Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, deze vraag betreft een thema dat op een aantal plaatsen toch wel leeft en dat een gigantische impact heeft op het leven van mensen en hun omgeving. De hygiënemaatregelen die we allemaal zo goed mogelijk proberen toe te passen in de strijd tegen corona, zoals handen grondig wassen, afstand houden, mondmaskers, gebruik van alcoholgel enzovoort zorgen voor een hernieuwde aandacht voor persoonlijke hygiëne. Dat heeft uiteraard zeer veel goede kanten, maar het heeft ook een aantal negatieve gevolgen of risico's. Steeds meer bereiken ons signalen en getuigenissen van jongeren en volwassenen die daarmee gerelateerd een dwangstoornis ontwikkelen. We zien op dit moment geen duidelijk en degelijk onderzoek daarover, dat ons inzicht kan geven in de situatie zoals ze in de realiteit echt is.
De impact van dergelijke dwangstoornissen is natuurlijk enorm en kan moeilijk onderschat worden, zowel voor de betrokkene als voor zijn of haar omgeving. Het gaat over smetvrees, dwangmatige toepassing van hygiënische maatregelen en de mentale onrust die daarbij komt en die uiteraard niet evident is om mee te leven. We moeten een mogelijke toename daarvan door corona heel ernstig nemen. Uit getuigenissen die wij ontvingen, blijkt dat de juiste hulpverlening vinden niet evident is en dat er ook hier, zoals in heel veel sectoren of deelgebieden, lange wachttijden zijn. Onze aandacht moet dan ook specifiek uitgaan naar kinderen en jongeren die daarmee geconfronteerd worden in een fase van volle ontwikkeling.
Een laatste probleem dat bij ons op de agenda komt, is dat ook de terugbetaling vaak afhankelijk is van de mutualiteit waarvan mensen lid zijn. Uiteraard zijn we ons ervan bewust dat die terugbetaling een federale bevoegdheid is.
Ik heb de volgende vragen over dit thema, minister. Hebt u zicht op recente cijfers over dwangstoornissen in Vlaanderen? Zien we daarin een toename tijdens de coronaperiode? Wat is het specifieke aandeel van jongeren in de groep van dwangstoornissen? Zijn die coronagerelateerd? Welke wachttijden zijn er voor gespecialiseerde hulp voor kinderen en volwassenen met dwangstoornissen? Kan de overheid de ouders meer wegwijs maken en hen handvatten geven over hoe ermee om te gaan? Hoe maken we dit bespreekbaarder?
Nabijheid is in dit verband ook belangrijk. Op welke manier kan op lokaal niveau het hulpverleningsaanbod toegankelijker worden gemaakt? Heeft uw beleid specifieke aandacht voor ontwikkelen van dwangstoornissen en de effecten ervan op lange termijn? Kunt u in overleg gaan met de Federale Regering om werk te maken van een uniformisering van de terugbetaling van psychologische hulpverlening? Kan het thema dwangstoornis via de VRT, via Ketnet, bespreekbaar gemaakt worden? Zult u daarover in overleg gaan met uw collega Dalle?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, er zijn geen cijfers beschikbaar omtrent de evolutie van dwangstoornissen tijdens de coronaperiode in Vlaanderen. De laatste export van minimale psychiatrische gegevens van de psychiatrische ziekenhuizen, de psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen, de psychiatrische verzorgingstehuizen en de initiatieven voor beschut wonen dateren uit 2018, of 2019 voor wat betreft de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG’s). Er is dus nog geen zicht op de eventuele toename in 2020.
In 2019 waren er bij de CGG’s 403 aanmeldingen binnen de categorie ‘dwanghandelingen/dwanggedachten’. Daarvan waren er 66 aanmeldingen in de leeftijdscategorie 0 tot 17 jaar. In 2018 waren de cijfers vergelijkbaar met die van 2019. Aangezien er geen cijfers beschikbaar zijn voor 2020, moet ik u het antwoord op de vraag of we al zicht hebben op corona, schuldig blijven en kan ik u vandaag dus nog niet gelukkig maken.
De gemiddelde wachttijd in de CGG’s tot het eerste gesprek face to face is 47 dagen. Voor de doelgroep kinderen en jongeren gaat het over een wachttijd van gemiddeld 58 dagen. Die wachttijd is niet gelinkt aan een specifieke problematiek. Het is ook niet bij elke aanmelding meteen duidelijk dat het om een dwangstoornis gaat. Vaak zijn daar ook meerdere gesprekken voor nodig.
In 2019 werd in opdracht van minister Vandeurzen door Zorgnet-Icuro in samenwerking met het Rode Kruis een cursus ‘eerste hulp bij psychische problemen’ ontwikkeld. Die cursus is intussen ingebed in het aanbod eerste hulp binnen het Rode Kruis. Eind vorig jaar heb ik beslist om daar verder in te investeren, met het doel om een cursus eerste hulp bij psychische problemen te maken op maat van de doelgroep kinderen en jongeren. Daar is het Rode Kruis nu mee aan de slag.
Om de aandacht voor geestelijke gezondheidsbevordering te vergroten, heb ik in december beslist om een oproep te lanceren voor het sluiten van een beheersovereenkomst met een partnerorganisatie rond geestelijke gezondheidsbevordering. We voorzien daarvoor vanaf dit jaar een jaarlijks budget van 600.000 euro.
In dat kader is er ook nog een derde initiatief dat ik wil vermelden. Het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin heeft een multidisciplinaire richtlijn uitgewerkt voor het betrekken van de context in de geestelijke gezondheidszorg. Die opdracht is er gekomen omdat we signalen kregen dat familieleden en andere naasten te weinig betrokken werden in de geestelijke gezondheidszorg. Voor het welslagen van een behandeling, maar ook voor het duurzaam behouden van de resultaten van een behandeling, is het erg belangrijk dat de nabije context een actieve rol speelt en participatie kan opnemen in de geestelijke gezondheidszorg. Ik heb nu de opdracht gegeven aan het Familieplatform Geestelijke Gezondheid om een implementatietraject op te starten, zodat die richtlijn ook in de praktijk kan worden toegepast in verschillende settings voor de geestelijke gezondheidszorg.
Ten slotte bestaan er rond deze thema’s ook zelfhulp- en lotgenotengroepen, zoals de Vlaamse Vereniging Angst en Dwang. Vaak kunnen ook familie en vrienden daar terecht om ervaringen uit te wisselen en elkaar te steunen.
In het decreet betreffende de organisatie en de ondersteuning van het geestelijke gezondheidsaanbod van 5 april 2019 wordt uitdrukkelijk aandacht gegeven aan de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg. Aan de toegankelijkheid van de zorg zijn een aantal voorwaarden verbonden: beschikbaarheid, betaalbaarheid, bereikbaarheid, tijdigheid en toegang tot informatie. Die voorwaarden impliceren een uitbouw van de generalistische basiszorg voor geestelijke gezondheid tot op het niveau van buurten en wijken. De centrale figuur daarin is de huisarts. En ook de eerstelijnspsycholoog is een belangrijke actor.
Om een persoon met een psychosociale hulpvraag zo correct en zo snel mogelijk toe te leiden naar de gepaste ondersteuning, is een goede kennis van het hulpverleningslandschap binnen een bepaalde regio van belang. We zien meer en meer initiatieven daarrond ontstaan op lokaal niveau. Zo zijn er, verspreid in heel Vlaanderen, een aantal kruispunten opgericht in de schoot van de netwerken geestelijke gezondheid. We hadden het daar vorige week ook over in de commissie. Bij die kruispunten wordt intersectoraal voorzien in één aanmeldingspunt op het niveau van de eerstelijnszone of subregio daarvan. Partners vanuit de nulde en de eerste lijn of zorgvragers zelf kunnen er terecht met een aanmelding, die meteen vanuit de intersectorale expertise kan worden bekeken.
Hetzelfde principe wordt toegepast in de samenwerkingsverbanden één gezin - één plan, waarbij aan de hand van de aanmelding van een jongere of gezin via één aanmeldingspunt gezamenlijk wordt bekeken met het netwerk aan partners welke ondersteuning wenselijk is.
Het organiseren van de zorg over zorgniveaus heen en van een of meerdere aanspreekpunten waar gebruikers en hun context terechtkunnen, is nodig om de toegankelijkheid, de kwaliteit en de continuïteit van de zorg op een efficiënte manier te organiseren. Dat is een belangrijke opdracht voor de netwerken geestelijke gezondheid. Het Vlaamse geestelijke gezondheidsbeleid focust zich in de eerste plaats op de doelgroepen, en niet zozeer op specifieke diagnoses of problematieken. Jongeren zijn een prioritaire doelgroep in mijn beleid en het is sowieso mijn keuze om daar ook extra in te investeren, zoals ik al eerder in de commissie heb toegelicht.
Zoals u weet, is er hieromtrent, naar aanleiding van het extra budget dat de federale overheid vrijmaakt om te investeren in psychologische zorg in de eerste lijn, in december 2020 een protocolakkoord afgesloten. Een transversale overeenkomstencommissie binnen het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) is daarmee aan de slag. Er wordt ook afgestemd met de deelstaten. Daarmee heb ik ook een stuk een antwoord gegeven op uw vorige vraag.
Zoals ik al zei, is het niet mijn intentie om een apart beleid te gaan voeren of een aparte campagne op te zetten rond specifieke stoornissen. Er is wel regelmatig overleg met mijn medewerker en met collega Dalle. Als het gaat over het bespreekbaar maken van geestelijke gezondheid en psychische problemen, worden ook mooie initiatieven genomen door bijvoorbeeld WAT WAT en via andere kanalen die de jongeren goed weten te bereiken.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik ben al tussentijds tevreden, maar ik heb toch nog een paar aanvullende vragen, minister. We hebben zeer veel aandacht, in het politieke debat in het parlement, maar ook in het beleid, voor geestelijke gezondheid in deze coronacrisis. Mijn bezorgdheid is een beetje dat we het dan heel vaak hebben over de impact van het gebrek aan sociale contacten en isolement, en over de neerslachtigheid en depressie die daarmee samenhangen, of andere bestaande problematieken die verzwaren door de coronadruk. De andere kant van het spectrum is veel minder aanwezig, ook in sensibiliseringscampagnes enzovoort, namelijk dat ook de angst om ziek te worden en om besmet te worden, een enorme druk legt op mensen, en zeker op kinderen en jongeren die daar op een bepaald moment eventueel dwangmatig naar beginnen te kijken. Ik ben zelf geen expert, maar ik denk dat het toch belangrijk is om ook die casussen zichtbaar te maken in sensibiliseringscampagnes en ook die problematieken daar een plaats in te geven. Wat mij betreft, ontbreekt dat. Bent u bereid om na te kijken of het evenwicht daarin bewaakt moet worden?
Ik word er keer op keer een beetje lastig van als we geen cijfers hebben. Ik begrijp dat op dit moment niet alles tegelijk kan gebeuren, maar ik vraag me wel af wanneer we de cijfers daarover voor 2020 zouden hebben. Er zijn cijfers voor 2018 en 2019. Er is dus wel een systematiek om die cijfers te verzamelen. Dan stel ik mij de vraag wanneer u de cijfers voor 2020 denkt te hebben. Ik denk dat dat belangrijk zou kunnen zijn om het eventuele probleem van stijging in kaart te brengen. We kunnen daar op dit moment eigenlijk geen uitspraak over doen.
De eerste hulp bij psychische problemen is een zeer belangrijk initiatief, dat wij ook zeer sterk ondersteunen. Ik hoop dat daarin ook, zeker in dit tijdperk, aandacht is voor die dwangstoornissen, om de eerste signalen daarvan tijdig op te vangen en om op de juiste manier te kunnen doorverwijzen.
Tot slot is er heel veel geloof in een aantal netwerkprojecten rond geestelijke gezondheid, de kruispunten waar u naar verwijst en de belangrijke rol van de huisartsen. Maar toch lopen heel veel mensen nog verdwaald. Daar denk ik dat we, los van de eerstelijnszones, ook heel actief de lokale besturen moeten betrekken. Want op heel veel plaatsen in Vlaanderen is het lokale bestuur het eerste aanspreekpunt voor van alles en nog wat. Het zijn die sociale werkers, die mensen in sociale huizen en andere plaatsen, die meteen moeten kunnen weten waar in het landschap ze naartoe moeten met een casus. Dus misschien moet er toch nog eens nagedacht worden over een soort eerstelijnsloket op dat lokale niveau.
Minister Beke heeft het woord.
WAT WAT besteedt ook heel wat aandacht aan deze problematiek, ook aan de angst bij jongeren om ziek te worden en anderen te besmetten enzovoort.
De cijfers van de CGG’s komen, schat ik, in mei of juni 2021.
Bij de hulplijnen op de jongerenadviescentra (JAC’s) komt angst als thema ook geregeld naar voren. Dat zit daar dus voor een stuk mee in. En zo'n kruispunt waar ik daarstraks naar verwezen heb, is een soort van lokaal loket. Ik ben daar vorige week bij een vraag om uitleg ook al op ingegaan.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Bedankt voor het antwoord, minister. Wij wachten op de cijfers in mei.
De vraag om uitleg is afgehandeld.