Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank u omdat ik in deze eminente commissie te gast mag zijn.
De onroerende voorheffing is gebaseerd op het kadastraal inkomen (ki). U hebt al voor flexibiliteit gezorgd door vorig jaar renteloos betalingsuitstel te verlenen. Dat heeft in Vlaanderen heel wat ondernemers en bedrijven zuurstof gegeven, zonder dat dat een aanslag op de kas van de overheid was. Dat was een heel goede en slimme maatregel.
Misschien is er toch nog iets meer mogelijk voor bepaalde categorieën. Ik had een schriftelijke vraag gesteld over onroerend goed dat gedurende een bepaalde periode blijft leegstaan en geen inkomsten genereert, of dat met andere woorden improductief is. De maatregel bestaat nu al dat de onroerende voorheffing proportioneel kan worden verminderend. De voorwaarden daartoe verschillen naargelang het soort onroerend goed. Voor de evenementensector, feestzalen en evenementenhallen lijkt dit interessant. De voorwaarden komen erop neer dat de ruimte niet-gemeubeld is, dat men minstens 90 dagen improductief in het aanslagjaar moet zijn en dat als de improductiviteit langer dan een jaar duurt, men moet aantonen dat die onvrijwillig is. Ook daar kunnen we het erover eens zijn dat de improductiviteit in deze coronacrisis onvrijwillig is.
Minister, voldoet de evenementensector, maar ook andere sectoren die met leegstaande bedrijfshallen of -gebouwen geconfronteerd worden, effectief aan die voorwaarden? Kunnen ze een beroep doen op de proportionele vermindering van de onroerende voorheffing die reeds bestaat?
Kan er, in het kader van de crisis, eveneens een uitbreiding zijn van die proportionele vermindering voor gebouwen die op dit ogenblik geen inkomsten genereren en leegstaan? Door de coronacrisis is dit toch te wijten aan overmacht? Zo ja, waarom wel? Zo neen, waarom niet?
Kan hieromtrent een duidelijke communicatie opgezet worden, zodat de bedrijven die in aanmerking komen ook effectief gebruikmaken van de maatregel?
Welke budgettaire gevolgen zou dit kunnen hebben?
Over hoeveel Vlaamse ondernemingen zou het hier gaan?
Als deze maatregelen breed worden gebruikt, kan er dan voor de lokale besturen een compensatie voor de vermindering van hun inkomsten worden georganiseerd?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, bedankt voor de vraag. Welkom ook in de commissie, al is het dan om centen te vragen. Dat doen gasten hier meestal.
We hebben het vorige week gehad over steun aan de evenementensector en meer bepaald over de manier waarop die wordt aangerekend op de begroting. Het ging over hoe de voorschottenregeling geboekt werd. Nu gaat het over een meer specifieke maatregel. Laat mij het zeer duidelijk zeggen, gewoon voor de duidelijkheid en niet omdat u dat beweert, maar de proportionele vermindering die het onderwerp van uw vraag is, is natuurlijk geen coronamaatregel. Die bestaat al tientallen jaren en is helemaal niet uitgewerkt specifiek naar aanleiding van corona.
De Vlaamse Codex Fiscaliteit voorziet in een proportionele vermindering van de onroerende voorheffing als het kadastraal inkomen (ki) van een gebouw proportioneel kan worden verlaagd. Dat laatste is het geval indien een gebouw een gedeelte van het aanslagjaar heeft leeggestaan en het geen inkomsten heeft opgebracht. De vermindering is proportioneel in functie van het aantal maanden dat de leegstand en improductiviteit geduurd heeft en kan worden toegekend indien aan een aantal decretaal opgelegde voorwaarden voldaan is.
Het moet gaan om een niet-gemeubileerd gebouwd onroerend goed; de improductiviteit moet tijdens het aanslagjaar minstens negentig dagen geduurd hebben; de periode van leegstand en improductiviteit mag niet meer bedragen dan twaalf opeenvolgende maanden, rekening houdend met het vorige aanslagjaar. Wanneer de improductiviteit langer duurt dan een jaar kan enkel proportionele vermindering worden toegekend wanneer wordt aangetoond dat de improductiviteit onvrijwillig is.
Het gaat hier dus om een uitzonderingsbepaling die jaarlijks tijdig moet worden aangevraagd. De belastingplichtige heeft tijd om een aanvraag in te dienen tot 31 maart van het jaar dat volgt op het aanslagjaar waarvoor hij een proportionele vermindering aanvraagt. Dus voor de aanslagbiljetten voor aanslagjaar 2020, betekent dit dat de belastingplichtige tijd heeft tot 31 maart 2021. Ik geef volledigheidshalve mee dat de gewone bezwaartermijn van drie maanden geldt indien de belastingplichtige het aanslagbiljet ontvangt in een ander jaar dan het jaar waarvoor de aanslag geldt.
Is deze vermindering nu van toepassing op de evenementensector? Zoals ik al aangaf, is het geen specifieke coronamaatregel. De maatregel is dus van toepassing op alle onroerende goederen die aan de decretale voorwaarden voldoen. Er zullen vermoedelijk wel onroerende goederen uit deze sector zijn die aan deze voorwaarden voldoen, maar er zullen er zeker ook zijn die er niet aan voldoen. Gesloten of niet toegankelijk zijn omwille van de coronamaatregelen is op zich niet voldoende.
Of er voldaan is aan de decretaal opgelegde voorwaarden, wordt dossier per dossier bekeken en beoordeeld door de administratie. Zij bekijkt wat de correcte gang van zaken is. De criteria liggen decretaal vast en kunnen zonder decretaal ingrijpen niet op een andere wijze worden beoordeeld louter vanwege de coronasituatie. Het gaat hier om feiten die gestaafd moeten worden met bewijsstukken.
Ik heb in het antwoord op uw schriftelijke vraag ook cijfers opgenomen over de betaling van de onroerende voorheffing voor aanslagjaar 2020. Op het einde van 2020 was 90,22 percent betaald, eind 2019 was dat 91,14 percent. Dat is minder dan 1 percent verschil. Ik heb uiteraard geen gegevens per sector, maar als we enkel naar de rechtspersonen kijken dan blijkt dat er op het einde van het jaar slechts 2,6 percent minder betaald werd voor aanslagjaar 2020 in vergelijking met aanslagjaar 2019. Er zijn wel iets meer aanvragen voor een afbetalingsplan, maar ook dat verschil is beperkt. Het gaat om 0,22 percent van de aanslagbiljetten voor aanslagjaar 2019 versus 0,33 percent voor 2020. In absolute cijfers gaat het om 412 aanvragen in 2019 en 663 aanvragen in 2020.
We zijn ons er zeer goed van bewust dat de problemen in de evenementensector groot zijn, maar ik denk dus niet dat de onroerende voorheffing het grootste struikelblok is. Ook op dat vlak wordt ondersteuning geboden, zoals het later verzenden van de aanslagbiljetten, het soepel toestaan van afbetalingsplannen en betalingsuitstel via het kwijtschelden van nalatigheidsintresten voor zover er uiterlijk op 30 april 2021 wordt betaald. Maar een vermindering op een andere wijze gaan beoordelen, kan niet zonder decretaal ingrijpen.
De Vlaamse Regering heeft voor bedrijven naar aanleiding van de economische gevolgen van deze pandemie talloze specifieke ondersteuningsmaatregelen genomen die effectiever zijn om deze sectoren de nodige ademruimte te geven. Uw bijkomende vragen zijn dus eigenlijk zonder voorwerp op basis van die redenering, al kan ik er heel kort wel even op ingaan.
Wat betreft de communicatie, kan iedereen op de website van de Vlaamse overheid alle nodige informatie vinden over de proportionele vermindering van de onroerende voorheffing. Wat de begroting betreft, zullen er vermoedelijk iets meer aanvragen voor proportionele vermindering worden ingediend. Aangezien de aanvraagtermijn nog loopt tot 31 maart 2021, kan ik daar nog niet op vooruitlopen. We hebben daar nog geen definitief cijfer van.
Om u een idee te geven van het aantal aanvragen waarover we spreken in een normaal aanslagjaar, geef ik u alvast de cijfers van het aantal ingediende aanvragen voor proportionele verminderingen mee voor de aanslagjaren 2018 en 2019. Het ging dan voor rechtspersonen en natuurlijke personen samen, respectievelijk om 5200 en 5000 aanvragen.
Tot slot worden er voor proportionele verminderingen geen compensaties voorzien voor de lokale besturen. Gederfde inkomsten kunnen maar worden gecompenseerd indien hiervoor een decretaal kader voorzien is. Dit is voor deze vermindering niet het geval. De grootteorde waarover het hier gaat, weten ze natuurlijk in te schatten bij het opstellen van hun eigen begroting en dat leidt niet tot grote onverwachte problemen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw omstandig antwoord met heel wat cijfers, maar dat zal ongetwijfeld eigen zijn aan deze commissie. Het is op zich een interessant gegeven dat voor heel wat bedrijven nuttig kan zijn. De voorwaarden kende ik, ik had ze ook min of meer verwerkt in mijn vraag. De enige waarover wat discussie kan bestaan, is misschien het al dan niet gemeubeld zijn van een ruimte. We kennen allemaal feestzalen en evenementenhallen. Daar staat vaak geen vast meubilair in, behalve misschien in een hoek een toogmeubel. Ik ga ervan uit dat dergelijke zalen die een jaar niet productief zijn geweest en geen vast meubilair hebben, behalve die toog en de toiletten om de hoek, in aanmerking zouden moeten komen voor een proportionele vermindering. Dat zou een typevoorbeeld kunnen zijn.
In het verlengde daarvan zijn er natuurlijk heel wat zaken die gemengd zijn. Je hebt restaurants met een vast meubilair, die dan niet in aanmerking komen volgens de redenering die in het decreet vervat zit, maar die daarachter een uitgebreide feestzaal hebben. Kan men een aanvraag tot vermindering indienen voor bijvoorbeeld die feestzaal en niet voor het restaurant aan de voorkant van de zaak?
Het is inderdaad een reguliere maatregel maar die zou dit jaar wel eens voor heel veel bedrijven nuttig kunnen zijn. Plant u hieromtrent nog bijkomende communicatie, misschien in overleg met ondernemersorganisaties of sectororganisaties zoals de eventsector die op dit moment heel actief is?
U nodigt ons eigenlijk uit tot een decretaal initiatief om die voorwaarden aan te passen, begrijp ik, om alsnog een steunmaatregel uit te werken. Daarvoor luister ik naar de collega's in de commissie of daar een draagvlak voor zou bestaan.
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor de reactie. Mijnheer Bothuyne, u bent de wetgevende macht. Ik ken mijn plaats. U moet zelf maar zien waartoe u initiatief wilt nemen.
Ik ga geen verdere uitspraken doen over de beoordeling omdat dat een taak is van de administratie. Ik denk niet dat u verwacht dat een minister al dan niet uw wetgeving gaat bijsturen of wat dan ook. Dat is te beoordelen aan de administratie op basis van de feitelijkheden.
Wat betreft de opdeling: als het een globaal ki is, zal dat niet gaan, maar als een het apart ki is natuurlijk wel. Dat hangt een beetje af van hoe het ruimtelijk is ingepland.
Laat me daar nog het volgende over zeggen. Als we begonnen zijn met de aanpak van de crisis, was de doelstelling zeer duidelijk: we wilden het gezonde economische weefsel in Vlaanderen overeind houden. Men heeft heel wat bestaande reglementering, zoals dit systeem om ondernemers die tijdelijk een ‘setback’ hebben wat ademruimte te geven en dergelijke meer. Men kan op twee manieren die crisis aanpakken, los van de maatregelen die bestaan. Men kan zich richten op allerlei mogelijke facturen die de overheid zou gaan overnemen van ondernemingen, en dus ook de fiscaliteit overnemen, of men kan doen wat wij gedaan hebben en waar minister Crevits trouwens principieel voor heeft gekozen, namelijk werken op basis van omzetverlies, een percentage daarvan vastleggen als vaste kosten en daarop gaan werken. Dat hebben we tot nu toe gedaan.
Dan moet je wel voorzichtig zijn want als we die twee gaan vermengen, dan komen we in situaties waar het voor sommigen dubbel op gaat en we eigenlijk aan oversubsidiëring doen. Men krijgt daar een ongelijkheid. Daar moet men voorzichtig mee zijn. Men moet zorgen dat men die verschillende richtingen niet plotseling laat botsen. De keuze die wij gemaakt hebben op initiatief van de minister van Economie, is gericht op ondernemingen die meer dan 60 percent omzetverlies hebben met als doel het overeind houden van het gezond economisch weefsel.
We richten ons op de vaste kosten die zij moeten dragen en gaan op basis van omzet een vergoeding toekennen. We hebben nog andere regelingen, zoals de compensatieregeling en dergelijke meer. We lenigen nooit het volledige verlies, dat kunnen we gewoon niet, maar we proberen op die manier de bedrijven voldoende liquiditeit te geven. Als men nu ook op de kostenstructuur gaat ingrijpen en overal gaat kijken of we daar iets aan kunnen doen, dan komt er een vermenging. Ik ben er niet van overtuigd of, vanuit het standpunt dat door de minister van Economie gekozen is, dat een goede zaak zou zijn want dan gaat men snel heel ingewikkelde en dubbele ondersteuning hebben.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dank u voor het bijkomende antwoord. Wat betreft het algemeen ondersteuningsbeleid heeft deze Vlaamse Regering heel juiste en wijze keuzes gemaakt in de manier waarop ze ondersteuning heeft geboden, zo generiek mogelijk maar op een aantal punten toch specifiek in functie van de noden van sectoren, vooral ook met het accent op financiering, en daarnaast wat betreft de specifieke instrumenten en in mindere mate op subsidiëring.
Als ik de vraag stel over de onroerende voorheffing dan denk ik niet aan bedrijven die een verminderde omzet hebben maar aan bedrijven die geen omzet meer hebben gegenereerd. Die feestzalen, discotheken en dergelijke meer zijn een jammerlijk maar juist voorbeeld. Als ik naar het decreet kijk, is het wel degelijk de bedoeling van de decreetgever om geen onroerende voorheffing te heffen wanneer onroerend goed wegens overmacht gedurende een langere periode geen inkomsten genereert. Daarom mijn vraag naar wat verduidelijking want die vraag leeft op het terrein. Deze maatregel is niet onbekend, gegeven het feit dat er jaarlijks ongeveer vijfduizend aanvragen voor zijn. Maar het is gerechtvaardigd dat er dit jaar meer aanvragen zullen zijn. Communicatie daaromtrent kan wel degelijk nuttig zijn zodat mensen die volgens het bestaande decretale kader effectief recht hebben op deze kwijtschelding, er ook effectief gebruik van maken. Het zou immers in deze tijd onrechtvaardig zijn om mensen iets te ontzeggen waar ze recht op hebben.
Minister, ik hoop dat u in een communicatie, misschien in overleg met ondernemersorganisaties, de maatregelen nog eens wilt duiden, al is het maar om misverstanden uit de wereld te helpen, bijvoorbeeld dat men carte blanche heeft om geen onroerende voorheffing te betalen. Ik denk dat u zeer goed de weg kent naar de ondernemersorganisaties en dat communicatie daaromtrent zeker nuttig kan zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.