Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, eind januari voltrok er zich een gezinsdrama in Vlaanderen. Een 35-jarige man pleegde zelfmoord door van een viaduct te springen, en hij nam zijn 6-jarig dochtertje mee in de dood. Opmerkelijk is dat de man eerder nog werd verhoord door de politie doordat zijn ex-vrouw alarm sloeg over, onder andere, verontrustende berichten op zijn social media. Een van de factoren die aan de basis lagen van deze wanhoopsdaad, was mogelijk de moeilijke verwerking van de relatiebreuk met de moeder van zijn dochter.
Dit is geen alleenstaand geval. Elk jaar gebeuren er in België een tiental gezinsdrama’s. In 2016 werd er in opdracht van de Vlaamse Regering een onderzoek uitgevoerd naar gezinsdrama’s door psycholoog Bert Van Puyenbroeck. In dat onderzoek werden ervaringen met gezinsdrama’s geanalyseerd. Daarbij werd gefocust op factoren die tot verontrusting leiden, hoe met deze situaties om te gaan en wat er gebeurt in de nasleep van het gezinsdrama. Ten slotte werden er ook aanbevelingen geformuleerd in verband met preventie, omgaan met verontrusting, het aanpakken van verontrusting via niveau van organisatie en beleid, en kwaliteit en nazorg. Het onderzoek haalt ook aan dat het zeer belangrijk is om te leren van gezinsdrama’s om verbeteringen door te voeren in de toekomst. Zo pleit het rapport voor het opzetten van systematische casereviews door het installeren van een onafhankelijke beoordelingsfunctie binnen de Vlaamse Gemeenschap. Daardoor kan worden nagegaan wat er desgevallend is misgelopen in het gezin ondanks de bestaande hulp- en dienstverlening. In het Verenigd Koninkrijk en in de VS wordt die methodiek reeds toegepast. De onderzoeker gaf recent nog in de pers aan dat een systematische casereview in Vlaanderen nog steeds niet gebeurt.
Minister, kunt u bevestigen dat er vijf jaar na het verschijnen van het rapport inderdaad nog steeds geen sprake is van systematische casereviews? Kunt u toelichten hoe dat komt? Zult u initiatieven nemen om een systematische casereview structureel in te bedden in Vlaanderen door een onafhankelijke beoordelingsfunctie te installeren? Zo neen, waarom niet? Aan welke aanbevelingen van het rapport over gezinsdrama’s werd wél reeds tegemoetgekomen? Hoe is er de afgelopen jaren ingezet op preventie? Hoe is er de afgelopen jaren ingezet op het optimaliseren van organisaties en beleid betreffende verontrusting? Hoe is er ingezet op blijvende professionalisering om verontrusting aan te pakken? Zijn er ondertussen protocollen ontwikkeld voor nazorg na kritische incidenten? Binnen welke domeinen zijn er protocollen ontwikkeld? Binnen welke domeinen moeten er nog protocollen worden ontwikkeld?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, in de loop van de voorbije jaren zijn er wel degelijk stappen gezet in het kader van het opzetten van systematische ‘serious case reviews’. Op basis van een caseonderzoek in 2018 door een expert van het agentschap Kind en Gezin werd in eerste instantie een werkbaar model gezocht.
Het lijkt voor de hand te liggen om te kiezen voor een model met een heel breed onderzoeksmandaat, omdat op die manier alle diensten kunnen worden onderzocht, maar omdat in deze cases verschillende bestuursniveaus betrokken zijn, zoals de Vlaamse overheid, de steden en gemeenten, gezien een mogelijke betrokkenheid van OCMW, wijkagent en buurtwerking, en het federale niveau met betrekking tot justitie en politie, zou er voor dit type review een mandaat moeten bestaan met een bijzonder stevige legistieke basis, dat onder meer een samenwerkingsprotocol met Justitie en Binnenlandse zaken zou moeten bevatten. Zo’n model steunt ook op een soort top-downdossierselectie van hogerhand. Uit eigen ervaringen bij het agentschap Opgroeien en ook uit ervaringen in andere landen blijkt dat deze top-downbenadering meestal bij sterk gemediatiseerde gebeurtenissen een groot ‘shaming-blaming’-gehalte heeft, in eerste instantie richting de medewerkers op het terrein, maar er blijkt ook dat op dat moment de medewerking van iedereen heel moeilijk is. Daarom werd de keuze gemaakt voor een meer realistisch model, met een duidelijker afgelijnd mandaat en meer systematiek inzake criteria voor selectie.
Het mandaat ligt binnen de scope van het agentschap Opgroeien. Vanuit de opportuniteit van het eengemaakte agentschap, dat een brede scope van dienstverlening inzake kinderen en jongeren omvat, waarbij risico’s eigen zijn, wordt er geopteerd voor een gedeelde aanpak qua dossierselectie, vooral gericht op de eigen processen. Dit model heeft ook het voordeel dat er op korte termijn meer ervaringen kunnen worden opgedaan.
Allereerst wil ik meegeven dat de preventie van dergelijke drama’s een opdracht is die we met zijn allen moeten en kunnen waarmaken daar waar er ontmoeting is tussen gezinnen, kinderen en ouders. Het gaat erom dat we zorg moeten dragen voor anderen, dat we signalen oppikken wanneer het moeilijk lijkt te gaan en daar ook iets mee doen. Preventie houdt jammer genoeg niet de garantie in dat we alle mogelijke zaken kunnen voorkomen. Wel is het zo dat vroegtijdig zaken opmerken en ondersteuning of hulp inschakelen de kans op escalatie van problemen verkleint. Omgaan met mogelijke verontrusting, is een complexe zaak. Het vraagt aandachtig te zijn voor wat je opmerkt, het gaat over inschattingen maken, erover durven te spreken, tijdig anderen inschakelen. Dat vergt een breed palet aan maatregelen, gaande van het bespreekbaar maken, laagdrempelige hulplijnen, handvatten voor professionals, een cultuur van samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid, de discussie over het beroepsgeheim enzovoort, tot en met het justitiële luik.
Wat het beleidsdomein Welzijn betreft, zijn er sinds het beleidsrapport inzake gezinsdrama’s uit 2016 met de toepasselijke naam ‘Wanneer het onvoorspelbare onvoorstelbaar reëel wordt’ heel wat maatregelen en evoluties geweest die rechtstreeks of onrechtstreeks een antwoord zijn op de toenmalige aanbevelingen, en dat op de diverse domeinen. Zo werd er in functie van een gerichte aanpak van relatieproblemen in 2016 een actieplan opgesteld, waarin onder meer werd ingezet op het lanceren van sensibiliseringscampagnes die relaties en relatieproblemen bespreekbaar maken. Ik verwijs daarvoor ook naar de campagne ‘Maak van donderdag date-dag en blijf ook met je partner de beste vrienden’ uit 2016 en 2017 en de website www.tijdvoorjerelatie.be. Ook de website www.tweehuizen.be werd geactualiseerd. Die website biedt informatie over echtscheiding en bemiddeling. Specifiek voor ouders is er informatie te vinden over hoe ze hun kind tijdens en na een echtscheiding kunnen ondersteunen en hun ouderschap onderling goed kunnen regelen.
Ook in het kader van het actieplan ‘Zorgen voor Morgen’ wordt volop aandacht besteed aan het bespreekbaar maken van mentale gezondheid en investeren we in initiatieven die het mentale welzijn op diverse vlakken verhoogt, door het verhogen van de toegankelijkheid, door het wegwerken van het taboe op hulp vragen en door het versterken van het aanbod, onder meer door te investeren in de bekendmaking en bereikbaarheid van de diverse hulplijnen.
Momenteel wordt ook in het jeugdwerk werk gemaakt van de opmaak van een handelingskader bij verontrusting, als houvast en ondersteunende tool voor die sector. Dit zou al een opstap kunnen zijn naar een algemeen handelingskader. Er werd ondertussen ook heel veel geïnvesteerd in Signs of Safety bij de diensten van Opgroeien. Centrale uitgangspunten en de verwachting daarbij zijn: kinderen actief betrekken, een partnerschap aangaan met ouders en het informeel netwerk, maar ook samenwerking aangaan met andere hulpverleners, van bij de start. Recent was er ook nog een uitbreiding contextbegeleiding Signs of Safety voor de jeugdhulpvoorzieningen.
Ten slotte werd onder impuls van Vlaanderen werk gemaakt van de samenwerking met politie en justitie. In uitvoering van het rapport over gezinsdrama’s en de Kadernota Integrale Veiligheid werden werkzaamheden opgezet om het casusoverleg ook daadwerkelijk mogelijk te maken. Dat leidde tot de aanpassing van de federale regelgeving en het zogenaamde artikel 458ter van het strafwetboek om samenwerking en informatiedeling in situaties waarbij alle betrokken zich zorgen maken vlotter en transparanter te laten verlopen.
Deze aanpassing was zeer ondersteunend voor de verdere implementatie van de ketenaanpak, en de uitbouw van de zogenaamde Family Justice Centers (FJC’s). Ook in de ketenaanpak investeren we in deze legislatuur verder, in nauwe samenwerking met collega Demir.
Er wordt, met andere woorden, voortdurend en breed ingezet op preventie en het optimaliseren van organisaties en beleid inzake omgaan met verontrusting, maar ik ben mij ervan bewust dat dit thema onder voortdurende spanning staat van situaties en incidenten die in de praktijk nog voorkomen, en de vraag om daar snel op te reageren.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitgebreide antwoord. Bij deze problematiek is het zeer belangrijk dat verschillende instanties tijdig met elkaar overleggen om problemen te signaleren. De dialoog tussen politie, justitie en jeugdzorg loopt nog steeds vaak spaak. De onderzoeker van het rapport gaf dan ook aan dat er moet worden nagedacht over een juridisch kader waardoor de diensten bij onrust sneller informatie met elkaar kunnen delen. Deelt u die mening? Zo ja, welke initiatieven neemt u voor het opstellen van een dergelijk juridisch kader? Krijgt u veel signalen van het werkveld dat het beroepsgeheim hen vaak tegenhoudt om andere instanties te informeren?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik verwijs graag naar de gedachtewisseling die wij in 2017 in de commissie Welzijn daaromtrent hebben gehad met professor Van Puyenbroeck. Die legde heel veel nadruk op het belang van casereviews. Het is mij niet helemaal duidelijk of die er intussen zijn. Dat is onderzoek zoals dat ook in het buitenland gebeurt, waarbij men op grote schaal diepgaand nagaat wat eigenlijk de opbouw is geweest naar zo’n gezinsdrama, om daaruit te leren. Die rapporten zijn ook niet beschuldigend. Die rapporten zijn eigenlijk bedoeld om als instrument te dienen voor verbetering, dus echt preventie. Dat was een heel duidelijke aanbeveling uit het rapport. Mijn fractie heeft daar ook altijd voor gepleit. Zijn die casereviews er ondertussen? Wordt daar al werk van gemaakt?
Mijn andere vraag gaat over de FJC’s, waar u het ook over had. Het is goed dat die er ondertussen zijn, maar het lijkt me dat die eigenlijk nog weinig bekendheid genieten. Wat zult u eventueel doen om ervoor te zorgen dat meer mensen weten welke stappen zij ook kunnen zetten wanneer ze zich ernstig zorgen maken over een specifiek gezin?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, het zijn terechte vragen die hier worden gesteld. Ik wil zelf nog twee puntjes aangeven, met de bedoeling om ruimer te kijken dan de aanleiding van dit concrete geval. Ik maak me wat zorgen over de vraag hoe we over dit type gezinsdrama’s praten. We hebben het daar ook over gehad in de commissie Media. Wat is de juiste manier om daarmee om te gaan en de drempel niet te verhogen voor mensen die met grote vragen en zorgen zitten, om daarover het gesprek op te starten, ook vanuit zichzelf? Hoe kijkt u daarnaar?
Verder is er mijn blijvende bezorgdheid om zo goed mogelijk te meten voor we ons beleid kunnen voeren. Worden er snel en accuraat actuele cijfers verzameld, ook eventueel met de impact van corona, over deze problematiek? Hebt u daar een zicht op? Ik hoef die nu niet te krijgen. Ik kan me voorstellen dat u dat niet uit de mouw kunt schudden.
Minister Beke heeft het woord.
Collega Van den Bossche, wat de casereviews betreft: dat wordt inderdaad toegepast. Zo loopt er momenteel een casereview binnen Opgroeien naar aanleiding van een overlijden in een gemeenschapsinstelling. Wat het beroepsgeheim betreft: momenteel wordt er ook overlegd wat de lokale integrale veiligheidscellen (LIVC’s) betreft. Dat is een forum waar alle partijen, justitie, politie, Welzijn, samenzitten om samen na te denken over dat beroepsgeheim en praktische afspraken te maken.
De FJC’s zijn een bevoegdheid van collega Demir. U kunt haar daarover dus ondervragen, maar er zijn ook overlegfora binnen die FJC’s op de tweede lijn, waar ketenoverleg plaatsvindt tussen politie, justitie, lokale besturen en hulpverlening. De mensen die daar samenzitten, spreken over heel concrete en specifieke cases. Dat is trouwens een mooi voorbeeld van gedeeld beroepsgeheim en hoe daarmee om te gaan.
De cijfers over de gezinsdrama’s moet ik opvragen. Die heb ik hier uiteraard niet bij de hand.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Voorzitter, ik heb geen verdere vragen meer.
De vraag om uitleg is afgehandeld.