde van de tunnel.
Uw Nederlandse tegenhanger, mevrouw Van Engelshoven, rond het VRT Journaalitem af met een boodschap aan uw adres: “Leer mee van wat wij hier aan het leren zijn, en maak gebruik van onze ervaringen.” Dat lijkt mij een boodschap die we met z’n allen kunnen onderschrijven.
Hoe staat u tegenover het Nederlandse initiatief? Denkt u dat het mogelijk is om een dergelijk initiatief ook hier in de steigers te zetten? Zo ja, met welke timing?
Inmiddels blijkt dat een van de medewerkers op het evenement spijtig genoeg positief getest heeft. Hebt u reeds contact opgenomen met uw Nederlandse collega over dit initiatief? Zijn er lessen te trekken? Kunnen we daar eventueel in de toekomst voor samenwerken? Het zou een mooie opzet zijn voor een Vlaams-Nederlandse samenwerking.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister-president, ik dank opnieuw mijn goede collega Stephanie D’Hose om, net zoals vorige week, in het voorprogramma van mijn vraag op te treden. Het is duidelijk dat wij in dezelfde vijver vissen. Maar dat is natuurlijk omdat dit een bijzonder interessant evenement is. Door de fijne inleiding van collega D’Hose kan ik mij beperken tot nog wat extra informatie.
Die theatervoorstelling heeft inderdaad plaatsgevonden. Ik had contact met de organisatie Fieldlab Evenementen. Zij gaan gelijkaardige initiatieven opzetten op andere terreinen. Zij gaan ook, bij wijze van spreken, een congres nabootsen, een voetbalwedstrijd, een dansfestival en ik denk ook een filmfestival – kortom, een hele reeks.
Ook in andere Europese landen wordt hieraan gewerkt. Ik denk aan Denemarken, waar men op 24 februari 2021 aankondigde in maart opnieuw bezoekers bij allerlei buiteninitiatieven te kunnen verwelkomen, mits men een negatieve coronatest kan voorleggen. Ook in Italië wordt bekeken hoe cultuurhuizen kunnen worden geopend. Het borrelt dus in Europa. Wat kunnen we daarvan leren?
Ik heb wat gelijkaardige vragen aan u, minister-president. Hebt u contact gehad met mevrouw Van Engelshoven? Hebt u bekeken of we de uitkomst van die experimenten kunnen gebruiken? Als Nederland iets gratis aanbiedt, moeten we daar toch op ingaan?
De echte uitkomst van de experimenten is er nog niet. Is er bereidheid om de resultaten over te nemen en te implementeren?
De sector ligt allang op apegapen. Waarom hebben wij altijd een gidsland nodig? Heeft de Vlaamse Regering nooit zelf initiatieven bedacht of uitgevoerd om met dit soort experimenten de wetenschap te verrijken? Waarom hebben we dat zelf nooit overwogen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Goedemorgen, collega’s, ik ben op de hoogte van dit Nederlandse experiment. Na de VRT-inbreng heb ik onmiddellijk contact genomen met de Nederlandse ambassadeur en mijn bijzondere interesse in de Fieldlab Evenementen kenbaar gemaakt. Ik heb tevens gevraagd om de resultaten en inzichten met ons te delen. De eerste resultaten worden eind maart verwacht.
Ondertussen vond er ook een ruimere uitwisseling plaats tussen mijn administratie en het Nederlandse Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De bedoeling is om van elkaar te leren. Net zoals hier de interesse werd gewekt voor de fieldlabs, kijkt men in Nederland bijvoorbeeld met zeer veel belangstelling naar onze protocollen. In Nederland werden bijvoorbeeld de musea gesloten, terwijl die bij ons open zijn. Zo heeft men alvast navraag gedaan naar de aanpak die wij hier hanteren. Mijnheer Pelckmans, in Nederland zijn ze ons niet altijd voor; dat geldt alleen maar op bepaalde vlakken en op andere niet.
Wat de Nederlandse of andere analoge experimenten betreft, moet je tegelijk kijken waar men naartoe wil. Ik hoor hier ook verwijzingen naar Denemarken en Italië, maar je hebt bijvoorbeeld ook een Pools initiatief dat sterk gereguleerde culturele activiteiten in Polen weer mogelijk maakt.
Telkens hebben de experimenten de intentie om van de cultuur- of evenementzalen een covidveilige omgeving te maken. In dat verband hebben we met ons COVID Infrastructure Risk Model (CIRM) al sinds september een heel sterk systeem ontwikkeld en uitgerold, samen met de sector en onze virologen, net omdat we in alle veiligheid het bezoek aan een culturele voorstelling mogelijk willen maken voor zoveel mogelijk mensen. Ik herinner u bijvoorbeeld aan voorstellingen tot meer dan zevenhonderd personen in de Koningin Elisabethzaal het voorbije najaar.
Ik ben er enerzijds van overtuigd dat we met ons Vlaamse CIRM een goed systeem hebben ontwikkeld, dat zijn waarde vorige herfst al bewezen heeft. Het systeem staat alleszins klaar om ook in 2021 een belangrijke rol te spelen in de heropstart voor de cultuur- en evenementzalen. In die zin hebben we in Vlaanderen al heel wat praktijktests achter de rug.
Daarnaast moeten we blijven leren van goede initiatieven zoals de fieldlabs in Nederland, en de kennis die daaruit komt, integreren in onze systemen. De Nederlandse fieldlabs concentreren zich op vier soorten testen: voor een zittend indoor publiek, een staand indoor publiek, en op de aanwezigheid van publiek in voetbalstadions en op festivals. Het doel van hun studie is in eerste instantie een gedragsmeting te doen. Hoe gedraagt een publiek zich tijdens een activiteit? Welk soort maatregelen en beperkingen kun je invoeren om een alternatief te hebben op de anderhalve meter die nu standaard geldt?
Eerder dan een wetenschappelijke follow-up te doen van besmettingshaarden wil men in het Nederlandse testmodel dus komen tot richtlijnen die op basis van de verzamelde en bestudeerde data ‘eventueel’ de anderhalve meter kunnen opschorten. Relevante resultaten uit dit soort van studies kunnen we, zoals gezegd, dan trachten te integreren in onze systemen.
Ik ga niets gelijkaardigs doen, ik ga eind maart de studie van Nederland bekijken. Het heeft niet veel zin om het te kopiëren. We hebben bericht gekregen dat we de testresultaten van Nederland krijgen. Wat we daaruit leren, gaan we natuurlijk in ons beleid inschakelen. Het zou tijd- en middelenverlies zijn om de studie te kopiëren. Ik ga dat gewoon ‘for granted’ aannemen.
Zijn we dus bereid om dat te implementeren, als die experimenten positief geëvalueerd worden? Ja! Maar ik denk dat uit die studie niet alleen zal blijken positief of negatief, men zal zeggen: let daarop of let daarop, doe dat wel of doe dat niet. Het zal niet zozeer een binair iets zijn, maar wel dat men onder die of die omstandigheden dat en dat kan doen. We gaan dat natuurlijk gebruiken en in ons beleid inschalen.
Mijnheer Pelckmans, we hebben vergelijkbare dingen bedacht. Dat nu niet, wij hebben het CIRM bedacht. Het CIRM hebben we naar Nederland geëxporteerd en de testresultaten van dit gaan wij van Nederland overnemen. Ik denk dat dat een mooie wisselwerking is.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Dank u wel voor uw zeer helder antwoord. Een wisselwerking en van elkaar leren, is in mijn ogen ook de juiste weg om te gaan. Ik begrijp eigenlijk dat we de Nederlandse testing niet gaan kunnen gebruiken om te zeggen wanneer we gaan openen, maar dat we het vooral gaan gebruiken om de richtlijnen op te nemen in onze protocollen. Dat is inderdaad interessant.
U had eerder al gezegd dat u op 15 maart duidelijkheid zou willen geven over de festivals. Maar pas eind maart gaan we de resultaten kunnen krijgen van Nederland. Betekent dit dat u 15 maart wat zou willen uitstellen tot we zicht hebben op die resultaten van eind maart? Of zegt u dat u voldoende data hebt om tegen midden maart duidelijkheid te kunnen geven over die festivals?
De heer Pelckmans heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord. Ik heb mijn vragen natuurlijk wat uitdagend gesteld, maar eigenlijk om tot het punt te komen dat we hier wat meer Europese uitwisseling nodig hebben. Daar kom ik zeker later, niet vandaag, nog met andere vragen op terug.
Maar in dit verband heb ik wel nog twee bijkomende vragen. Die Fieldlab Evenementen handelt heel duidelijk in opdracht van de private evenementensector, weliswaar in samenwerking met allerlei ministeries en ook academisch onderbouwd. Dat komt natuurlijk omdat daar de sector minstens zo zwaar getroffen is als bij ons. Gisteren hadden we in het nieuws nog het hoofdpunt waar de exodus werd aangekondigd van expertise uit onze sector, toch wel een harde vaststelling. Die staat toch in schril contrast met de uitspraken en de ambitie in het begin van deze crisis, van u, op kop, en ik ben daar ook graag in meegegaan. Maar nu moeten we u toch confronteren met het feit dat u toen zei: 'We kunnen niet alles opvangen in deze crisis, we kunnen niet alles en iedereen betalen, maar we gaan wel zorgen dat de gezonde bedrijven overleven.' Nu blijkt toch – de cijfers moeten natuurlijk nog komen – dat die gezonde evenementenbedrijven stilletjes niet aan het afsterven zijn, maar toch wat leeggehaald worden door de exodus van mensen die ergens anders gaan werken. Het is nog te zien of ze terugkomen of niet. Hadden we dat toch niet kunnen voorkomen, zeker in de wetenschap dat we onszelf hadden voorgenomen om die bedrijven te redden?
Aansluitend bij de vraag van mijn goede collega Stephanie D’Hose: die 15 maart. Ik stel vast dat de data wat fetisjen worden. Zeker een sector die zinkt, trekt zich daar helemaal aan op. Net zoals mijn andere collega’s krijgen we elke dag vragen: gaat er op 15 maart ook effectief iets meegedeeld worden? Mijn heel concrete vraag is: in hoeverre kunt u met de cijfers van de laatste dagen en met wat u nu weet, uw belofte houden om op 15 maart op een of andere manier toch een perspectief te geven? Misschien geen openingsdatum, maar kunt u die belofte houden? Want de sector kijkt daar toch wel naar uit.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Beide collega’s stellen interessante vragen. De experimenten in Nederland zijn interessant, vooral voor de sector van de grote evenementen. Minister-president, uw antwoord lijkt mij ook het meest logische: dat u eerst afwacht wat die experimenten opleveren en dat u afspraken hebt met Nederland dat u de testresultaten zult krijgen. Die resultaten zullen ideaal materiaal zijn om onze protocollen en onze unieke Vlaamse troef, waar Nederland naar opkijkt, nog meer te verfijnen. Dat zijn essentiële stappen voor een heropstart. De sector moet daar werk van maken in heel nauw overleg met de virologen, met u en met de verschillende deelstaten.
Tot slot wil ik nog even verwijzen, zoals ook collega Pelckmans gisteren, naar de terechte opmerking van Bruno Schaubroeck, de woordvoerder van de eventsector, die erop wees dat de bedrijven in de sector niet alleen bestaan uit heel kostbaar materiaal maar evenzeer, zo niet meer, uit de competenties van de mensen die erin werken. Die mensen vertrekken nu naar allerlei andere sectoren, en het is nog maar de vraag of zij ooit terugkomen. Wat kunnen wij daaraan doen, minister-president, om te vermijden dat de bedrijven die competenties kwijt geraken?
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik herinner mij dat er enkele maanden geleden een dergelijk experiment plaatsvond in Barcelona, zelfs met duizend mensen. Het resultaat was nul besmettingen. Misschien zijn er nog wel andere landen in Europa waar dergelijke tests hebben plaatsgevonden. Mijn vraag is of er op Europees vlak niet meer aan uitwisseling van ervaringen kan worden gedaan, over allerlei soorten experimenten die nu plaatsvinden. Wij hebben onze COVID Event Risk Model (CERM), hoe zit dat in andere landen? Kunt u daarover met uw collega’s contact opnemen? Ik bedoel dus niet alleen in Nederland maar ook in de andere landen.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ik denk dat het inderdaad interessant is te kijken naar de experimenten in andere landen, niet alleen in Nederland maar ook in Polen of eender waar. In deze crisis moeten wij leren van elkaar. Toch wil ik ook nog eens de nadruk leggen op Event Flanders, dat toch wel een belangrijke rol speelt, vorig jaar al met de ontwikkeling van het CERM-loket. Daardoor kon er na de eerste golf een aantal maanden iets meer toegelaten worden. Het CERM-loket heeft van Toerisme Vlaanderen een award gekregen voor beste marketing. Ook ik denk dat daardoor nogal wat landen naar ons kijken. Ik heb daarover vorige week een vraag gesteld aan minister Demir, die de bevoegdheid Toerisme heeft. Uit haar antwoord blijkt dat Event Flanders in nauw contact staat met de sector om uit te zoeken hoe rendabele evenementen en festivals toch coronaproof kunnen georganiseerd worden. Het is nog koffiedik kijken wanneer dat zal kunnen. Zij zijn nu ook bezig dat CERM-loket aan te passen op basis van de nieuwe inzichten en van de vaccinaties en de sneltesten. Ik dacht te hebben gehoord dat dit eind van de maand op punt zal staan.
Ook het CIRM-loket zal verder aangepast worden. Ik denk dat we op dat vlak al heel wat stappen hebben gezet om ons voor te bereiden op de dag waarnaar we alleen uitkijken en waarop er weer mogelijkheden zijn. Ik wilde dat gewoon nog even aanvullen, maar u kunt gerust de vraag en het antwoord herlezen. Ik denk dat het interessante informatie was.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Er blijven nog drie vragen over, eerst over 15 maart. Ik denk dat ik midden maart heb gezegd tijdens de plenaire vergadering, dat dit een rekbaar begrip is: midden maart, dus volgens mij tussen 10 en 20 maart. Maar ik zou hier niet aan datumfetisjisme willen doen, maar met de sector in overleg blijven en de datum van een negatieve beslissing zo lang mogelijk uitstellen. Ik geef een concreet voorbeeld: vlak voor het vorige Overlegcomité, dus van vorige week vrijdag, heeft de evenementensector ons gevraagd: neem alsjeblief geen beslissing. Want als je met de elementen van vorige vrijdag een beslissing moest nemen, zou die negatief zijn. Ik ben met de sector in overleg om, zolang er nog rek zit op het moment dat je de beslissing kunt nemen en zolang je niet positief kunt beslissen, de rek maximaal te benutten. Ik zou hier niet aan datumfetisjisme willen doen, maar in overleg met de sector kijken wanneer het ultieme moment is om te beslissen.
Mevrouw D’Hose, u hebt gelijk. Nederland zegt tegen eind maart. Eind maart loopt dan tussen 20 en 30 maart. We hebben er alle baat bij om de testresultaten van Nederland af te wachten en in onze beslissing mee te nemen. Ik zou de commissieleden willen vragen om niet aan datumfetisjisme te doen. Laten we in overleg met de sector kijken wanneer het ultieme moment is waarop we echt moeten beslissen. Op de dag dat we een positieve beslissing kunnen nemen, neem ik die. Zolang ik die nog niet kan nemen en met de sector kan overeenkomen dat we nog even kunnen wachten in het licht van een hopelijk positieve beslissing, rek ik die tijd op. Ik hoop dat u dat begrijpt. De Nederlandse testresultaten zijn daarin belangrijk.
Wat het personeel betreft, wil ik geen verantwoordelijkheden doorgeven, maar Nederland heeft natuurlijk een ander systeem dan wij met onze tijdelijke werkloosheid. Daar bestaat het loonsubsidiesysteem en worden bedrijven of werkgevers betaald om het personeel bij zich te houden. We geven 70 procent van het loon – ik ga nu een karikatuur maken – om thuis te zitten. In Nederland geven ze die 70 of 80 procent van het loon aan het bedrijf om die mensen in het bedrijf te houden, maar wel aan 100 procent. Het bedrijf vult dat aan tot 100 procent loon. Het gevolg is dat het personeel ondertussen bezig is en dat de bedrijven zelfs personeel kunnen aantrekken. Ik heb wel begrepen uit de reportage van de VRT gisteren dat heel wat van het personeel tijdelijk naar een andere job uitkijkt, maar een aantal anderen zal inderdaad verleid zijn door die nieuwe job en daarin blijven hangen. Ik denk dat het een goed systeem is om voor de tijdelijke werkloosheid een alternatief te bieden in de vorm van loonsubsidies en daarin heeft Nederland ons echt wel een lesje geleerd.
Mevrouw Brouwers, ik denk dat we zeker experimenten op Europees vlak moeten uitwisselen. Bij mijn weten is de Europese ministerraad Cultuur al een hele tijd niet meer bijeengeweest. Onder het Duitse voorzitterschap is er nog eens een initiatief geweest. Dat had toen niet veel succes. Ik denk dat we daar toen met zes of zeven mensen waren. Sindsdien is er op dat vlak geen initiatief meer genomen. U weet dat een dergelijk initiatief toekomt aan de voorzitter. Maar ik zal op uw suggestie een brief richten aan de voorzitter van de Europese ministerraad Cultuur om toch een samenkomst te organiseren. Ik zal dat ter harte nemen.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister-president, het is belangrijk dat wij met z’n allen samen die boodschap, wat u net hebt gezegd over die datum, uitdragen. We worden allemaal aangesproken door de evenementensector en de cultuursector. 15 maart, dat hangt daar bijna als een Heilige Graal. Ik vind het heel juist dat u er de rek in wilt houden, in de hoop een positieve beslissing te kunnen nemen.
Collega Pelckmans, misschien moeten wij eens overleggen welke vraag we volgende week samen gaan indienen.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Dat leek op een uitnodiging voor een nieuwe coalitie! Maar goed, ik ga er graag op in, collega.
Ik heb nog enkele slotbedenkingen.
Ik ben toch blij dat u ook gelooft, minister-president, in dat Europese verhaal. Ik heb dat al een paar keer georakeld, en ben nu blij dat u daar nu een initiatief voor neemt. Ik kom daar zeker later op terug.
Aan alles is er ook een klein positief puntje. Ik hoorde gisteren zeggen dat de mensen uit de evenementensector harde werkers zijn. Ze zijn ‘handsome’. Dat wijst nog maar eens op de enorme kwaliteiten die daar aanwezig zijn. In het verleden, voor de crisis, werd die sector soms wel eens weggezet als: ‘Ja, die leuke evenementen, en plezant om te doen, allemaal.’ Nu wordt die sector nog eens goed opgewaardeerd. We kopen daar niet veel mee, maar het is toch iets wat we goed in ons hoofd moeten houden.
Mijn laatste bedenking gaat over die datumfetisjen. Ik ben blij dat u die rek voorstelt. Maar we moeten blijkbaar toch altijd een datum vooropstellen. We moeten daar voorzichtig mee omgaan. Tot slot wil ik daar vanuit Groen nog het volgende over zeggen. Wij horen en zien elke dag opnieuw de vraag naar de datum voor de versoepelingen. Misschien moeten we daar wat voorzichtiger mee omgaan. Ik heb liever dat we een datum hebben waarop we op het uur en de minuut precies kunnen starten, zodat we met alles klaar zijn, zodat we dat moment volledig kunnen gebruiken om goed te kunnen doorstarten. Daar moeten we veel meer aandacht en energie in steken dan in die opstartdata. In die zin zijn de experimenten in het buitenland, met Nederland op kop, een prima idee om die doorstart te inspireren en ervoor te zorgen dat we daar klaar voor zijn.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.