Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, een kleine bekentenis: ik kijk regelmatig naar plenaire debatten uit het verleden, uit de vorige legislatuur. Je kunt de afspeelsnelheid verdubbelen, wat altijd heel handig is. Op die manier gaat het wat sneller. Wat me daar steeds in opvalt, is uw rol als voormalig fractieleider waarbij u altijd een heel goede en strikte lijn hebt aangehouden van een overheid die zich moet concentreren op kerntaken, een efficiëntere overheid die vooral ook let op de uitgaven, een overheid die dus niet meer uitgeeft dan dat er binnenkomt.
In deze budgettair moeilijke tijden hebt u de kans om die lijn verder te zetten in een brede heroverweging van de Vlaamse overheid, zoals u die al hebt aangekondigd. Alle beleidsdomeinen, alle inkomsten en uitgaven, moeten tegen het licht worden gehouden om na te gaan waar het efficiënter kan. Dat is een heel goede zaak waarin drie grote dingen meespelen.
Ten eerste, gaan naar een meer efficiënte overheid waarbij de dingen op een manier gedaan worden met minder kosten voor de belastingbetaler. Ten tweede, gaan naar de kerntaken van de overheid want een overheid kan niet alles doen. Er moet dus vooral ingezet worden op de kerntaken van de overheid, en dat is in het verleden onvoldoende gebeurd. Dit crisisjaar heeft ervoor gezorgd dat we daartoe wel gedwongen zullen zijn. En ten derde, terugkeren naar een budget in evenwicht. Er zijn enorme tekorten. We kennen de situatie allemaal, maar we zullen ooit moeten terugkeren naar een budgettaire situatie die houdbaar is. Daardoor is die brede heroverweging een gigantische operatie.
Ik heb daarover een aantal vragen. Ik zal u niet zozeer vragen naar het procesmatige van de aanpak, want in de nota’s van de mededeling bij de Vlaamse Regering daarover is er een heel goede uitleg gegeven over die elf projectgroepen en dergelijke. Maar ik wil er vooral naar peilen hoe u dit zult verwezenlijken binnen de zeer krappe timing die u hebt vooropgesteld en hoe dat binnen de afzonderlijke beleidsdomeinen, de afzonderlijke ministers en afzonderlijke administraties tot een effectief resultaat zal leiden. Want het is natuurlijk niet enkel een oefening van die stuurgroep of projectgroep om een aantal adviezen te leveren. De bedoeling is dat we daarmee aan de slag gaan binnen de afzonderlijke beleidsdomeinen. De combinatie tussen een aantal raadgevingen uit het hele proces en anderzijds een aantal politieke beslissingen vergt echt een moeilijk evenwicht. We weten uit het verleden hoe moeilijk die twee samen te smelten zijn. Daarnaar zal ik vooral peilen in deze vraag.
Minister, kunt u de globale stand van zaken toelichten over dit hele proces? Ik heb uw zeer goede interview in De Tijd daarover gelezen. Hoe zult u dit afronden? Tegen de zomer zouden de eerste resultaten er moeten zijn. Tegen de begrotingsopmaak van 2022 zouden er daarvan bruikbare elementen moeten zijn. Hoe zult u dat doen? Is dat een realistische timing?
Inzake de selectie van de doorgelichte uitgaven is vandaag nog niet veel gekend. Hoe zult u die selectie maken? Hoe zult u de ministers daarbij betrekken, opdat er wel degelijk de bereidheid is om te kijken naar de eigen portefeuille? In het verleden zijn er weinig ministers geweest die vrijwillig uitgaven snoeiden of een aantal taken afstonden. Dat wordt een zeer moeilijke taak. Voor alle duidelijkheid: ik ben zeer tevreden dat u dat aanpakt. Maar hoe zullen die uitgavenposten concreet worden geselecteerd? Is er daarover al een selectie gemaakt? Zo niet, wanneer zal dat gebeuren?
Er werd op 29 januari door de Vlaamse Regering beslist om de gunning van die overheidsopdracht van de brede heroverweging te doen. Daarbij werden een aantal externe partners aangesteld. Kunt u meer toelichting geven over welke externe partners precies worden ingeschakeld en wat hun opdracht precies is? Is het eerder advies geven of is het effectief ervoor zorgen dat binnen die beleidsdomeinen alles wordt opgevolgd tot een eindresultaat?
Ten slotte, er werd ook een stuurgroep opgesteld. Dat vind ik een zeer goede zaak. Drie experten maken deel uit van die stuurgroep: Wim Moesen, Marion Debruyne – die de leiding neemt – en Ivan Van de Cloot, van wie ik in de plenaire vergadering een boek heb aangeraden. Wat is precies de taak van de stuurgroep in combinatie met die elf beleidsprojectgroepen? Zullen zij ook naar buiten treden als de apostelen van het hele traject brede heroverweging? Of is hun rol meer beperkt tot een interne adviesfunctie?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Vande Reyde, ik dank u voor uw vragen. Heel wat van de bezorgdheden die u uit, deel ik absoluut. Ik kom daar straks nog op terug. Ik ga eerst in op uw concrete vragen.
De stuurgroep en de projectgroepen van de beleidsdomeinen zijn samengesteld en operationeel. Daarmee zijn we vertrokken. De projectgroepen hebben begin februari hun plannen van aanpak voorgelegd aan de stuurgroep. Het plan van aanpak moet uiteenzetten hoe de doorlichting wordt opgezet. De stuurgroep is bijeengekomen op 11 en 16 februari om de plannen van aanpak te screenen. De stuurgroep zal aan de projectgroepen een aantal aanbevelingen formuleren waarvan de generieke aanbevelingen ook op het voorzitterscollege van 25 februari worden toegelicht.
Op 11 februari heeft er een ontmoeting plaatsgevonden tussen de minister-president Jambon, mezelf en het voorzitterscollege. Daarbij hebben minister-president Jambon en ikzelf aan de administratie meegegeven hoe belangrijk we die oefening vinden en wat een kans dit voor de Vlaamse administratie is om zich als een volwassen administratie te tonen en dit tot een goed einde te brengen, goed wetend dat de uitdaging heel groot is – daar kom ik straks nog op terug.
Uw tweede vraag: de Vlaamse Brede Heroverweging (VBH) betreft een doorlichting van de tien beleidsdomeinen alsook van de sociale toeslagen en kortingen. De bedoeling van de doorlichtingen is om aan de hand van een aantal voor de beleidsdomeinen gemeenschappelijke onderzoeksvragen tot onderbouwde aanbevelingen te komen in het kader van evidence based policy.
Elke projectgroep heeft de leiding en verantwoordelijkheid over het schrijven van de doorlichting van zijn beleidsdomein. De resultaten van de doorlichting dienen als input voor de begrotingsopmaak 2022, maar zullen ook heel nuttig zijn op langere termijn om ons beleid meer en meer vorm te geven. Dan zal er ook duidelijkheid komen over welke uitgavenposten door de betrokken projectgroep werden weerhouden en waarom.
Uw derde vraag: wetenschappelijk onderbouwde inzichten zijn noodzakelijk in de VBH. Er zijn verschillende manieren waarop die wetenschappelijke onderbouw tot stand kan komen. Ik geef er vier. Eerst en vooral in eigen beheer: de beleidsdomeinen kunnen beslissen om de uitgavendoorlichting met behulp van externe experten in eigen beheer te doen. Ten tweede via een steunpunt: de beleidsdomeinen kunnen beslissen om de doorlichting te laten uitvoeren door een van de bestaande steunpunten. Ten derde via een beroep op de raamovereenkomst die in het kader van de VBH in de markt is geplaatst. Een departement of agentschap treedt daarbij op als besteller en plaatst de bestellingen in lijn met het plan van aanpak van de projectgroep. Een vierde mogelijkheid is all of the above, waarbij men een combinatie maakt van die systemen en een deel zelf gaat doen, een deel uitbesteedt en een deel zelf zal begeleiden. Dat kan allemaal.
De via een openbare procedure met Europese bekendmaking in de markt geplaatste raamovereenkomst voorziet in onderzoekscapaciteit ter ondersteuning van de Vlaamse Brede Heroverweging.
Die raamovereenkomst werd gegund aan twee opdrachtnemers. Het consortium Deloitte Consulting & Advisory cvba en IDEA Strategische Economische Consulting nv werd gekozen voor alle percelen, dat zijn alle beleidsdomeinen plus ‘Sociale toeslagen en kortingen doorheen de Vlaamse bevoegdheden’, de elf die ik daarnet heb genoemd of tien plus een. Het Vlaams Instituut voor Economie en Samenleving (VIVES) van de Katholieke Universiteit Leuven werd gekozen voor vier percelen: perceel 2, beleidsdomein Financiën en Begroting; perceel 3, beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie; perceel 7, beleidsdomein Werk en Sociale Economie en perceel 11, Sociale toeslagen en kortingen doorheen de Vlaamse bevoegdheden.
Uw vierde vraag: de beleidsdomeinen zijn aan zet en dragen de verantwoordelijkheid om de doorlichting tot een goed einde te brengen. De Vlaamse Brede Heroverweging is een kans voor de Vlaamse administratie om aan te tonen dat zij een mature organisatie is die erin slaagt onderbouwde voorstellen te doen aan de politiek.
Over governance is gezorgd voor een aanwezigheid van externe experten alsook een vertegenwoordiging van Inspectie van Financiën en het Departement Financiën en Begroting (DFB) in elke projectgroep. De projectgroepen moeten ook terugkoppelen aan de stuurgroep: plannen van aanpak, ontwerp eindrapport enzovoort.
De rol van de stuurgroep is de validatie van het plan van aanpak van elke projectgroep, het becommentariëren van de conceptversie(s) en het valideren van de eindversie.
Dat is het concrete antwoord op uw vragen. Puur op politiek niveau ben ik me heel goed bewust van de uitdaging die deze oefening is. Het is een gewaagde oefening. Daarbij komt dat we daar heel weinig ervaring mee hebben. Laten we eerlijk zijn. In het verleden zijn er maar weinig dergelijke oefeningen gedaan. Laat staan dat die tot een goed einde zijn gebracht. We hebben ook met Nederlandse experten samengezeten. Die hebben daar een pak meer ervaring mee, maar die hebben die ervaring ook op veel langere termijn moeten opbouwen. Ik denk dat er al initiatieven waren in de jaren 1970 waar ze naar kunnen verwijzen. Dat heeft ook een tijd stilgelegen. Het is geen continu proces geweest. De grote ervaringen hebben ze de laatste tien jaar opgedaan, maar daar kunnen we heel veel uit bijleren. Ik geef u dat maar mee om aan te geven dat de Vlaamse overheid nog veel heeft te leren. We proberen dat in deze crisissituatie uit te werken. Dat maakt de uitdaging dubbel zo moeilijk. Anderzijds geeft dat ook de druk die nodig is om dat effectief tot een goed einde te brengen.
Er zijn twee zaken waar ik de grote uitdaging in zie. Dat is eerst en vooral waar u zelf op wijst: de timing. Het is inderdaad heel kort dag. Laat me daar twee zaken over zeggen. We hebben dat natuurlijk nodig voor de begrotingsopmaak 2022. Ik heb daarmee niet gezegd dat de begrotingsopmaak daar volledig uit gaat kunnen putten. We zullen zien wat er precies uit komt en wat de situatie van die begroting is en hoe we die begroting 2022 moeten aanpakken, want daar is nog altijd onduidelijkheid over. Dat gaan we maar in juni goed en wel weten. We hebben daar de input wel nodig.
Dat is de eerste reden om die oefening zo snel te laten gaan. Ik moet er wel bij zeggen dat uit die oefening ook wel zal komen dat sommige onderdelen verder moeten worden onderzocht. We hebben het in deze commissie, en zelfs in de plenaire vergadering, al verschillende keren gehad over de spending reviews. Spending reviews zijn eigenlijk een beetje hetzelfde systeem als brede heroverwegingen, hoewel je ze niet op dezelfde leest mag schoeien. Er zit wel een vergelijkbare doelstelling achter. We zullen moeten nagaan welke dingen we later met meer diepgaande spending reviews moeten uitbenen. De eerste grote bezorgdheid is dus de timing.
De tweede is dat zowel politieke verantwoordelijken als administratie er geen ervaring mee hebben. We moeten die nog opbouwen. Ik heb wel vertrouwen in de administratie. Ik kan alleen maar hopen – dat is de vraag die we stellen – dat de administratie deze kans neemt. Ze kan dit gebruiken om zich te tonen als een zeer volwassen administratie, maar ook om zelf, met haar kennis vanop het terrein, de aanbevelingen te doen die we nodig hebben. Het zal voor haar een uitdaging zijn, maar het zal ook voor ons een uitdaging zijn om er op een correcte manier mee om te gaan. Het vraagt een beetje een ‘mind shift’, een ingesteldheid die we allemaal moeten bijleren. De kans is er wel en ik kan alleen maar hopen dat men die kans ook effectief grijpt.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Eerst wil ik zeggen dat het proces goed in elkaar zit. Ik kan er eigenlijk niet over oordelen, maar het lijkt me goed in elkaar te zitten. De partners lijken me betrouwbaar; het opzet lijkt me prima in elkaar te zitten. Mijn vrees, zoals ik al zei, is dat u zich als minister van Financiën geweldig onpopulair zult moeten maken, zowel bij uw collega’s als bij de administratie. Ik heb wat ervaring als schepen van Financiën. Ik bots regelmatig, zelfs met mijn burgemeester, die ik graag heb, maar dat is nu eenmaal het lot van een schepen of minister van Financiën, en zeker in deze tijden. Ik denk dat u heel hard op uw strepen zult moeten staan om in deze oefening, in combinatie met de spending reviews, de budgettaire orthodoxie op korte termijn weer aan te houden. Op dit moment is de mindset nog altijd: we moeten meer uitgeven, meer uitgeven. Ik denk dat u toch uw rol zult moeten spelen. Ik weet dat u dat doet en ik ken uw lijn daarin, maar het zal nodig zijn om dat binnen de regering af te dwingen.
Ik heb nog twee bijkomende vragen. U zei dat het voor de administratie een kans is, en ik ben het daarmee eens. U zei ook dat het in het verleden nog niet is gedaan, maar dat is niet helemaal waar. Onder de vorige legislatuur hadden we ook een soort van kerntakendebat, dat uitsluitend binnen de administratie werd opgevat. Ik vat het een beetje ruw samen, maar we moeten eigenlijk concluderen dat het geen succes is geweest. Elke administratie heeft toen eigenlijk gezegd dat alles wat men deed, alles wat men uitgaf, onmisbaar was. Het kerntakendebat was geen gigantisch succes. Ik denk dat we uit die ervaringen moeten leren om met deze brede heroverwegingen, samen met de administratie, het resultaat te behalen dat we willen. Minister, hoe denkt u dat u kunt leren uit het kerntakendebat van de vorige legislatuur zodat deze keer de administratie wel mee is?
Mijn tweede vraag is een beetje onderbelicht. Maken de inkomsten – de belastingen, de retributies – ook deel uit van deze oefening? Twee weken geleden ging het bijvoorbeeld over de fiscaliteit op de voertuigen. Ik was toen zelf niet in de plenaire vergadering, wat geweldig frustrerend was, maar u zei toen dat we het in de gaten moesten houden hoe dit evolueert. Maakt dit ook deel uit van deze brede heroverwegingen of moet het in een ander licht worden bekeken?
De heer Rzoska heeft het woord.
Mijn bijkomende vraag gaat over de impact van deze oefening op de concrete werklast van uw Departement Financiën en Begroting. Ik kan me voorstellen dat men op dit moment de begrotingscontrole begint voor te bereiden. Deze oefening, ook al krijgt ze wel steun van een aantal externe partners, komt daar nog bovenop. U hebt het in uw antwoord op de vraag van de heer Vande Reyde ook gehad over de timing van deze hele oefening. Hoe zit het met deze oefening en de impact daarvan op de begrotingscontrole? Is de timing daarvan op elkaar afgestemd? Zult u het huiswerk op tijd rondkrijgen? Dat is mijn belangrijkste bijkomende vraag.
De heer Muyters heeft het woord.
Ook ik wil de heer Vande Reyde bedanken voor deze vraag, want ik vind ze wel heel boeiend. Ik vind ook uw antwoorden heel goed, minister. Ik kan u garanderen dat u zich als minister van Begroting ook populair kunt maken als u consequent dezelfde lijn aanhoudt. Dat zou ik u aanraden.
Ik heb twee vragen. Als ik het goed begrijp, dan zit de timing tot nu toe goed. Men heeft vanuit de projectgroepen bij de stuurgroepen een aantal voorstellen ingediend. Hebt u zicht op de kwaliteit van wat is ingediend vanuit de projectgroepen?
U zei dat u samen met minister-president Jambon bij het Voorzitterscollege bent langsgegaan om daar het belang van deze oefening te onderstrepen. Kunt u iets zeggen over de reactie van het Voorzitterscollege? Past die in de lijn van uw hoop dat dat een volwassen administratie is?
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Collega Vande Reyde, bedankt voor de vraag. Die brede heroverweging en spending reviews zitten ook in de Europese aanbevelingen voor hervormingen. Het is een goede zaak dat we dit al uitvoeren, want de Europese Unie zal dat zeker meenemen in haar evaluatie van de mate waarin Vlaanderen en België een hervormingsagenda doorvoeren. Het is zeker goed dat we daarin onze tijd vooruit zijn.
Ik denk dat dit van u een heel goed initiatief is, minister, om dit te lanceren. Het is een brede heroverweging. Het is dus meer dan louter een besparingsoperatie. We kijken ook hoe we een aantal zaken efficiënter kunnen beheren. U hebt dat ook al uitvoerig geduid. Voor de dienstencheques is er bijvoorbeeld een spending review geweest en dat was niet zozeer een besparingsoperatie. Het ging vooral over hoe we de middelen beter en efficiënter kunnen gebruiken. Er zullen zeker ook een aantal aberraties naar boven komen die dan kunnen worden weggewerkt. Die twee aspecten zitten hier zeker in vervat. Daarom spreekt men ook over een brede heroverweging.
In Nederland doen ze dit al langer. Ik denk dat in Nederland de administratie dit behandelt. Bij ons is dat een bijzonder expertenpanel, dat met het uiteindelijke resultaat zal komen. Dat moet als een soort menukaart dienen waaruit de politiek dan moet kiezen welke zaken men zal meenemen. In Nederland werkt het ook zo.
Mijn vraag aan u is de volgende. Ik heb ze u ook al eerder gesteld. Nu doen we een efficiëntieoefening voor de middelen die vandaag recurrent worden uitgegeven. Is het ook niet zinvol om een toezichtcomité op te richten voor alle relancemiddelen? Ik denk dat het niet alleen nuttig, maar ook nodig is dat we een goed toezicht houden of de middelen die we voor de relance spenderen op een correcte en efficiënte wijze worden besteed. Ik zou daar graag uw visie over willen horen.
En tot slot neem ik akte van het feit dat het een liberaal is die vraagt om dezelfde oefening te doen voor de inkomsten. Ik heb dat goed genoteerd.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Vande Reyde, wat betreft het zich niet populair maken als minister van Begroting: what else is new? Ik had ondertussen wel al door dat ik daarvoor niet bepaald op de beste positie zit. Gelukkig heb ik een rotkarakter en trek ik het mij niet te veel aan.
Ik ben het niet helemaal eens met de vergelijking die u maakt met het kerntakendebat. Het kerntakendebat betreft een vrij ideologische vraag. Daar wordt ideologisch ingekleurd welke opdracht, welke taak de overheid heeft en welke ze beter niet meer zou doen. Dat is natuurlijk een andere invulling dan de vraag die wij nu stellen. We vragen niet aan de administratie om te beslissen wat we wel en niet zullen doen. Wij zeggen aan de administratie wat het maatschappelijke doel is en waar we willen geraken met de centen. Ik zal het voorbeeld geven van de dienstencheques om het eenvoudig en duidelijk te houden. De dienstencheques hadden drie doelen: de combinatie arbeid-gezin verbeteren, zwartwerk tegengaan en lagergeschoolden een job geven. Dat is het maatschappelijke doel waarvoor heel veel geld wordt ingezet. De vraag is of met dat geld de doelen in voldoende mate worden bereikt. Dat is een heel andere afweging dan de vraag of de overheid ervoor moet zorgen dat de combinatie arbeid-gezin draaglijk wordt. Dat is het verschil tussen het kerntakendebat en de oefening die we hier maken. Ik wil u hiermee schetsen dat de vergelijking niet helemaal correct is.
Uw volgende vraag ging over de inkomsten. De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) heeft daar ook een opmerking over gemaakt. Ze hebben gezegd dat ze dat zelf zouden gaan doen. Spreek mij gerust tegen, maar het grote probleem van onze begroting zit bij de uitgaven en niet bij de inkomsten. U weet zeer goed dat ongeveer drie vierde van de inkomsten federale middelen zijn. Op 75 procent opcentiemen en dotaties samen hebben we zelf niet onmiddellijk vat. Op de opcentiemen voor een deel nog wel. De grote uitdaging voor de Vlaamse begroting zit langs de uitgavenzijde. Een deel zal ook meegenomen kunnen worden, zoals de fiscale uitgaven, kostendekkingsgraden en retributies. Deze kunnen wel in de oefening van de brede heroverweging worden meegenomen.
Mijnheer Rzoska, volgens u zegt de SERV dat deze oefening niet goed kan gebeuren als er niet wordt gekeken naar de inkomsten. Dat heeft de SERV niet gezegd. Zo heb ik het alleszins niet begrepen. Het kan een meerwaarde zijn om er ook naar te kijken, maar mijn inschatting is dat het grote probleem langs de uitgavenzijde zit en dat we, in de beperkte tijd die we hebben, daar in de eerste plaats moeten kijken.
Uw punt over de werklast is zeer terecht. We hebben naar de voorzitter van het parlement een brief gestuurd die besproken moet worden in het Uitgebreid Bureau. Dat zal volgende maandag of de maandag daarna gebeuren. Het debat over hoe de begrotingsaanpassing light vorm zal krijgen, moet nog met het parlement aangegaan worden. Ik heb het daar gisteren nog kort met de directeur Decreetgeving over gehad en het zal volgende week maandag of de week erna op het Uitgebreid Bureau ter sprake worden gebracht.
Mijnheer Muyters, u vraagt hoe het plan van aanpak eruit zal zien. Ik wil zeer duidelijk zijn dat dit geen oefening is die zomaar vanuit de kabinetten zal worden aangestuurd. Ik heb geen enkel plan van aanpak gezien. Daarom is die stuurgroep aangesteld. Daarin zetelen zeer degelijke mensen, ook van de administratie. De namen zijn al genoemd: de heer Van de Cloot, mevrouw Debruyne en de heer Moesen zijn drie experten. Er zitten ook mensen bij uit de administratie die het grotere plaatje bekijken. Ik zal me daar nu niet mee moeien en het is ook niet de bedoeling dat de andere kabinetten dat zullen doen, ook niet over hun eigen deelprojectgroepen en beleidsdomein. Dit is echt een opportuniteit voor de administratie. Die boodschap is trouwens ook meegegeven op het Voorzitterscollege.
En ik kan u zeggen: de reacties – ze waren digitaal, dat is altijd wat moeilijker – geven mij de indruk dat de Vlaamse administratie dit als een kans en opportuniteit ziet. Ik heb er alle vertrouwen in. We hebben een zeer degelijke administratie in Vlaanderen. De mindset moet natuurlijk nog wat worden gekeerd. Men moet meer en meer naar een prestatiebegroting – u kent het verhaal – waarbij de begroting een beleidssturend instrument wordt. Dat is de omkering die we nu op zeer korte tijd proberen te maken. Het zal wel wat meer tijd vragen dan de komende maanden alleen, maar ik heb er alle vertrouwen in. Ik hoop in elk geval en zou ook aanraden dat men die kans en die opportuniteit in die zin ook met twee handen grijpt.
Mijnheer Van Rompuy, de vraag over die relancemiddelen is al gesteld. We hebben het daar inderdaad al over gehad. Ik denk dat ik toen ook ongeveer hetzelfde antwoord heb gegeven. Ik zou het parlement aanraden om daarin vooral zijn controlerende taak op te nemen. De spending review, de uitgavendoorlichting, en ook de brede heroverweging zijn allemaal bestaande post-factumsystemen die we zullen doorlichten. We zullen bekijken of we ze voor de toekomst kunnen verbeteren. Wat de relance betreft, staan we nog maar aan het begin van die dingen. Ik zou de parlementsleden uitnodigen om daarin hun rol te spelen. Die plannen worden stelselmatig – want je schrijft dat niet op een week – steeds meer concreet gemaakt. Elke minister is daarmee bezig. Dan zou ik jullie aanraden om daarover een debat te voeren, bijsturingen voor te stellen of wat dan ook. Dat lijkt mij een uitgelezen taak voor het parlement.
Ik hoop dat ik daarmee alle bijkomende vragen heb beantwoord. Ik dank u.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik heb twee opmerkingen. Wat dat laatste betreft, hebt u 100 procent gelijk. Ik stel daarover komende donderdag al een vraag om uitleg in de commissie Economie. Het is inderdaad aan ons om daarop te wegen en erop toe te zien dat de spending reviews en andere zaken effectief worden herbekeken door de verschillende ministers.
Ik geef graag een tip. Als het over het kerntakendebat gaat, is er vaak een semantische misvatting. Want het gaat vaak over ideologie en pipo’s die zeggen dat je geen geld moet uitgeven aan religie enzovoort. Dat is het politieke en vaak ook het mediadebat. Maar in de administratie zijn er bij mijn weten in het recente verleden twee grotere oefeningen gebeurd, enerzijds tussen 2001 en 2003 en anderzijds tijdens de laatste legislatuur van minister-president Bourgeois. Als ik het mij goed herinner – ik zat toen zelf niet in het parlement – gebeurde dat eerder onder de waterlijn. Maar dat was wel degelijk dezelfde insteek als die welke u nu hebt, samen met de administratie. Het lijkt mij dus wel nuttig om te leren uit de ervaring van toen. Het lijkt mij nuttig om de mensen die er toen mee bezig waren en de administraties te vragen of dat het gewenste resultaat heeft opgeleverd – ik denk dat niemand daarop een bevestigend antwoord kan geven – en wat we daaruit kunnen leren voor deze oefening. Dat is maar een suggestie. Uit het verleden kunnen we enkel leren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.