Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Laeremans heeft het woord.
In het najaar 2020 gaf het Toekomstforum Halle-Vilvoorde, waar onder meer de burgemeesters in zitten, gehoor aan de oproep van Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts rond ‘Lezen op school’, met als doel te starten met een meer gecoördineerde aanpak van de taalproblematiek in de scholen in de regio Halle-Vilvoorde. Samen met vzw de Rand diende het Toekomstforum het project ‘Lezen met Klasse’ in. Vzw de Rand en het Toekomstforum willen met dit project de krachten bundelen en gemeenteoverschrijdend samenwerken rond lezen op school. De doelstelling is het creëren van kwaliteitsvolle leesomgevingen op en rond de scholen, waarin het stimuleren van de leesmotivatie en de leesvaardigheid van leerlingen centraal staan. De projectaanvraag werd door de Vlaamse overheid goedgekeurd voor één jaar met mogelijke verlenging van één jaar. In twintig scholen in Halle-Vilvoorde wenst men trajecten op te zetten rond begrijpend lezen, leesmotivatie en leesbeleid, waaronder zeker ook één school in Halle.
Dit zijn uiteraard allemaal goede bedoelingen, waar we ons wel achter kunnen scharen. Laat dat duidelijk zijn. Maar de concrete uitrol van het project op de werkvloer is toch een ander paar mouwen. Zo blijkt het een hele tijdsinvestering voor de leerkrachten en gaat het allemaal toch ten koste van lestijd, terwijl het helemaal nog niet duidelijk is wat dit allemaal gaat opleveren.
Ik geef een concreet voorbeeld uit mijn eigen gemeente. Op een basisschool in Humbeek krijgt het hele team, zowel de onderwijzers als de kleuterleidsters, een inleiding over dit project, van 16 uur tot 19 uur, dus drie uur na een volledige werkdag. Ik vind dat bijzonder zwaar. De weken daarna zijn er workshops voorzien van verschillende uren, waarbij de geselecteerde leerkrachten halve dagen uit hun klas moeten, zodat hun collega’s hun leerlingen of kleuters moeten opvangen boven op hun eigen klas. Dat is in coronatijden sowieso al geen goed idee, los van het feit dat er al verschillende leerkrachten afwezig zijn wegens ziekte of zwangerschap en men hiervoor al maanden geen vervangers vindt. Dat is niet verwonderlijk, want Halle-Vilvoorde is, net als Antwerpen, een probleemgebied om bijvoorbeeld kleuterleidsters en leerkrachten te vinden. Dat zie je ook in de spanningsindicator van VDAB. Op die manier is het voor de leerkrachten echt allemaal te veel aan het worden, omdat dit soort projecten nooit zorgt voor extra handen in de klas, maar ze er integendeel uit wegzuigen.
Minister, wat is de juiste kostprijs voor dit project voor Vlaanderen enerzijds en voor de gemeenten anderzijds? Waarom worden dergelijke projecten niet apart voorgesteld voor kleuterleiders en voor leraren lagere school, aangezien hun werkwijze toch heel anders moet zijn? In de kleuterklas kunnen kinderen namelijk nog niet lezen en moet het dus wel anders worden voorgesteld.
Waarom worden er geen flankerende maatregelen genomen die ervoor zorgen dat de deelnemende leerkrachten of kleuterleidsters kunnen vervangen worden in hun klas, zeker in een periode waarin de scholen in Halle-Vilvoorde schreeuwen om vervangers maar ze niet vinden?
Wat is de concrete praktische meerwaarde van dit project? Wat is er nieuw dat de leerkrachten tot dusver niet deden? Ik neem aan dat elke leerkracht in de lagere school wel leest in zijn klas. Op welke manier vormt dit project een compensatie voor het feit dat heel wat leerkrachten hiervoor lestijd moeten opofferen? Als die meerwaarde niet duidelijk is, krijgen leerkrachten de indruk dat het tijd- en geldverspilling is en voor extra planlast zorgt. Dat is natuurlijk zonde van de centen. Ik weet dat het project nog loopt, maar misschien kan het wel een beetje bijgestuurd worden.
Minister Weyts heeft het woord.
‘Lezen op School’ is een initiatief dat inzet op de versterking van het Nederlands als vaktaal én als instructietaal. De noodzaak daartoe is afdoende geïllustreerd. Ik kan dan niet alleen verwijzen naar de Progress in International Reading Literacy Study (PIRLS) of het Programme for International Student Assessment (PISA), maar ook naar eigen peilingen en onderzoeken. Daarom leggen we in het regeerakkoord zo de nadruk op het Nederlands en de versterking ervan. Dit is een van de initiatieven die passen in de doelstellingen van het regeerakkoord.
Het uitgangspunt is het strategische advies van de Taalraad Begrijpend Lezen. Dat advies, waaraan ook de onderwijsverstrekkers hebben meegewerkt, kan op brede bijval rekenen in brede onderwijs- en cultuurgeledingen. ‘Lezen op School’ is een initiatief dat hieraan uitvoering geeft en is gestart in het schooljaar 2020-2021 en inderdaad potentieel verlengbaar in 2021-2022, net omdat we een alternatief moeten hebben voor de kleinschalige, éénmalige initiatieven.
Via dat project nemen in totaal toch maar liefst 344 scholen deel aan in totaal 22 trajecten, gecoördineerd door onder andere de pedagogische begeleidingsdiensten, grote literaire organisaties en samenwerkingsverbanden tussen bibliotheken, telkens in nauwe samenspraak met de betrokken scholen. De aanpak van de trajecten behoort natuurlijk helemaal tot de autonomie van de scholen en uiteraard zal de uitrol in sterke mate beïnvloed zijn door covid. Ik respecteer dit en zal dit feit meenemen in de verdere uitrol van het traject.
In totaal werd in 2020 voor 'Lezen op School' vanuit het Onderwijsbudget voor 344 scholen 2 miljoen euro uitgetrokken. Daarbovenop kwam vanuit de budgetten van De Rand ook nog eens een kleine 250.000 euro. Dat zijn dus toch heel wat middelen. De bijdrage van de lokale besturen is natuurlijk hun eigen keuze en zit vervat in initiatieven die lokaal lopen.
De problematiek die u aanhaalt met betrekking tot het vrijmaken van leerkrachten en flankerend beleid, kan natuurlijk niet via een leestraject worden opgevangen. Vandaar dat het, naast de absolute noodzaak om in te zetten op de versterking van het Nederlands, uiteraard aan de scholen is om de aanpak intern zo goed mogelijk te organiseren, en dat er ook extra expertise van buitenaf wordt ingezet. In goede samenspraak op lokaal niveau kunnen de noden van de scholen op deze wijze minstens een stuk beantwoord worden.
Lezen wordt binnen de school idealiter geplaatst binnen – wat we noemen – een leeslijn, vandaar de samenspraak tussen de leerkrachten die instaan voor de kleuterklassen en de collega’s die werkzaam zijn in de lagere school. Nogmaals, de manier waarop dit gebeurt, behoort tot de lokale autonomie en we zullen dit ook niet opleggen. Belangrijk bij 'Lezen op School' is de Vlaanderenbrede uitrol van het initiatief. Daarnaast is er het feit dat alle trajecten vertrekken vanuit het wetenschappelijk onderbouwd en breed advies van de Taalraad Begrijpend Lezen en dat dit advies ook door de 22 begeleidende organisaties als vertrekbasis wordt genomen.
Daarnaast wordt in haast elke school vertrokken van een leesscan, zodat aandachtspunten, zoals die die u opnoemt, perfect kunnen worden meegenomen in de meting van de beginsituatie, de schoolgebonden planning en de aanpak van een en ander.
Het Nederlands vormt niets minder dan de onderbouw, de basisstructuur, van alle leren. Naast een vaktaal is het ook onze instructietaal. Dat vergt bijzondere inspanningen, zowel van het beleid als van de schoolteams.
U haalt enkele problemen aan, maar u moet wel weten wat u wilt. Na de schooluren vindt u lastig, maar tijdens de schooluren is het ook moeilijk, want zo verstoort men lopende processen in de klas. Maar het Nederlands is wel cruciaal en leerkrachten verwachten hiervoor bijkomende ondersteuning. We moeten vooruit. En ja, dat kost tijd, boterhammen en geld. We trekken middelen uit en vragen daar een extra inspanning te doen. Net daarvoor worden de additionele middelen van 2,2 miljoen euro uitgetrokken.
De meerwaarde van dit project is onmiskenbaar: het stimuleren van een leesbeleid op elke school en het sterker maken van leerkrachten door bijscholing. Het is vandaag nog altijd de vaststelling dat veel scholen geen leesbeleid hebben. Met dit initiatief willen we daar verandering in brengen.
Ik weet dat het allemaal wat ‘on top’ de crisis is, maar al bij al stellen we wel vast dat, met de middelen die we hebben uitgetrokken, 344 scholen hebben ingetekend. Het loopt hier en daar niet altijd even vlot, maar er lopen wel heel goede initiatieven.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. De prijs is mij duidelijk geworden, behalve voor de gemeenten. Dat is blijkbaar hun eigen keuze. Ik zal het nog eens natrekken.
U zegt dat er een leeslijn nodig is – en dat is juist – van 2,5 jaar tot 12 jaar, maar het verschil is gigantisch tussen de kleuterleidsters en leerkrachten van de lagere school. Zelfs binnen de lagere school zit daar een enorm verschil op. Het demotiveert mensen als men op een vergadering voor vijf mensen bezig is en de andere vijftien er voor spek en bonen bij zitten. Dat gevoel creëert men op dit ogenblik. Het is toch eens goed om erover na te denken of dit niet beter wordt opgesplitst voor enerzijds de kleuterleidsters en anderzijds de leerkrachten lagere school, zodat die eerst gemotiveerd worden om te zien wat zij kunnen doen in hun concrete situatie en pas later, als dat een beetje duidelijk wordt, de link wordt gelegd van de derde kleuterklas naar het eerste studiejaar. Dat mis ik een beetje. Het is gemakkelijk om van buitenaf dit project op te leggen, maar je moet de mensen meekrijgen. Dat mis ik in dit verhaal. Leerkrachten motiveren is zeer belangrijk, omdat het al zo moeilijk is in deze periode.
Flankerende maatregelen voor leerkrachten die uit de klas worden gehaald, moeten de scholen maar zelf organiseren, maar dat is precies het probleem. In Halle-Vilvoorde vind je gewoon geen vrije kleuterleidsters meer, tenzij u bussen zou inleggen vanuit Limburg of West-Vlaanderen waar er er nog een aantal op overschot zijn. Dat zou misschien al wat helpen, al is het maar voor één dag of een paar dagen dat ze daar stage kunnen lopen. Dat zou ook niet slecht zijn en het is beter dan dat ze thuis zitten.
Ik vraag dus of dat kan worden meegenomen en dat men dit signaal kan geven aan diegenen die het organiseren, niet om op te leggen hoe het moet, maar om een signaal te geven dat men een aantal problemen creëert. Men moet de leerkrachten wel meekrijgen.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, collega's, de projectoproep ‘Lezen met Klasse’ is een succes gebleken. Uit het antwoord op een schriftelijke vraag bleek dat het aantal ingediende projecten niet alleen het verwachte aantal ruim overtrof, maar ook dat het niveau en het aantal goedgekeurde projecten heel hoog lag, ondanks het feit dat er veel hoge voorwaarden aan de oproep waren verbonden.
Een ander pluspunt is dat zelfs de leerkrachtenopleidingen met de projectoproep aan de slag zijn gegaan. Dat is zeer positief, omdat leerkrachten een essentiële schakel zijn om een sterke leesbaarheid in scholen op poten te zetten.
Minister, ik had graag van u vernomen op welke manier u de verdere uitrol van de verschillende projecten, weliswaar op macroniveau, opvolgt. Het zou bijvoorbeeld nuttig zijn om de sterkste projecten naar een breed publiek te communiceren, zodat ze inspirerend kunnen werken voor andere scholen en zo een sneeuwbaleffect teweeg kunnen brengen. Bent u van plan om een of meerdere sterke projecten uit te lichten en als voorbeeld te stellen van hoe je een kwalitatief leesproject op poten kan zetten ter inspiratie van andere scholen?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik heb een aantal bijkomende vragen, vooral rond de 22 projecten waar de collega het over had. Worden die 22 projecten ook geëvalueerd na één schooljaar? Want het is eigenlijk de bedoeling dat ze 2 jaar lopen. Heeft die evaluatie consequenties voor de toekenning van de middelen voor het volgende schooljaar? Zijn de projecten dus al zeker dat ze ook in het schooljaar 2021-2022 kunnen lopen?
Er zijn heel veel scholen aan de slag gegaan met het project Lezen op school, zoals ook collega Tavernier al zei. Het boeit mij om daar ook de evaluatie van te zien. Wanneer is die gepland? Hoe kunnen we wat er wordt geleerd over de projecten, Vlaanderenbreed uitrollen?
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Laeremans, hoe men het lokaal aanpakt en wie met wie vergadert en met hoeveel, dat ga ik echt niet decreteren vanuit Brussel. Het is de lokale autonomie die speelt. Als er zich in Grimbergen problemen stellen, dan denk ik dat men daar met enig gezond verstand wel een mouw aan kan passen. De middelen zijn alleszins ruim voorhanden. Ik snap natuurlijk de krapte die er momenteel op de arbeidsmarkt is, maar dat mag ons niet tegenhouden om initiatieven te nemen. We hebben de nodige middelen uitgetrokken die ook kunnen worden ingezet voor het aantrekken van externe expertise, waarbij men toch vrij ruim kan gaan. De middelen zijn dus ruim voorradig en men kan die naar eigen inzichten aanwenden, zeker als ook nog eens de lokale besturen bijdragen.
Een uitwisseling van goede praktijken kan zeker helpen. Ik neem dat zeker mee.
Voor de evaluatie is er de vaststelling dat corona wel wat hinder met zich mee heeft gebracht. Er is nu nog geen grondige evaluatie, maar het project is ook nog maar net gestart. Ik hoop wel dat we het grondig kunnen evalueren op het moment dat we meer toegang hebben tot scholen. Vandaag is het niet aangewezen om van alles te vragen. Wat is essentieel om op de schoolvloer te kunnen komen? We gunnen binnenkort wel een studieopdracht om de projecten na afloop te evalueren. In de slipstream daarvan gaan we ook de goede praktijken uitwisselen en doorgeven aan andere scholen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomend antwoord.
Dat het lokaal moet worden georganiseerd, zou wel kunnen, maar ik denk ook dat diegenen die het komen brengen, van het idee uitgaan dat ze het voor de hele school moeten brengen. Men vergeet echt wel dat er toch grote verschillen zijn en dat signaal mag misschien toch eens van boven komen. Mensen lezen vooral voor in de kleuterklas en dat is iets anders dan lezen in de lagere school. Die leerlijnen moeten pas nadien op elkaar worden afgestemd. Als diegenen die dat komen brengen, vragen aan de school om alle leerkrachten tegelijk te zien, dan creëer je dat soort van problemen en is er een gebrek aan motivatie. Kan nog eens worden doorgegeven bij de evaluatie dat er een enorm verschil is tussen de kleuter- en de lagere school en dat het op die manier te weinig motiverend is?
Ik heb maar één school als voorbeeld; ik weet niet hoe het elders verloopt. Ik hoop dat de totale evaluatie uiteindelijk positief zal zijn en dat men zal leren uit de kritiek, zodat men kan bijsturen. Dan kan het volgend jaar hopelijk in iets betere omstandigheden worden uitgevoerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.