Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Voorzitter, u hebt de inhoud van mijn vraag al aangekondigd. Wie een huis of een appartement koopt, moet boven op de aankoopsom nog een registratiebelasting betalen. Sinds de zomer van 2018 gold een tarief van 7 procent indien het om de enige woning ging en indien de koper er binnen een termijn van twee jaar zijn domicilie vestigde. Sinds 1 januari 2020 is dat tarief tot 6 procent verlaagd. Die verlaging wordt beschouwd als een compensatie voor de afschaffing van de woonbonus.
Minister, een van de voorwaarden om van dit verlaagd tarief te genieten, is dat de koper binnen de termijn van twee jaar, te rekenen vanaf de datum van de authentieke notariële akte, zijn domicilie in de woning vestigt. Indien de koper nog renovatiewerken wil uitvoeren en bovendien een omgevingsvergunning moet aanvragen, botst hij, zeker in coronatijden, op het feit dat een termijn van twee jaar veel te kort is. U hebt die termijn recent tot drie jaar verlengd, wat een heel goede beslissing is.
Mijn vraag om uitleg gaat over mensen die niet hoeven te verbouwen, maar er niet in slagen hun domicilie binnen een termijn van twee jaar in de nieuwe woning te vestigen. In dit geval moeten zij aanvullende registratierechten betalen tot het maximumtarief van 10 procent. Bovendien wordt boven op die aanvullende rechten nog een boete gegeven.
Specifiek gaat mijn vraag om uitleg over de meeneembaarheid van de registratierechten door verrekening. Iemand die een eerste woning heeft gekocht, die woning verkoopt en een tweede woning koopt, kan door de zogenaamde meeneembaarheid een gedeelte van de registratierechten op de aankoop van de eerste woning door verrekening aftrekken van de registratierechten die hij voor de aankoop van de tweede woning moet betalen. Soms gaat het ook om een aankoop, een aankoop en dan een verkoop. U kent de situatie. Ook in dit geval is de voorwaarde dat de koper binnen een termijn van twee jaar na de verkoop van de eerste woning zijn hoofdverblijfplaats in de nieuwe woning vestigt.
Minister, vorige week heeft de heer D’haeseleer een soortgelijke vraag om uitleg gesteld. Ik ben dan ook zeer dankbaar dat mijn vraag om uitleg alsnog is toegelaten. Kunt u overwegen die periode van twee jaar ook in dit geval tot drie jaar op te trekken? Zo ja, waarom wel? Zo neen, waarom niet? Hierdoor zou iemand voor de meeneembaarheid van de registratierechten binnen een termijn van drie jaar in plaats van twee jaar na de nieuwe aankoop zijn domicilie in de nieuwe woning moeten vestigen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, ik wil ter informatie even meegeven dat de vraag om uitleg van de heer D’haeseleer natuurlijk een heel andere invalshoek had. Het ging toen om een verlenging ten gevolge van de coronacrisis en dat staat hier los van. We hebben die termijnen verlengd, maar dat is hier niet het geval.
Mevrouw Smeyers, u hebt in uw vraag om uitleg twee zaken aangehaald, namelijk het verlaagd tarief voor de enige eigen woning en de meeneembaarheid, waardoor het verkooprecht dat op de eerste woning is betaald, kan worden afgetrokken van het verkooprecht dat op de tweede woning moet worden betaald. Aangezien een combinatie van beide mogelijk is, zal ik kort op beide gunstregimes ingaan.
Het verlaagd tarief voor de aankoop van de enige eigen woning werd ingevoerd door het decreet van 18 mei 2018, en dat is op 1 juni 2018 in werking getreden. Aanvankelijk bedroeg het tarief 7 procent, ondertussen is dat al verlaagd tot 6 procent, en moest de koper zijn inschrijving nemen op het adres van het aangekochte goed binnen een termijn van twee jaar vanaf de datum van de authentieke aankoopakte.
De Vlaamse Ombudsdienst heeft in zijn jaarverslag van 2018 de aanbeveling gemaakt om meer fiscale empathie te tonen bij een aanslepende renovatie, en uit reacties op het terrein bleek dat er een belangrijke bezorgdheid was bij de burgers omtrent de haalbaarheid van die tweejarige termijn. Ik heb daar zelf ook heel wat mails over gekregen, en het is dan dat we eens gekeken hebben of we daar iets aan konden doen. Aan deze bezorgdheid zijn we nog voor het verstrijken van de eerste tweejarige termijnen tegemoetgekomen door in het decreet van 26 juni 2020 de inschrijvingstermijn te verlengen tot drie jaar.
Meeneembaarheid houdt in dat het verkooprecht geheven bij de aankoop van een eerdere woning-hoofdverblijfplaats, in aanmerking wordt genomen als ‘wijze van betaling’ van het verkooprecht dat geheven wordt bij de aankoop van een nieuwe woning als hoofdverblijfplaats. De Vlaamse Codex Fiscaliteit voorziet in twee mechanismes van meeneembaarheid, waarbij de volgorde van de verrichtingen bepalend is: je hebt de ‘meeneembaarheid door verrekening’ en de ‘meeneembaarheid door teruggave’. Er is bij de twee vormen een verschil in de na te leven voorwaarden en de wijze van toekenning.
Het gunstregime van de meeneembaarheid voorziet in een termijn waarbinnen de koper zijn hoofdverblijfplaats in de nieuwe woning moet vestigen. Die termijn is bepaald op twee jaar vanaf de datum van de registratie van de tweede aankoop. Die termijn van twee jaar kan in tegenstelling tot de termijn die geldt bij het verlaagd tarief, niet zomaar verlengd worden zonder dat dit ook heel wat andere neveneffecten zou hebben. De termijn van twee jaar bij de meeneembaarheid is met andere woorden veel complexer dan de termijn voor het verlaagd tarief die wel met een vrij eenvoudige ingreep kon worden verlengd van twee naar drie jaar.
Zo wordt er voor het verlaagd tarief gekeken naar de datum van inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister terwijl voor meeneembaarheid de datum van het vestigen van de hoofdverblijfplaats van belang is. En dat zijn in feite al twee verschillende begrippen. Daarnaast is de termijn bij meeneembaarheid door teruggave ook afgestemd op de termijn om de nieuwe woning aan te kopen en de oude te verkopen. In beide gevallen bedraagt die termijn namelijk twee jaar, en slechts een van deze termijnen verlengen naar drie jaar zou de zaken er dus alleen maar complexer op maken. Dat willen we absoluut niet.
Merk trouwens op dat men bij de meeneembaarheid twee jaar de tijd heeft om de oude woning te verkopen terwijl men bij het verlaagd tarief slechts één jaar de tijd heeft om het zogenaamde verhinderend onroerend goed te verkopen. Daar ging het trouwens ook over in de vraag van collega D’haeseleer, maar dan specifiek in het kader van corona. Dat is ook een belangrijk verschil, en dat maakt dat je de termijn van twee jaar niet zomaar kunt verlengen naar drie jaar. Meeneembaarheid kan bovendien niet alleen toegepast worden bij het verlaagd tarief van 6 procent, maar ook bij andere verlaagde tarieven met elk hun eigen specifieke toepassingsvoorwaarden. De voorwaarden voor de verlaagde tarieven en gunstregimes vormen dus een onlosmakelijk geheel, waarbij een wijziging van een element ook gevolgen kan hebben voor de toepasbaarheid van de andere regelingen.
Het is dus duidelijk dat het hier niet zomaar gaat om een puur cijfermatige aanpassing zoals bij het verlaagd tarief, en dat bij het aanpassen van de termijn die van toepassing is bij de meeneembaarheid met verschillende factoren rekening moet worden gehouden. Wat we willen vermijden is dat we zonder grondige reden de complexiteit van onze fiscale regelgeving nog zouden verzwaren.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Bedankt voor uw duidelijke uitleg. Mijn vraag ging eigenlijk alleen over de meeneembaarheid door verrekening, maar bij meeneembaarheid door teruggave speelt hetzelfde principe. Alleen is de volgorde daar omgedraaid, en heb je bij de teruggave eerst nog twee woningen in pand nadat je de eerste verkoopt. Maar dat hebt u goed uitgelegd.
U zegt dat, als u ingaat op de vraag om het ene te verlengen van twee naar drie, we met een verschil zitten. Ik zou u kunnen ambeteren – maar ik ga dat niet doen – door dan te vragen of we niet alles kunnen verlengen naar drie jaar. Maar u hebt eigenlijk voldoende argumenten aangehaald om mijn voorstel niet door te drukken. Uw antwoord heeft het voordeel van de duidelijkheid. Het klopt dat je het zeker niet tijdelijk moet verlengen, want dan is de duidelijkheid helemaal zoek en de rechtszekerheid nog meer. Dat is ook niet de bedoeling van mijn vraag.
Notarissen moeten dan kunnen onthouden of beginnen uit te rekenen wie op welk moment van welke termijn kan genieten. Dat zou de transparantie, de duidelijkheid en de rechtszekerheid niet ten goede komen. Dit is in tegenstelling tot de argumenten die we hebben aangehaald in het kader van een renovatie bij aankoop van een woning. We hebben toen gevraagd om de termijn van de verlaagde registratierechten van twee naar drie jaar te verlengen. Daar heb ik toen vragen over gesteld en u bent daar toen op ingegaan. U hebt dat onderzocht en u hebt die termijn veranderd. In dit geval is het echter duidelijk dat u bij de meeneembaarheid van de registratierechten de termijn op twee jaar wilt houden. I rest my case, minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.