Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Op basis van de loongegevens van 40.000 werknemers concludeert Acerta dat een op de drie werknemers vorig jaar regelmatig de fiets nam voor het woon-werkverkeer. Dat is een stijging van 9,1 procent. Kortom, ook al moesten we meer thuiswerken in tijden van corona, toch hebben meer Vlamingen de weg naar het stalen ros gevonden.
Uit alle data blijkt steeds opnieuw dat fietsen in de lift zit. U weet dat ik hier geregeld in de commissie op terugkom. Het gaat niet alleen over het Pendelfonds, mobiliteitsbudgetten of sensibilisering, maar vaak ook over de infrastructuur. De middelen voor fietsinfrastructuur zijn al voorzien, het groeipad staat in het regeerakkoord, en de minister kon dankzij de relancemaatregelen dit jaar al 300 miljoen euro voorzien.
We hebben allemaal de lijst ontvangen van de voorziene investeringen via het geïntegreerd investeringsprogramma (GIP), maar vaak blijft het echter bij investeringen op papier en zorgt de administratieve mallemolen voor vertragingen. Ik weet dat er veel zaken verbeterd zijn, maar toch blijft de vraag: wat hebt u het voorbije anderhalf jaar gedaan om ervoor te zorgen dat de middelen voor de fiets ook effectief besteed zijn op het terrein?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Fournier, en ik denk ook dat de heer Bex aandachtig zal luisteren want hij heeft daarnet ook een aantal dergelijke vragen gesteld.
Wat hebben we gedaan om ervoor te zorgen dat de middelen voor de fiets effectief besteed worden? U verwijst terecht naar het GIP. Dat moet echt een tool worden om alle mogelijke investeringen van dichtbij op te volgen. Misschien is het ook wel mee ingegeven door de vele vragen die we telkens krijgen over hoe de middelen effectief besteed zullen worden. Ik deed dat op lokaal niveau ook op deze manier. Men maakt een begroting, een budget op waarin tal van projecten worden opgenomen. Dan is het zaak om over te gaan tot de realisatie. Daarom vind ik de vastleggingen zeer belangrijk.
In juli vorig jaar heb ik aan alle administraties gevraagd om mij een overzicht te geven van de vastleggingen. We zijn halverwege en dan moet er bijgestuurd kunnen worden. Het is dus belangrijk om het GIP te hebben waarin een heel aantal projecten zijn opgenomen, maar waarbij daarnaast een heel aantal projecten op de reservelijst staan. We kunnen dan continu monitoren hoe het zit met bepaalde projecten. Als er onduidelijkheid blijkt over bepaalde projecten, hetzij door de vernietiging van een vergunning, hetzij door een onteigening, dan kan er veel sneller geschakeld worden naar reserveprojecten om er op die manier toch voor te zorgen dat we effectief kunnen overgaan tot realisatie.
Ik geef bij deze graag de budgetten mee. Voor 2020 werd zo’n 180 miljoen euro in het GIP opgenomen en heeft de administratie uiteindelijk 165,4 miljoen aan fietsprojecten vastgelegd. Dat is al beter dan in het verleden, wellicht omdat we erop bleven hameren. Daar zitten alle kosten in die betrekking hebben op de realisatie van verbeterde fietsinfrastructuur, en dus ook middelen voor studies, onteigeningen en dergelijke. We hebben er in deze commissie al over gediscussieerd dat dit enkel gebruikt mag worden voor extra kilometers fietspad, maar het gaat over het totale plaatje.
U zult misschien zeggen dat u liever de volledige 180 miljoen euro had vastgelegd gezien, maar ik wil de verschillen per entiteit meegeven. Het Agentschap Wegen en Verkeer bijvoorbeeld had in het GIP een bedrag van 87,3 miljoen euro en de vastleggingen zijn er voor een bedrag van 92,4 miljoen euro. Daar hebben we dus zelfs 5 miljoen euro extra kunnen vastleggen. Daar zitten we dus over 100 procent.
De Vlaamse Waterweg zat in het GIP op 16,4 miljoen euro en heeft 16,1 miljoen euro vastgelegd. Het Departement Mobiliteit en Openbare (MOW) is uiteraard een veel kleiner aandeel: 0,3 miljoen euro is voorzien en 0,9 miljoen euro is vastgelegd. De twee grotere, die iets minder goede cijfers hebben en waarbij ook het verhaal zit dat we niet aan 180 miljoen euro vastleggingen krijgen, is enerzijds De Werkvennootschap en anderzijds Leefbaar Antwerpen door Innovatie en Samenwerken (Lantis). Ik wil hen wat dat betreft niet met de vinger wijzen, maar jullie weten allemaal ook dat zij projecten hebben in een veel grootschaligere omvang. Voor De Werkvennootschap was in het GIP 68,4 miljoen euro voorzien en is finaal 52,1 miljoen euro vastgelegd. Voor Lantis is er 4,6 miljoen euro voorzien en 1 miljoen euro vastgelegd. Dat heeft daar wel effectief betrekking op de projecten die in een groter project mee zijn openomen. Jullie weten dat het bij De Werkvennootschap vooral gaat over R0 en bij Lantis over R1, om het met de cijfers van de respectievelijke rekeningen te benoemen.
Met het oog op het groeipad in 2021 tot 335 miljoen euro, zijn er concrete projecten geformuleerd en zal de administratie – en daar hebben we ook massaal op ingezet – heel veel gebruik maken van raamcontracten om sneller te kunnen overgaan tot uitvoering. We hebben de administratie ook gezegd om zeker intern in de eigen administratieve processen een duidelijke screening te maken van wat sneller en vlotter kan: een heel aantal dienstorders waar we vaak mee om de oren worden geslagen. Ik heb daarstraks verwezen naar de verkeersveiligheidstafels. Dat is ook iets wat lokale besturen en politieagenten meermaals aanhaalden: een aantal dienstorders om te zeggen dat iets niet kan. Wel, ik wil daar komaf mee maken. Dat behoort niet tot die schrapsessies. Opnieuw, die monitoring van alle vastleggingen is zeer belangrijk.
Tegelijkertijd kan ik u nog meegeven dat we ook aan het onderzoeken zijn om een aantal proeftuinen op te zetten om in samenspraak met wetenschappelijke instellingen te kijken hoe we nog een en ander kunnen versnellen, hoe we meer de focus kunnen leggen op die realisatiegerichte output. Dan heb ik het enerzijds over het onder de loep nemen van aanbestedingsprocedures, anderzijds zeker ook over onteigeningsprocedures enzovoort. Kortom, om ook te zorgen dat al die processen een pak sneller kunnen. Elk dossier dat ergens blijft liggen, zorgt voor bijkomende vertraging, en dat is zeker niet de bedoeling.
Dus, ik hoop alleszins om jullie binnen een half jaar te kunnen zeggen: ‘Voilà, deze maatregelen hebben al alleszins een bijdrage geleverd.’ Ik denk niet dat iedereen heel happy is met die aanpak, maar het werkt wel en dat is van belang.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, ik dank u nogmaals voor uw uitgebreid en gedetailleerd antwoord. De budgetten die u voorlegt, zijn inderdaad heel goed en hoopgevend. Van de 180 miljoen euro in 2020 werd er 165 miljoen euro vastgelegd, dat zijn al andere cijfers dan het jaar voordien. Ik hoop dat het meeste daarvan ook inderdaad naar de fiets zal gaan. In de vorige legislatuur hebben we daar heel wat discussies over gehad. Er werd toen van alles en nog wat bijgesleept. Ik hoop dat u daar wel meer onderscheid maakt en de budgetten eerlijker vastlegt en dat het echt wel allemaal naar de fiets gaat.
165 miljoen euro is heel veel, voor dit jaar gaan we naar het dubbele. Ik denk dat er toch nog een paar tandjes en versnellingen hoger geschakeld moet worden om die 335 miljoen euro effectief te kunnen uitgeven. Ik heb dat ook al verschillende keren aangekaart, vorige week nog in de plenaire vergadering naar aanleiding van de discussie over kunstwerken. We zullen echt wel met de administratie en met collega Demir – u hebt er ook naar verwezen – moeten kijken op het vlak van vergunningen en dergelijke hoe we alles sneller kunnen realiseren.
Ik wil graag nog eens verwijzen naar een dossier dat u gisteren aangehaald hebt in de plenaire vergadering. Iedereen heeft dinsdag wellicht ook het artikel in De Standaard gelezen over de vergunning voor het fietspad in West-Vlaanderen die werd geschorst door de Raad voor Vergunningsbetwistingen, omdat er een populatie vleermuizen aanwezig was in het bos naast het fietspad. Ik zal mijn woorden moeten wikken en wegen, minister, maar ik denk dat het een moeilijke oefening zal zijn om de veiligheid van de fietser af te wegen – en ik wil niemand voor het hoofd stoten, voor alle duidelijkheid – tegen een populatie vleermuizen of wat dan ook. Ik denk dat er hier een betere afstemming zal moeten zijn tussen de verschillende overheidsdiensten en tussen verschillende administraties, zodat we niet, als we al redelijk ver zijn in een bepaald dossier voor de aanleg van een fietspad, tot een schorsing komen of eventueel zelfs een vernietiging, omdat het fietspad naast natuur of bos ligt.
Minister, hoe staat u tegenover dat arrest? Zal er rekening worden gehouden met een betere samenwerking rond adviezen en dergelijke, om zoiets niet meer tegen te kunnen komen?
De heer Bex heeft het woord.
Bedankt, minister. U neemt de problematiek duidelijk in handen om niet meer voor te hebben wat er in de vorige legislatuur blijkbaar wel gebeurde, namelijk middelen die wel aangekondigd worden, maar niet effectief omgezet worden in fietspaden. Dat vind ik een zeer goede zaak.
Laten we dan kijken naar de cijfers voor 2020. Daarstraks kon ik ermee leven toen u aan iedereen geld uitdeelde in het kader van het Kopenhagenplan, maar nu zien we toch dat vooral de R0-middelen niet besteed zijn geraakt. Wat betekent dat voor de plannen die daarachter zaten? Worden die middelen toch gevrijwaard? Gaat u verzekeren dat die toch allemaal kunnen worden uitgevoerd? Hoe zit dat in elkaar?
Voor 2021 denk ik dat mevrouw Fournier gelijk heeft: de uitdaging is nog des te groter. U spreekt over proeftuinen. Maar was u niet van plan om eens zeer grondig onder de loep te nemen wat er efficiënter kon gebeuren in de administratie en daar ook snel vooruitgang in te boeken? Is er nood aan meer expertise in de administratie?
Zult u ons tot slot ook laten weten welke middelen er werkelijk zijn uitbetaald? Het zou goed zijn als we ook op de hoogte kunnen worden gehouden van de termijnen waarbinnen de middelen die zijn vastgelegd, ook werkelijk tot uitbetalingen en dus fietspaden geleid hebben.
Minister Peeters heeft het woord.
Dat is inderdaad een terechte bedenking. De vastlegging is wel sowieso het engagement om over te gaan tot realisatie. We willen zeker ook de cijfers meebrengen op het moment dat het uitbetaald is. Dat kan natuurlijk ook later zijn. Dat is op dit ogenblik nog niet het geval.
Sommigen zeggen altijd dat er nu meer geld naar het departement Mobiliteit gaat inzake fietsinfrastructuur en dat er dus ook meer personeel moet zijn, maar ik focus wat dat betreft echt vooral op de hervormingen inzake tal van administratieve processen. Ik heb het verhaal al aangehaald van raamcontracten, van eenvoudige bestekken, en ook van veel meer kopiewerk. Ik denk dat dat ook een belangrijk element is om mee te nemen: als men ziet dat elders al goede projecten zijn uitgerold, waarom dat niet kopiëren en overnemen? En uiteraard moet men ook kijken naar wat men meer kan aanbesteden, zowel inzake studieopdrachten als inzake uitvoering. Voor grote projecten hebben we het altijd over design en build. Als men hier ziet dat de workload voor bepaalde projecten te groot is, moet men ook kijken hoe men daar met andere partners mee aan de slag kan gaan. Wat dat betreft, denk ik dat proeftuinen en innoverende aanpakken zeker kunnen werken.
We zijn bezig met een plan MIA, of Mobiliteit Innovatieve Aanpak. We hebben dat ook op de verkeersveiligheidstafels gelanceerd. Daarbij kijken we enerzijds naar een vlottere samenwerking tussen lokale besturen en administratie – het gaat dan vooral over de administratie Wegen en Verkeer – om te kijken hoe men daar versneld een en ander kan doen uitrollen. Maar het gaat ook over tal van andere processen. U gaat daar zeker nog over horen. Schrapsessies en hervormingen om te komen tot een versnelde realisatiegerichte aanpak, dat is waar wij volop op focussen.
Mevrouw Fournier, er is het spijtige arrest waarin een vergunning werd geschorst en zodoende een fietspad niet onmiddellijk uitgevoerd kan worden – ik denk zelfs dat het een vergunning was van bijna twee jaar geleden. Oké, die vergunning is nu geschorst. We kunnen nu natuurlijk wachten op wat de finale uitspraak gaat zijn van de Raad voor Vergunningsbetwistingen in deze case, maar ik denk dat we beter zo snel mogelijk met de administratie kijken hoe we al een en ander kunnen repareren. De schorsing had hier te maken met een VEN-gebied (Vlaams Ecologisch Netwerk) en met een vleermuizenpopulatie. Maar ook hier was het vooral het feit dat men te weinig of niet goed gemotiveerd had. Men had gemotiveerd door enkel te verwijzen naar een advies van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) inzake onvermijdbare en onherstelbare schade aan de biodiversiteit of aan de vleermuizenpopulatie in het VEN-gebied, terwijl het grondiger gemotiveerd had moeten worden, dus niet louter verwijzend naar een advies. Het is een spijtige zaak, maar ik denk dat we nu asap aan tafel moeten gaan zitten om te kijken hoe een en ander gerepareerd kan worden opdat dat fietspad, dat al een lange voorgeschiedenis kent, alsnog snel aangelegd kan worden.
Ik heb gesproken over De Werkvennootschap en Lantis: R0 en R1. Lantis gaat over de ring in Antwerpen; De Werkvennootschap focust heel veel op de R0. Maar ik moet daar nog een kleine correctie aan toevoegen, in die zin dat een groot aandeel van een project van De Werkvennootschap nog niet onmiddellijk kon worden gerealiseerd. Dat heeft betrekking op een project aan de R4 in Gent. Dat project is doorgeschoven naar 2022; het is dus niet afgevoerd. Dat komt er ook nog wel. Maar doordat men dat eerder nog niet heeft kunnen gebruiken – het gaat hier over een groot bedrag – is dat bedrag daar niet vastgelegd kunnen worden. We blijven dat in de toekomst nog meer opvolgen om via de GIP-tool sneller andere projecten naar voren te schuiven. Voor heel grote projecten is dat soms iets moeilijker, maar we blijven erover waken dat we sneller kunnen schakelen richting reserveprojecten om de realisatiegraad maximaal op te drijven.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Dank u wel, minister. Wordt vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.