Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Warnez heeft het woord.
Wie thuis of in zijn omgeving studenten heeft of met studenten gesproken heeft, weet dat ze gebukt gaan onder een zwaar regime. Als de cijfers gunstig evolueren, kan vanaf 15 maart opnieuw meer contactonderwijs op de campussen van ons hoger onderwijs worden georganiseerd. Het is de bedoeling om de 270.000 studenten 2 halve dagen per week of een equivalent daarvan op de campus te laten les volgen. Een belangrijke voorwaarde is dat de praktische omstandigheden het toelaten.
Een van die praktische voorwaarden is het openbaar vervoer van en naar de universiteiten en de hogescholen. Van de kotstudenten mogen we vragen dat ze per fiets of te voet komen, nu het mooie weer eraan komt, maar er zijn ook veel studenten die pendelen. Daarnaast is er de interne mobiliteit in de stad met de bus of de tram.
Minister, onze jongeren snakken naar wat meer contact en we kunnen hun dat geven via onderwijs op de campus van de universiteit en de hogeschool. Het is uiteraard aan de instellingen zelf om binnen hun gebouwen alles coronaproof te organiseren. Ik geloof echt dat ze dat kunnen. Eerdere momenten in deze crisis hebben ons dat al getoond. Het is aan ons, Vlaanderen, en aan de lokale besturen om de omgeving rond die gebouwen ook veilig te houden. Dat is belangrijk voor de studenten, het personeel en de inwoners van de studentensteden. Het openbaar vervoer is daar een belangrijk onderdeel van.
Minister, welke maatregelen hebt u al genomen om in de studentensteden het openbaar vervoer veiliger te maken? Ziet u extra maatregelen noodzakelijk om het openbaar vervoer vanaf 15 maart veiliger te organiseren, wetende dat er straks 270.000 studenten richting de steden trekken, gespreid uiteraard? Bent u in overleg met de minister van Onderwijs en de steden zelf om na te gaan in welke mate een virusveilig openbaar vervoer kan worden gegarandeerd?
Minister Peeters, heeft het woord.
Mijnheer Warnez, dank u voor de vragen. We maken geen onderscheid tussen studentensteden enerzijds en de rest van Vlaanderen anderzijds. We hebben heel wat specifieke maatregelen bij De Lijn. Ik denk aan de mondmaskerplicht, ventilatie van de voertuigen en het verplichten van de reizigers om maximaal afstand te bewaren, in de mate van het mogelijke.
Een belangrijke maatregel, die ook geldt in de studentensteden, zijn de extra ritten die verzorgd worden door de onderaannemers. Ze worden ook ingezet in Leuven, Gent, Antwerpen en Hasselt, kortom, in alle steden waar veel studenten samenkomen. Ook daar zijn er dus extra ritten voorzien door de onderaannemers. Die waren initieel ingepland tot en met de paasvakantie. Naar aanleiding van de recente communicatie dat onze onderwijsinstellingen na de paasvakantie weer meer studenten zullen opvangen, zullen we sowieso moeten kijken hoe we moeten bijsturen om zeker na de paasvakantie ervoor te zorgen dat er maximaal bussen en/of versterkte ritten kunnen worden ingezet.
Die versterkte ritten worden continu gemonitord. Als er een teveel of een tekort aan bussen is, wordt dat ook gemeld. Ook wat betreft de te drukke lijnen is er een actieve communicatie waarmee De Lijn heel goed de drukte blijft opvolgen. Er is een eigen monitoring, er zijn de chauffeurs en de controleurs en er is ook onze druktebarometer, waarover in deze commissie al meermaals vragen zijn gesteld.
De bezetting van de voertuigen van De Lijn bedroeg op 1 maart ongeveer 42 procent van de normale bezetting. Als die bezettingsgraad zou toenemen, dan gaat men aan de hand van de monitoring van de bezettingen kijken of er bijkomende maatregelen nodig zijn. Alleszins moet hierbij de communicatie om afstand te houden ten volle onder de aandacht worden gebracht. Wanneer men een overvolle tram of bus ziet, wordt gevraagd om te wachten en een volgende bus of tram te nemen. Zeker bij de tram weet men dat er binnen een paar minuten al een volgende tram gaat komen.
Er is geen rechtstreeks overleg tussen de mensen van de vervoersmaatschappij De Lijn enerzijds en de universiteitsinstellingen of hogescholen anderzijds. Maar De Lijn monitort alles en er is regelmatig overleg met de vervoerregiomanagers die weten hoe het reilt en zeilt binnen de studentensteden. Het wordt dus allemaal opgevolgd en gemonitord. Ik heb zelf regelmatig contact met mijn collega bevoegd voor Onderwijs, vooral specifiek over het busvervoer voor het bijzonder onderwijs. Alle signalen dat er moet worden bijgestuurd, nemen we ter harte.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, uiteraard moet het openbaar vervoer overal veilig zijn, maar het ging over de specifieke situatie die half maart kan ontstaan. Ik ben blij dat u wilt bekijken of extra versterkte ritten mogelijk zijn. Normaal gezien is er een verdubbeling van het aantal studenten in die steden.
Monitoren is goed, anticiperen is nog beter. Ik weet dat het is gebeurd voor de nieuwe examenlocaties in de studentensteden en dat heeft relatief goed gewerkt.
Ik begrijp dus dat u vanaf 15 maart monitort. Als u merkt dat er problemen zijn, hoe snel kunt u dan schakelen? Minister, ik wil vermijden dat er straks opnieuw naar de studenten wordt gewezen als verspreiders van het virus, terwijl ze het binnen de aula’s zeer goed doen en er op een veilige manier heel goed onderwijs wordt verstrekt.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen.
Het is inderdaad een terechte bekommernis. In veel steden waar heel wat scholen en universiteiten zijn, zijn er al heel wat versterkte ritten. Op basis van het bestaande bestek kunnen we heel snel bijbestellen en/of uitbreiden.
Waar er op dit ogenblik geen versterkte ritten zijn, zegt men mij dat men op enkele dagen kan schuiven. Iedereen weet dat het vanaf 15 maart potentieel een stuk drukker wordt. We roepen ook op om massaal de fiets te nemen. Het wordt alsmaar mooier weer en dus is de fiets een heel goed alternatief.
We kunnen dus snel schakelen als blijkt dat er ergens overvolle bussen zijn. Er kan worden bijgestuurd. Ik vraag ook aan deze commissie om, als er signalen zijn, dit liefst zo snel mogelijk te melden zodat we snel kunnen schakelen. Het kunnen uiteraard ook de lokale besturen zelf zijn die problemen aan De Lijn doorgeven, zodat er snel kan worden geschakeld. De bescherming en gezondheid van ieder is van essentieel belang. We blijven het dus mee opvolgen.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en uw engagement.
De vraag om uitleg is afgehandeld.