Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een vraag om uitleg over de implementatie van het decreet Jeugddelinquentie dat sinds 1 september 2019 van kracht is en dat in Vlaanderen de klemtoon legt op de verantwoordelijkheid van de jongeren die een jeugddelict hebben gepleegd en op herstel. Zo krijgt de rechter ruime mogelijkheden om een maatregel of een sanctie op te leggen, maar kan de jongere ook zelf een positief project voorstellen.
Minister, het decreet biedt heel wat nieuwigheden en mogelijkheden, maar vraagt ook een zorgvuldige opvolging van de implementatie. In uw antwoorden op eerdere vragen om uitleg hierover hebt u gesteld dat er een opvolggroep voor de implementatie van dit decreet bestaat. Het is een goede zaak dat het werkveld, de magistratuur, academici, actoren uit de geestelijke gezondheidszorg en dergelijke in die opvolggroep zijn vertegenwoordigd. We zijn immers van mening dat de verhouding tussen de jeugdhulpverlening en het delinquentierecht in het nieuwe decreet belangrijk blijft. We vinden het ook belangrijk dat, naast de algemene opvolging van het decreet, een opvolggroep is opgericht die onmiddellijk aandacht heeft voor de concrete problemen en vragen die zich op het terrein aanbieden. Tijdens de begrotingsbesprekingen in de commissie hebt u gesteld dat de verschillende actoren in het jeugddelinquentierecht het elektronisch toezicht voor jeugddelinquenten eind november 2020 in de werkgroep zouden bespreken.
Wat zijn de belangrijkste problemen of uitdagingen in verband met de concrete toepassing van het jeugddelinquentierecht die in de opvolggroep al aan bod zijn gekomen? Heeft de opvolggroep al een standpunt en een voorstel ontwikkeld in verband met het elektronisch toezicht voor jeugddelinquenten? Wat zijn in dit verband de belangrijkste aandachtspunten van de opvolggroep? Is de opvolggroep gecontacteerd in verband met het lik-op-stukbeleid voor kleinere criminaliteitsvormen en het voornemen de lopende projecten naar jeugddelinquentie uit te breiden?
Minister Demir heeft het woord.
Voorzitter, de opvolggroep is zeer breed en omvat verschillende stakeholders, gaande van het werkveld tot de jeugdrechters, het openbaar ministerie, de academici en de actoren in de geestelijke gezondheidszorg, de jeugdadvocatuur en het Kinderrechtencommissariaat. De opvolggroep moet de implementatie van het nieuwe decreet systematisch opvolgen. De opvolggroep heeft ook aandacht voor concrete signalen in verband met inhoudelijke evoluties, de monitoring van de instroom in de afhandelingsvormen en de input van ervaringen van de stakeholders en voor de vragen, knelpunten en verbeteracties die zich op het terrein aandienen. De opvolggroep heeft een advies gegeven over de wijzigingsdecreten die het Vlaams Parlement net voor het zomerreces van 2020 heeft goedgekeurd en lag ook mee aan de basis van het project inzake kortverblijf dat ten gevolge van de coronacrisis in de gemeenschapsinstellingen is gestart. De opvolggroep volgt de ontwikkeling en de evolutie van het aantal doorverwijzingen en aandachtspunten op.
De leden van de opvolggroep worden ook actief betrokken bij de deeltrajecten of de projectgroepen in functie van specifieke zaken met betrekking tot de implementatie van het decreet. Het is namelijk van belang de stakeholders te consulteren en hun expertisen in te zetten doorheen de implementatie van het decreet Jeugddelinquentie.
In de opvolggroep is er een kleinere projectgroep met een zestiental leden die de opdracht heeft aanbevelingen te formuleren om de uitvoering van de elektronische monitoring in Vlaanderen voor te bereiden. Een eerste vergadering heeft begin februari 2021 plaatsgevonden. Een volgende bijeenkomst is voor eind februari 2021 gepland. Het is de bedoeling twee- of driewekelijks samen te komen. Wat de aandachtspunten en de thema’s betreft, wordt op een aantal vragen gefocust. Waar moeten we met deze doelgroep op letten? Wat zijn de kenmerken waaraan de technologie moet voldoen? Hoe geven we de intensieve begeleiding vorm? Wat zijn de kritische randvoorwaarden, niet enkel technisch, maar ook met betrekking tot privacy en de General Data Protection Regulation (GDPR)? Er is al veel kennis en expertise met betrekking tot het elektronisch toezicht uitgewisseld. Hierbij is ook naar andere landen gekeken. Om tot een gezamenlijke visie te komen, zal dit alles tijdens de volgende vergaderingen worden uitgewerkt.
De huidige projecten ‘M’ en ‘Samen’ in Limburg en in de regio Antwerpen-Mechelen-Turnhout hebben momenteel nog steeds enkel betrekking op meerderjarige daders.
Deze richten zich wel vaak op jongvolwassenen, maar zitten nog niet in de fase dat ze uitgebreid worden naar jeugddelinquenten. Wanneer dat het geval is, zal ik dat uiteraard met de bevoegde parketten bekijken, aangezien we nu al betrokken zijn bij beide projecten.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, met betrekking tot dat laatste heb ik uit overleg ter zake begrepen dat er decretaal eigenlijk niets in de weg staat van een implementatie ook naar minderjarigen. Ik begrijp dat eerst de opvolging voor wat betreft de meerderjarigen gebeurt, maar dat het zeker ook uw intentie is om dit nadien uit te rollen naar minderjarigen.
Ik dank u voor uw verduidelijkingen. Het is goed dat een brede opvolggroep de implementatie van het jeugddelinquentierecht opvolgt, want het is een hele omslagbeweging. Het is dan ook van belang om vanuit verschillende invalshoeken gewezen te worden op mogelijke knelpunten, ervaringen en verbeteracties. Er zijn er inderdaad zelfs al decretaal genomen, zoals u daarnet zei.
Ik heb eerder al schriftelijke vragen gesteld over de elektronische monitoring. Het is natuurlijk nodig dat er een combinatie gebeurt van een elektronische monitoring en een intensieve begeleiding. We zijn niets met een elektronische monitoring alleen. Er zijn natuurlijk ook heel nieuwe systemen die ingang vinden. Het is goed dat u omzichtig omgaat met de implementatie en dat eerst goed alle voor- en nadelen van de verschillende mogelijkheden worden afgewogen om zo te komen tot een zo goed mogelijk resultaat, want dat is toch de bedoeling. Het is niet de bedoeling om gewoon een doorslag te maken van wat er voor volwassenen gebeurt, zelfs integendeel. We moeten ook zien dat de beoogde doelstelling, namelijk het effect bij de minderjarigen zelf, gehaald wordt.
U hebt recent op een vraag van mij geantwoord dat de uitwerking van het voortraject ongeveer twee jaar in beslag zou nemen. U zegt dat er een groep twee- tot driewekelijks samenkomt omtrent dit thema. Blijft die timing dan aangehouden? Dat zou betekenen dat er wordt gemikt op medio 2022.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, ik had hierover ook al een schriftelijke vraag ingediend en onze fractie heeft al meermaals over het verloop van de implementatie van het jeugddelinquentierecht vragen gesteld. Zeker wat betreft de elektronische monitoring van minderjarigen zijn we uitermate benieuwd hoe die modaliteit specifiek ingevuld zal worden. Weet u al welke rol het Vlaams Centrum Elektronisch Toezicht (VCET) in de uitvoering hiervan zal spelen?
In het gecoördineerde antwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 254 werd aangegeven dat het onderzoek, de monitoring en de evaluatie van het decreet Jeugddelinquentie meer vertraging heeft opgelopen en pas in maart af zal zijn. Minister, uiteraard begrijp ik dat de coronacrisis bepaalde zaken heeft vertraagd, maar we hopen toch dat deze achterstand zo snel mogelijk zal worden weggewerkt. Kunt u toelichten op welke aspecten van de implementatie van het nieuwe jeugddelinquentierecht de coronacrisis nog impact heeft gehad?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, vanuit het middenveld wordt regelmatig de zorg geuit dat het positief project, dat toch wel een prominent onderdeel is van het nieuwe jeugddelinquentierecht, onregelmatig wordt opgevolgd en vaak niet genoeg plaats krijgt. Zal in de opvolggroep het positief project en de manier waarop het wel of niet wordt geïmplementeerd, worden besproken? Zal deze opvolggroep ook de goedgekeurde noodmaatregelen, waartegen behoorlijk wat protest kwam, inzake COVID-19 bespreken? In welke timing voorziet u daarvoor?
De heer Parys heeft het woord.
Ik wil nog even ingaan op de elektronische monitoring voor minderjarigen. Er is een heel grote discussie aan voorafgegaan in de vorige legislatuur. Ik ben blij dat het nu in het regeerakkoord staat. Het kan ervoor zorgen dat jongeren niet hoeven te worden opgesloten in een gemeenschapsinstelling, maar dat ze thuis kunnen blijven en dat hun kan worden aangeleerd een bepaald schema te volgen en structuur in hun leven te brengen.
Minister, deze uitgangspunten geef ik u graag nog mee. Ik ben blij dat er nu wordt aan voortgewerkt, want het is echt wel een opportuniteit voor bepaalde jongeren om ervoor te zorgen dat we hen in de maatschappij houden en dat we hun tegelijk structuur bijbrengen, en ook een vorm van sanctie opleggen. Natuurlijk kan dat niet zonder begeleiding, en dat is ook zo voorzien in het decreet Jeugddelinquentierecht. Het kan alleen maar worden opgelegd in welomlijnde gevallen die bepaald zijn in dat decreet.
Minister, ik steun u om daar binnen afzienbare tijd werk van te maken. Collega Schryvers, het is goed dat u gevraagd hebt naar de timing daarvan.
Ik ben benieuwd wat we al hebben geleerd uit de opvolggroep kortverblijf in gemeenschapsinstellingen. Minister, kunt u nader toelichten? Komt er een rapport of een formele evaluatie die u op termijn met het parlement kunt delen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega Parys, in verband met het project kortverblijf verwachten we tegen april een evaluatie. Dan moeten we dat project van dichtbij bekijken.
Wat de elektronische monitoring voor jeugddelinquenten betreft, dat zit in die werkgroep van een dertiental mensen. Het Vlaams Centrum Elektronisch Toezicht zit daar ook in en is dus sowieso betrokken. Voor bepaalde jongeren kan dat een oplossing bieden, maar dat zal niet voor iedereen zo zijn. Dat zal de nodige begeleiding vergen. We moeten dan ook heel fel inzetten op opleiding, wat later zal resulteren in werk. We kunnen zulke jongeren onder elektronisch toezicht zetten, uiteraard met professionele begeleiding, maar het ouderlijk gezag is hierbij ook cruciaal. Waar dat kan, zullen we dat maximaal ruimte geven.
Wat de timing betreft, mikken we op midden 2022. Dat is dus voor halfweg volgend jaar. Dan hoop ik dat we dat kunnen afronden.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u voor de bevestiging van de timing. Collega Parys heeft gelijk, we hebben in de vorige legislatuur discussies gevoerd in het parlement over de invoering van de elektronische monitoring voor minderjarigen. Dat kan een bijkomende mogelijkheid zijn voor een aantal situaties en voor een aantal jongeren. Het is wel essentieel dat dat op een geëigende manier gebeurt en met de nodige begeleiding. Het mag niet gewoon een omslag zijn van de manier waarop het gebeurt bij meerderjarigen. Ik kijk dan ook uit naar het verdere traject dat hier wordt gevolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.