Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over het tekort aan elektrische oplaadpunten
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, naar aanleiding van hetzelfde schrijven van het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) stel ik u ook deze tweede vraag.
De Vlaamse voorstellen voor het interfederaal plan worden geput uit het relanceplan Vlaamse Veerkracht. Er liggen een aantal specifieke mobiliteitsprojecten met extra middelen voor, naast de begroting. Minister, het is dan ook een goede zaak dat u inzet op groene infrastructuur, zoals ledverlichting en laadfaciliteiten, die een prioriteit zijn in de plannen. Want als we de ommezwaai naar elektrische voertuigen willen maken, is het heel belangrijk dat we tot een goed uitgebouwde infrastructuur kunnen komen. We hebben onlangs in een mooi artikel in De Standaard kunnen lezen over het verschil tussen Noorwegen en Vlaanderen qua aantal elektrische wagens en laadpalen. We hebben nog een hele weg te gaan. Het is een moeilijke problematiek, die uiteraard ook verband houdt met het energievraagstuk, zeker als we meer elektriciteit nodig zullen hebben. Hoe we dat zullen bevoorraden, is voer voor een ander debat.
Om dat dus degelijk te kunnen doen, minister, is het noodzakelijk dat er een goede geografische spreiding is van een dergelijke infrastructuur, en dat voor alle mobiliteitsgebruikers. Daarom stel ik graag de volgende vragen aan u, minister.
Is er een plan waarop de geografische spreiding voorzien is?
Hoe zullen de laadpalen verdeeld worden over de diverse vervoersmodi? Hoe zullen de investeringen gedoseerd worden? Zal dat gekoppeld worden aan elektrische bussen? Dat staat niet in mijn vraag, maar is heel belangrijk.
Welke rol kan de private sector eventueel spelen in dit plan, zowel in de uitrol van spreiding als naar de exploitatie? Hoe zult u dat aansturen?
Kijkt u naar publiek-privatesamenwerkingsmodellen (pps-modellen) om een hefboom te creëren voor dergelijke groene infrastructuren?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Half februari 2021 stond in de verschillende kranten een noodkreet van AVERE (the European Association for Electromobility) Belgium, de federatie voor elektromobiliteit. Zij roept de Vlaamse overheid op om dringend werk te maken van een visie op elektrische wagens en te investeren in de nodige laadpalen. Mijn partij is er al lange tijd voorstander van alle wagens elektrisch te laten rijden tegen 2030. Dit zal ook wel moeten, want de Europese uitstootdoelstellingen maken van de elektrificatie eigenlijk een must. Een particuliere gebruiker heeft misschien nog tot 2030 de tijd om over te schakelen op een elektrische auto, maar de bedrijfswereld moet uiterlijk in 2026 omschakelen.
Bij dit laatste dreigt er nu een probleem te ontstaan. “Op 1 januari 2021 telde ons land 4.241 publieke oplaadpalen, wat met gemiddeld twee 'stekkers' per paal dus neerkomt op 8.482 oplaadpunten”, zegt Jochen De Smet, de voorzitter van AVERE. Volgens hem behoort België hiermee tot de Europese kneusjes. Alleen al in Amsterdam zijn er meer laadpalen dan in heel België samen.
Klassiek gaat AVERE ervan uit dat er per 10 wagens één oplaadpunt moet zijn. Wanneer we tegen 2030 op de Belgische wegen 1,5 tot 2 miljoen elektrische wagens willen laten rondrijden, zouden er dus minstens 150.000 oplaadpunten nodig zijn. In Vlaanderen zouden er tegen 2025 nog 30.000 beloofde laadpunten bijkomen, maar daarbij mag het dan niet stoppen.
Minister, hoe kijkt u naar de voorspelling en oproep van AVERE?
Welke plannen hebt u om de uitbreiding van de laadpunten te versnellen?
Minister Peeters heeft het woord.
Wat betreft de voorspelling van AVERE, zou ik toch graag wat willen nuanceren. We richten ons beleid in eerste instantie op 2025, want ook in de eerstkomende jaren zijn er immers grote inspanningen nodig. Europa geeft aan dat er idealiter een ratio van 1 laadpunt per 10 elektrische voertuigen is. Daarom wil ik tegen 2025 30.000 extra publieke laadequivalenten voor elektrische voertuigen uitrollen, die samen met de laadpunten die er vandaag al zijn, tegemoet moeten komen aan de 350.000 elektrische personenwagens die er volgens de schattingen in 2025 zullen rondrijden in Vlaanderen. Dit evenwicht tussen de hoeveelheid laadpunten en de markt van elektrische wagens, die nog volop op gang moet komen, is belangrijk in de planning van de uitrol.
Daarom kunnen we Vlaanderen ook niet met Amsterdam vergelijken: de verkoop van elektrische voertuigen staat er een stuk verder, én er zijn daar vooral veel minder mogelijkheden om thuis of op het werk te laden, waardoor er dus meer nood is aan publieke laadinfrastructuur. We weten dat heel veel mensen hier thuis of op het werk opladen.
De publieke laadpunten worden vooral gebruikt door volledig elektrische wagens, en nauwelijks door de plug-inhybrides, die, zoals ik al zei, vooral thuis of op het werk zelf worden opgeladen. Men moet er natuurlijk ook ten volle op kunnen vertrouwen dat men het traject dat men voor ogen heeft, volledig kan afleggen. Daarom is het toch belangrijk om te investeren in die publieke laadinfrastructuur. Hoe is de verhouding ter zake vandaag de dag? Op dit moment is er sprake van één publiek laadpunt per achttien elektrische voertuigen, maar als we kijken naar de volledig elektrische wagens, dus niet de hybrides, dan is dat één laadpunt per vijf elektrische voertuigen. Dat is op zich niet slecht, natuurlijk, maar anderzijds willen we wel daadwerkelijk die boost geven aan elektrisch rijden. Dat is gisteren nog uitgebreid aan bod gekomen bij de kwestie van de stikstofdeposities, maar het gaat ook over duurzaamheid tout court. Daarom is het nodig om volop in te zetten op die laadpunten.
Dan waren er nog een aantal vragen over spreiding, plan van aanpak en de rol van de private markt. Wat de geografische spreiding betreft, heb ik een opdracht gelanceerd om potentieelkaarten op te maken, met de focus op de centrumsteden. Daar is de grootste nood aan publieke laadinfrastructuur. De informatie die die potentieelkaarten kunnen geven, zal dan worden gebruikt als onderbouwing voor de spreiding van de laadpunten, opdat ze voor de bestuurder van het elektrische voertuig, de wegbeheerder, de netbeheerder en de laadpaalexploitant op de meest gunstige plaatsen komen te staan. Aanvullend wordt in een specifieke aanpak voorzien voor snellaadinfrastructuur op de grote verkeersassen. We hebben de ambitie om op die assen om de 25 kilometer snellaadinfrastructuur te hebben, om zo de bestuurders van elektrische wagens meer vertrouwen te geven. Met de laadinfrastructuur mikken we in eerste instantie op personenwagens, omdat die markt sowieso al het verst staat en de nood aan laadinfrastructuur voor hen momenteel ook het grootst is.
Voor mijn volledige strategie en het volledige plan van aanpak verwijs ik graag nog eens naar de conceptnota, die op 20 november op de agenda van de Vlaamse Regering stond. Daarin kaderen we die volledige strategie en plan van aanpak duidelijk. Mevrouw Van Volcem, specifiek ten overstaan van u, omdat u een vraag had over de private sector en de marktwerking, wil ik benadrukken dat ik sowieso vertrouwen heb in die marktwerking voor het gros van de laadpaalinfrastructuur. Met systemen zoals ‘paal volgt wagen’ faciliteren we volop een verdere uitrol zonder overheidssteun. Voor meer aanbodgestuurde laadpunten werken we met projectcalls en gaan we wel subsidies geven. Die calls zullen we binnenkort in de markt plaatsen. Eveneens voorzie ik, zoals in het verleden, een rol voor privépartijen om laadpunten uit te rollen en te exploiteren, al dan niet met overheidssteun. Dat zal zich nog verder uitwijzen, maar het moet alleszins de bedoeling zijn dat, zoals men in het verleden overal op drukke assen benzine of diesel kon tanken, men overal een elektrische wagen kan opladen. Opnieuw, ik denk dat er daarin ook voor de private sector een belangrijke rol is weggelegd.
Ik hoop daarmee uw vragen te hebben beantwoord, maar ik zie dat er al bijvragen zijn.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Het is een heel boeiende materie, minister: elektrische bussen, elektrische auto’s, elektrische fietsen. Maar we zullen ook elektriciteit moeten hebben. Het is nog altijd de grote vraag hoe wij dat kunnen realiseren. Ik vind het een goede zaak dat u de opdracht hebt gegeven om potentieelkaarten in de centrumsteden te laten opmaken. Ik hoop dat ook ondergrondse parkings, parkings bij grote winkelzones of retailgebieden, misschien oplossingen kunnen bieden. Maar mijn vraag is ook wat u zult doen in de historische steden. Wij worden geconfronteerd met vragen zoals hoe je een elektrische auto thuis kunt opladen als je geen garage hebt. Mag dat dan met een verlengkabel over het trottoir? Als die elektrische wagens een groot succes worden en in een straat zonder garages iedereen zijn wagen oplaadt, dan moet je om de 5 meter over een kabel stappen, met de stopcontacten in de gevel. Hoe zal dat geregeld worden? Is daarover nagedacht? Is dat meegegeven in de opdracht? Dat zijn vaak de zaken die de uitrol bemoeilijken als daar geen gecoördineerde visie over is uitgewerkt. Het zou goed zijn als Vlaanderen daarover een algemeen beleid zou ontwikkelen. Wie is bijvoorbeeld aansprakelijk als iemand over een kabel struikelt?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, ik heb zowat dezelfde opmerkingen als collega Van Volcem. Wij hebben ook in Menen heel veel huizen zonder garage. Ik kan mij inbeelden dat als die mensen ’s avonds thuiskomen, ze hun auto willen opladen. Hoe gaat dat praktisch verlopen? Het is niet zoals een tankbeurt die in een minimum van tijd voltooid kan worden. Elektrisch opladen duurt toch wel een twintigtal minuten. Men verwijst ook dikwijls naar de bedrijven. De mensen moeten dan maar op hun werk hun wagen opladen. Dat kan misschien wel, maar dan is mijn volgende vraag: hoe gaat u dan de bedrijven ondersteunen? Het is immers niet op alle parkings van bedrijven mogelijk voldoende elektrische palen te plaatsen. Hebt u al gedacht aan ondersteuning van de bedrijven, zodat zij elektriciteit kunnen aanbieden aan hun werknemers met een elektrische wagen?
Mevrouw Ryheul heeft het woord.
Minister, ik deel de bekommernissen van mijn collega’s. Wij mogen inderdaad niet uit het oog verliezen dat wij niet louter mogen focussen op de publieke laadinfrastructuur. Men moet zoveel mogelijk thuis of op het werk kunnen opladen. Daarop moeten wij inzetten.
Ik had een bijkomende vraag, minister, maar u hebt daarnet al heel keurig geantwoord. Mijn vraag was hoe het staat met de regionale verspreiding van de elektrische laadinfrastructuur. In uw antwoord op een eerdere schriftelijke vraag van mij zei u dat er werk zou worden gemaakt van die zogenaamde potentieelkaarten. Ik ben zeer blij te horen dat u daarmee aan de slag bent gegaan en dat er ook een opdracht is gegeven voor een conceptnota. Wij moeten toch alleszins proberen te verhinderen dat het in bepaalde regio’s gemakkelijk is om met een elektrische wagen rond te rijden en dat het in andere regio’s veel moeilijker is een laadpaal te vinden.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de bijkomende vragen.
Ik begrijp het natuurlijk wel, zeker voor iemand die in een druk stadscentrum woont en geen eigen garage heeft om de elektrische wagen op te laden. Daarom is het een en-enverhaal. We moeten de focus niet enkel leggen op het laden thuis en op het werk, maar tegelijkertijd ook op de publieke laadpalen. Met de potentieelkaarten, die zich nu focussen op de centrumsteden, wordt in kaart gebracht welke publieke ruimtes er zijn waar mensen overdag of ’s nachts gedurende twintig minuten of langer hun auto kunnen opladen. Daarnaast – want het snelladen duurt tien tot twintig minuten – is er ook nood aan plaatsen waar auto’s langer kunnen staan, voor mensen waarbij dat thuis niet lukt. We moeten dus bekijken waar we die publieke laadpunten kunnen plaatsen. Dat gebeurt natuurlijk in samenspraak met de laadpaalexploitanten. We denken dat er wel degelijk een rol is weggelegd voor de private markt. Ik kan u meegeven dat, nadat wij onze conceptnota goedgekeurd hebben en naar buiten gebracht hebben, in eerste instantie reacties kregen dat 30.000 laadpalen wel extreem veel is. Maar al snel sloeg de slinger om, en werd gezegd dat het nog ambitieuzer mag, dat de lat nog hoger mag liggen. Wij focussen ons op dit ogenblik op die 30.000 laadpalen. Ik wil meegeven dat we daar heel veel reacties op kregen en dat heel veel private instanties al hebben gemeld dat ze willen optreden als laadpaalexploitant of dat ze beschikken over publieke ruimtes die ter beschikking gesteld kunnen worden om laadpaalinfrastructuur te voorzien. Ook zij hebben al een aantal voorstellen uitgewerkt.
Kortom: het leeft echt wel. Zodra de potentieelkaarten klaar zijn, kunnen we die projectcalls uitrollen, waarvoor iedereen zich dan kan inschrijven, zowel de laadpaalexploitanten als de wegbeheerders. Zoals mevrouw Van Volcem terecht zegt, moeten ook de netbeheerders hierbij betrokken worden, want er moet natuurlijk ook voldoende elektriciteit en voldoende spanning zijn, zeker als het gaat om die snellaadinfrastructuur, die een hoger verbruik kent. Zodra de potentieelkaarten op tafel liggen, kan men daarmee aan de slag en zullen we die calls lanceren. Naar mijn aanvoelen, gelet op de talrijke reacties die we al kregen, denk ik wel dat er een zeer grote interesse zal zijn, bijvoorbeeld bij uitbaters van tankstations. Zij zien daar natuurlijk ook een markt in: als men daar kan opladen, kan men ondertussen een koffie nuttigen bij de uitbater en dan is dat natuurlijk mooi meegenomen.
Ik herhaal: ik denk dat dit de toekomst zal zijn en dat we veel meer evolueren in de richting van die parkings voor elektrische wagens. Ik merk ook dat heel wat private partners daar ten volle in geloven. Ik heb wat dat betreft dus vertrouwen in de toekomst en zeker ook in de private markt, die daar zeker haar rol zal spelen. Waar nodig, zullen we dit echter zelf ook financieel ondersteunen.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. We zullen dit verder opvolgen. We zijn benieuwd, want we worden hier elke dag mee geconfronteerd. We krijgen ook elke dag vragen hierover. Dit komt zeker nog opnieuw aan bod.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoorden, minister. Ik heb momenteel geen bijkomende vragen meer.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.