Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, deze vraag werd vorige week uitgesteld, maar ze is wel nog belangrijk, denk ik. Twee weken geleden, op 26 januari, kondigde professor Herman Goossens aan dat er een nieuwe wijziging aan de teststrategie kwam, waarbij PCR-testen (polymerase chain reaction) met een afwijkende S-genwaarde niet langer onderzocht zouden worden op de aanwezigheid van de Britse- of de Zuid-Afrikaanse coronavariant. De reden die werd aangegeven, was dat het door de hoge mate waarin de Britse variant in ons land circuleerde, die op het moment dat ik de vraag indiende, geraamd werd op 20 procent, niet langer zinvol zou zijn.
Dat heeft natuurlijk wel een aantal implicaties. Het impliceert onder andere dat er in de maatregelen niet langer een onderscheid kan worden gemaakt tussen bijvoorbeeld de besmettelijkere Britse variant en de normaal besmettelijke varianten zoals we ze eerder kenden. En als er geen onderscheid meer kan worden gemaakt, en met het perspectief dat de Britse variant ook hier dominant zou kunnen worden, dient er bij elke maatregel, bij elk vermoeden van besmetting, te worden uitgegaan van een besmetting met die meer besmettelijke varianten.
Daarom heb ik een aantal vragen, minister. Deelt de Vlaamse Regering het standpunt dat genoomsequentieanalyse bij verdachte stalen niet langer zinvol is, gezien de verhoogde aanwezigheid van de Britse variant?
Ik wou ook vragen hoeveel procent van de gedetecteerde besmettingen op dit moment besmettingen met de Britse variant zouden zijn, maar die vraag is natuurlijk moeilijk te beantwoorden als de genoomsequentietesten al een tijdje niet meer gebeuren. De vraag is dan veeleer hoe het zit met de S-gendrops. Hebben we er een zicht op hoeveel keer dat afwijkt? Zo krijgen we misschien een zicht op hoeveel besmettingen met de Britse variant er zouden kunnen zijn.
Zijn de preventie- en handhavingsmaatregelen in Vlaanderen volgens u afgestemd op een scenario waarbij er een hogere aanwezigheid is van de meer besmettelijke varianten? Zo neen, welke maatregelen zult u bijkomend nemen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, het is natuurlijk geen zwart-witverhaal. Het is inderdaad zo dat de zinvolheid van zeer ruime sequentiëring vermindert naarmate één variant heel sterk overheerst. Genomische sequentiëring blijft echter wel zijn plaats behouden in het kunnen opvolgen van de epidemie en het detecteren van nieuwe varianten. Daarom is er in de teststrategie ook bepaald om voor een aselecte steekproef van 2 procent van alle positieve PCR-testen een sequentiebepaling te blijven doen, met een maximum van duizend stalen per week.
Daarnaast is er ook nog ruimte om bijkomend driehonderd analyses te voorzien voor specifieke situaties. Daarbij gaat het dan onder meer om mensen met een ‘breakthroughinfectie’ minstens twee weken na de vaccinatie, personen met een duidelijke herinfectie, en patiënten die meer kans hebben om geconfronteerd te worden met een variantontwikkeling, zoals bij langdurige chronische infecties.
Verder is er binnen deze analyse plaats voor een selectie van stalen in het kader van reizen en situaties die door Zorg en Gezondheid en de homologen in de andere landsdelen als ongewone uitbraken bestempeld worden. Dat zijn dan bijvoorbeeld uitbraken die niet onder controle raken of ongewoon groot zijn, of die bij een ongewone proportie van patiënten zeer ernstig zouden verlopen.
In een rapport van 26 januari wordt het aandeel van de Britse variant momenteel tussen 15 en 25 procent ingeschat. Op dit ogenblik is dat rond 16 procent. Sinds december van vorig jaar zijn er door de sequentiëringsplatforms 408 besmettingen met de Britse variant vastgesteld en 54 met de Zuid-Afrikaanse.
De proportie Britse variantstalen stijgt snel, en het is zeer waarschijnlijk dat het binnen niet zo lange tijd de variant zal zijn die het leeuwenaandeel van de besmettingen zal uitmaken. Op dit moment wordt ingeschat dat de Britse variant voor het einde van februari weleens het overheersende deel kan zijn.
De huidige maatregelen zijn afgestemd op de huidige epidemiologische situatie en onder meer de aanwezigheid van de meer besmettelijke varianten. Daarvoor hebben we ook al heel wat extra maatregelen genomen, bijvoorbeeld de maatregelen met betrekking tot het niet reizen in de krokusvakantie, het verlengen van de isolatieduur van zeven naar tien dagen, de verscherpte maatregelen voor de scholen, de afkoelingsweek – letterlijk en figuurlijk – in het secundair onderwijs deze week enzovoort.
Als de epidemiologische toestand verslechtert, zullen we samen met de federale overheid en de andere deelstaten moeten kijken of de maatregelen verder moeten worden aangescherpt, al zullen we daarbij vooral moeten waken over voldoende aanpak- en implementatiemogelijkheden.
De heer Anaf heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Wat ik mij vooral nog afvraag, is of dit ook consequenties heeft voor de contactopsporing. Aangezien de Britse variant ook een ander symptomenverloop kent, zou je eigenlijk wat vroeger moeten kunnen ‘terugtracen’. Is het de bedoeling om ook in de contactopsporing de richtlijnen aan te passen om effectief voorbereid te zijn op het dominant worden van de Britse variant?
Minister Beke heeft het woord.
Ik denk na over die vraag. Ik moet het eens bekijken. Wat dat betreft, denk ik niet dat een aanpassing in het verschiet ligt.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat u daarover moet nadenken, maar volgens mij moet u daar ernstig over nadenken, want we weten dat de Britse variant sneller besmettelijk kan zijn. Het is volgens mij relevant dat in contactopsporing goed na te kijken, zodat we de contacten tijdens een aantal dagen sneller kunnen opsporen. Zeker als de Britse variant dominant wordt, lijkt dat me essentieel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.