Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de problemen in het amateurvoetbal en de ondersteuning ervan
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, de crisiscel van de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) heeft beslist om een streep te trekken door alle amateurcompetities van het voetbal dit seizoen. Enkel de wedstrijden in 1A en 1B, de beker bij de mannen en de wedstrijden in de hoogste klasse bij de vrouwen mogen nog gespeeld worden. Aanvankelijk waren de wedstrijden tot de U13 nog mogelijk, maar die zijn nu ook voorlopig opgeschort. Net als de min-19-jarigen kunnen zij enkel nog trainen in bubbels van tien, zonder matchen.
De beslissingen om alle competities stop te zetten is bij de senioren definitief en heeft uiteraard een grote financiële impact op de voetbalclubs en op ons amateurvoetbal. Uit een enquête van Het Nieuwsblad bij 504 amateurclubs blijkt dat 8 procent zelfs vreest dat dit het einde betekent. De amateurclubs halen namelijk gemiddeld 55 procent minder geld binnen dan anders. Dat komt door de sluiting van de kantines en de sterk gedaalde sponsorinkomsten. Dit terwijl heel veel clubs wel nog vaste kosten moeten betalen, zoals de huur van de gebouwen, het onderhoud van de velden en de spelerscontracten.
Om de amateurclubs financieel te steunen, heeft de KBVB beslist om de bondsbijdragen te schrappen voor de maanden waarin niet gevoetbald mag worden.
Minister, hebt u al samengezeten met Voetbal Vlaanderen rond financiële steunmaatregelen? Zo ja, hoe hoog schat u de schade in?
Wanneer mag het amateurvoetbal financiële steun verwachten, als het al financiële steun mag verwachten?
Op welke manier zult u die financiële steun toekennen? Hoe wordt die verdeling gemaakt?
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, in het amateurvoetbal heerst een malaise. Dat is een understatement. Amateurvoetballers die maandelijks 1000 euro of meer verdienen zijn ten gevolge van een opbod tussen de clubs nu eenmaal meer regel dan uitzondering. Dit brengt de clubs in een moeilijke situatie.
Eind vorige maand bood een reportagereeks in Het Nieuwsblad interessante inzichten, met onder andere de vraag of er ooit amateurvoetbal met gelimiteerde vergoedingen komt. Het feit dat de coronacrisis haar tol eist en de budgetten meer en meer onder druk staan, doet sporteconoom Trudo Dejonghe pleiten om inderdaad van de crisis gebruik te maken, onder het motto ‘Never waste a good crisis’.
Minister, u hebt zelf in de krant ook al bepaalde uitspraken gedaan over het opbod waardoor clubs elkaar de das omdoen. U suggereert in de media om een plafond in te voeren voor uitgaven aan spelers. Ondertussen maakt een op de tien clubs zich door toedoen van de coronacrisis zorgen over de toekomst. De Vlaamse Regering heeft 87 miljoen euro uitgetrokken voor lokale besturen, die dit kunnen besteden aan cultuur en jeugd, en prioritair aan sport.
We hebben over dit budget al veel discussies gehad. U ging trouwens samen met uw collega, de minister van Binnenlands Bestuur, initiatieven nemen om te stimuleren dat het budget prioritair aan sport zou worden besteed. Blijkbaar werkt u ook samen met minister Crevits aan een reddingsboei voor clubs die kunnen bewijzen dat ze in se gezond zijn, maar door de coronacrisis veel recurrente kosten hebben zonder dat daar inkomsten tegenover staan.
Welke initiatieven zijn er ondertussen genomen inzake de verdeling van de middelen? Heeft men zicht op hoeveel er in totaal lokaal bij de sportclubs is terechtgekomen? Welke concrete initiatieven plant u nog bijkomend? Wat is de stand van zaken in verband met de aangekondigde extra ondersteuning in samenwerking met minister Crevits? Op welke manier wilt u bij de lokale sportclubs een gezonder financieel beleid stimuleren? Welke concrete initiatieven zijn er in dit verband al concreet gepland? U wilt van deze crisis gebruikmaken om duidelijke afspraken te maken over het transferbeleid bij amateurvoetbalclubs. Welke afspraken wilt u maken en op welke manier wilt u deze doorvoeren? Plant u hierover overleg met de lokale clubs alsook met Voetbal Vlaanderen? Hoe ziet u het plafond voor uitgaven aan spelers en welke initiatieven zult u concreet hieromtrent nemen?
Ik weet dat dit een hele resem vragen is, maar de situatie noodzaakt ons toch om daar heel veel vragen bij te stellen.
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, het gaat nu specifiek om voetbal, maar het financieel verlies ten gevolge van de coronacrisis zal voor een aantal voetbal- en sportclubs in het algemeen natuurlijk substantieel zijn. Dit geldt vooral voor de clubs wier inkomsten grotendeels gebaseerd of afhankelijk zijn van de opbrengsten van kantines en sponsoring en die doorlopende kosten hebben, bijvoorbeeld het blijven aanbieden van jeugdactiviteiten of het blijven onderhouden van de eigen infrastructuur. Als daar geen inkomsten uit de kantine tegenover staan, zijn dat natuurlijk serieuze kosten. Het leeuwendeel werkt met een vzw-structuur, waardoor die clubs niet voor de horecasteunmaatregelen in aanmerking komen.
We krijgen geen signalen dat veel amateurclubs overkop zouden gaan. Ik heb me bij Voetbal Vlaanderen bevraagd en ook daar is dat signaal nog niet gecapteerd. We verwachten wel meer vormen van samenwerking tussen clubs die zo proberen de schade-effecten te negeren. In sommige gevallen zal dat tot een fusie leiden. In andere gevallen gaat het gewoon om samenwerkingsverbanden. Er zijn ook clubs die zich de vraag stellen of het niet zinvoller zou zijn om, bijvoorbeeld in het seniorenvoetbal, naar een lager niveau te zakken, zodat ze weer veel meer met eigen spelers aan de slag kunnen gaan en veel minder op een transferbeleid moeten inzetten. Ik denk dat we de werkelijke impact pas vanaf het seizoen 2021-2022 zullen kennen.
Ik overloop even wat we al hebben gedaan. In de eerste plaats hebben we 87 miljoen euro uitgetrokken voor lokale overheden om de lokale sport-, cultuur- en jeugdverenigingen te ondersteunen. We hebben duidelijk aangegeven dat de klemtoon op de sportverenigingen ligt. Dat is de prioriteit.
Die middelen zijn niet geoormerkt. We zullen de besteding monitoren op basis van de jaarrekeningen in de beleids- en beheerscycli (bbc’s) voor 2020 en 2021. Het uitgangspunt is natuurlijk wel de lokale autonomie en het vertrouwen.
Ik heb in eerdere antwoorden al verwezen naar de online bevraging die het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) heeft georganiseerd. Bijna alle 108 steden en gemeenten die de enquête hebben ingevuld, hebben het coronanoodfonds gebruikt om lokale sportverenigingen financieel te ondersteunen. Meestal gaat het om verschillende ondersteuningsvormen en om een combinatie van die ondersteuningsvormen. Het gaat dan om een verhoging van de standaardsubsidie, een tussenkomst in de geleden schade en een bijkomende subsidie onder voorwaarden. Dat zijn de 3 meest frequente ondersteuningsvormen die zijn gehanteerd. Iets meer dan de helft van de 108 steden en gemeenten die op de enquête hebben geantwoord, hebben de middelen van het coronanoodfonds ook gebruikt voor andere ondersteuningsvormen, zoals de terbeschikkingstelling van veiligheidsmateriaal of hygiënisch materiaal, de kwijtschelding van huurgelden voor accommodatie, de opschorting van concessies en de terbeschikkingstelling van communicatie- en sensibiliseringsmateriaal.
Een tweede ondersteuningslijn betreft het bedrag van 6 miljoen euro dat naar de Vlaamse sportfederaties is gegaan. De sportfederaties mochten 40 procent van de gekregen middelen aan de compensatie van de eigen schade besteden. Blijkbaar hebben de sportfederaties in totaal slechts 22 procent van dat bedrag gebruikt. Uiteindelijk hebben ze 78 procent voor de ondersteuning van de clubs en slechts 22 procent voor de zelf geleden schade gebruikt. Daarvan is 75 procent door middel van directe financiële ondersteuning naar de sportclubs gegaan, bijvoorbeeld door middel van subsidies of van kortingen op facturen, en is 5 procent naar participatie- of kwaliteitsverhogende projecten voor jeugdsport en G-sport gegaan.
Wat specifiek het voetbal betreft, heeft Voetbal Vlaanderen beslist het toegekende bedrag integraal aan de clubs over te maken. Hierdoor heeft de federatie 580.000 euro aan de clubs toegekend. Voetbal Vlaanderen heeft hiervoor een verdeelsleutel gehanteerd die op jeugd-, meisjes- en G-voetbal is gefocust.
Een derde ondersteuningslijn werd door de Vlaamse Regering op 18 december beslist. Op mijn voorstel wordt er 1,1 miljoen euro toegekend aan de Vlaamse Sportfederatie (VSF), als koepel van de Vlaamse sportfederaties en sportclubs, om sportclubs te ondersteunen met de heropstart na de pandemie. Sportclubs zullen ondersteuning krijgen op het vlak van de financiële impact op de club en bij beleidsmatige problemen, bijvoorbeeld het wegvallen van vrijwilligers. Via bijscholingen, producten en maatbegeleiding zullen sportclubs bijvoorbeeld geholpen worden om een financieel businessplan op te stellen, met aandacht voor mogelijk gewijzigde inkomstenbronnen. Een belangrijk element van de relance is dat de club zichzelf in vraag stelt, dat ze bekijkt welke wijzigingen hebben plaatsgevonden in de financieringsbronnen, en hoe ze in functie daarvan een nieuw businessplan kan opstellen. De VSF is momenteel bezig met de uitrol van dit project. Het is belangrijk om clubs te helpen om een gezond financieel beleid te voeren.
De vierde ondersteuningslijn zijn de sportnoodleningen. In samenwerking met de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) worden deze uitgewerkt en in detail geconcretiseerd. Ik leg zo snel mogelijk een concreet dossier voor aan de Vlaamse Regering.
Daarnaast ben ik met een vijfde ondersteuningslijn bezig. Ik denk aan een reddingsboei voor de clubs die financieel gezond zijn, maar tijdelijk lijden onder die coronacrisis. We willen hen een reddende hand reiken. We zijn de modaliteiten nog aan het bespreken met de sportfederaties. Dit gaat ruimer dan enkel het voetbal: het gaat over alle sporttakken, die we willen ondersteunen. Over de details en criteria wordt nog gepraat.
Wat de concrete steun voor de voetbalclubs betreft, kan ik meegeven dat naast bovenstaande maatregelen, heel wat zaken door Voetbal Vlaanderen zijn ondernomen. Per club kunnen deze inspanningen soms beperkt lijken, maar in totaal gaat het om significante bedragen die door Voetbal Vlaanderen niet worden geïnd.
Toen de coronacrisis in het voorjaar de kop opstak en de Nationale Veiligheidsraad alle sportclubs sloot, schold Voetbal Vlaanderen 1,3 miljoen euro bondsbijdragen volledig kwijt. Ook andere bondstaksen, scheidsrechterkosten en andere vielen weg, om de voetbalclubs te helpen met hun cashflow.
In december 2020 volgde een extra steunpakket. De bondsbijdragen van november en december 2020 werden voor voetbalclubs, aangesloten bij Voetbal Vlaanderen, kwijtgescholden. Dit komt ongeveer neer op nog eens 850.000 euro. Ook het futsal, minivoetbal en recreatief voetbal binnen Voetbal Vlaanderen kregen korting op de bondsbijdragen voor een totaalbedrag van bijna 200.000 euro.
Door de recente stopzetting zullen ook de volgende bijdragen worden geannuleerd. Dit moet echter nog geconcretiseerd worden.
Wat de specifieke vragen rond het transferbeleid bij amateurvoetbalclubs betreft, denk ook ik dat men uit een crisis altijd iets kan leren. Het zou een momentum kunnen zijn om te kijken naar samenwerkingsverbanden, naar hun verloningssystemen en het transferbeleid. Ik ben niet van plan om top-down beslissingen te forceren of door te voeren, voor zover ik dat zou kunnen. Ik heb gevraagd aan Voetbal Vlaanderen om de denkoefening te starten en te kijken waar we kunnen landen. Mijn dwingend instrumentarium op dat vlak is eerder beperkt, maar dat moet ons niet ontslaan van de verplichting en ambitie om dat alsnog te proberen. Als er een goed moment is, is dat heden wel aangebroken.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, dank u voor uw heldere overzicht. Het is een mooie samenvatting die u ons geeft. U stelde in de media inderdaad dat u voor regels bent inzake de verloning van de spelers uit de eerste ploegen. Dat kunnen wij zeker ondersteunen. Een opbod is echter geen goede zaak. Daarom moeten we opletten dat de clubs die bezig zijn met de jeugdwerking, en het geld effectief willen gebruiken om dat te ondersteunen, niet de dupe worden. Daar zitten we eigenlijk een beetje met een vraag. U hebt daar indirect op geantwoord: u bent wel voor een salarisplafond, maar u zult het niet top-down opleggen. Ik dacht eigenlijk dat we hier vandaag een primeur gingen krijgen, minister. Het was misschien goed geweest dat u wat meer uitleg had gegeven over die reddingsboei. Dat is uw vijfde punt, waar u de clubs die financieel gezond zijn toch wilt helpen. ‘Ruimer dan voetbal’, zegt u. Dat is goed, denk ik, sport is meer dan voetbal. Ik heb concreet toch drie vragen. Ik zal ze toch stellen, maar ik weet niet of u er zult op antwoorden. Hebt u enige timing wanneer u met de details van de reddingsboei voor de sport komt? Hebt u enig idee van bedragen die u ons nu al kunt geven? Kunt u bij die bedragen zeggen hoeveel procent er ongeveer voorzien zal zijn voor amateurvoetbal? Ofwel zult u zeggen dat we moeten wachten tot een bepaalde datum, en dan zullen we een nieuwe vraag moeten stellen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Ja, ook ik wil u bedanken voor uw antwoorden, die toch wel iets meer duidelijkheid verschaffen. De werkelijke impact van deze crisis en de gevolgen van het beleid op de clubs, en de interactie van covid, zal pas volgend seizoen zichtbaar worden. Dat wordt uitkijken, en ondertussen moeten we uiteraard aan de slag. Wat de verdeling van de middelen betreft, en de vele debatten die we daarover al gehad hebben, ben ik het ermee eens dat we vertrouwen moeten hebben in de lokale besturen. Ik ben het daar natuurlijk mee eens, maar een beetje stimulans kan geen kwaad. Sommige van die lokale besturen – en ik geef toe, het is een minderheid – hebben eigenlijk te weinig, of niets, geïnvesteerd in lokale sportinitiatieven en in clubs die in de problemen gekomen zijn. Op dat vlak is het natuurlijk aan de lokale oppositie om daarin een rol te spelen. Ik zal dus niet terugkomen op dit debat.
U wilt ook het vrijwilligerswerk in de sportclubs ondersteunen, wat zeker positief is. Maar natuurlijk, het heikele punt – ook daar hebben we het al over gehad – zit ‘m in het vrijwilligerswerk, en ook de nieuwe vrijwilligerswet die onbelast bijverdienen aan banden moet leggen. We hebben dat debat al gehad. Het feit dat er nu een tijdelijke oplossing voorzien is tot eind dit jaar maakt dat dit zeker nog moet worden opgevolgd. Ik ben benieuwd waar we daar zullen eindigen.
Het ondersteunen van initiatieven om lokale sportclubs een gezond financieel beleid te laten voeren, vind ik zeker positief. Ik denk dat dit inderdaad heel belangrijk is. Ik heb alleszins oren naar uw antwoord, waarin u stelt dat u zich natuurlijk zult focussen op clubs die financieel gezond zijn, maar die in nood zijn gekomen door de coronacrisis. Ik verneem van u dat u daarover ondertussen concrete initiatieven neemt – hopelijk met positieve gevolgen. Maar inderdaad, zoals mevrouw Lambrecht daarnet heeft gezegd, is er blijkbaar geen primeur zodat we weten hoe het zit met de reddingsboei voor de sport. Dat was achterliggend eigenlijk ook een beetje de vraag die ik me stelde. De clubs komen natuurlijk meer en meer in de problemen, dat zien we overal in de berichtgeving. We moeten daar dus snel in handelen, en ik dacht dat er hiervoor al een plan klaarlag.
Ten slotte, minister, vraagt u Voetbal Vlaanderen om het transferbeleid bij de amateurclubs aan te pakken. Dat is een positieve zaak. Maar u hebt er terecht op gewezen dat u geen dwingend instrumentarium heeft. Het is goed om van goede wil te zijn, maar we zitten nu in een crisisperiode en misschien moeten we dit nu goed concreet opvolgen. Ik hoop dat u, ondanks het feit dat u geen dwingend instrumentarium hebt, hieromtrent toch de nodige initiatieven kunt nemen.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik sluit mij graag aan bij het pleidooi dat deze crisis misschien wel een momentum is. Enerzijds moeten we ervoor zorgen dat er de komende maanden geen verschraling komt, dat er op heel wat plekken clubs verdwijnen, dat clubs met een grote impact op de jeugdwerking en op het bereiken van mensen verdwijnen omdat ze het hoofd niet meer boven water kunnen houden. Anderzijds denk ik dat dit toch het moment is om komaf te maken met een paar financiële malversaties in het amateurvoetbal, zoals uitbetalingen, enzovoort.
De afgelopen tijd was er in het nieuws veel te doen om topclubs als FC Barcelona, over riante lonen, over clubs die failliet zouden gaan en weet ik wat allemaal. Te vaak worden profvoetbal en topvoetbal gelinkt aan financieel wanbeleid. Soms lijkt het wel alsof daar toch wel het een en ander van doorsijpelt tot bij de lagere clubs, de provinciale clubs. Dat moeten we vermijden. Wat we nodig hebben in onze amateurliga’s zijn clubs die gezond zijn, die er zijn voor hun buurt, voor de jeugd, die competitief zijn, die zorgen voor spanning en ontspanning, maar die niet draaien op financiële constructies die toch wel vaak een negatieve impact hebben en ervoor zorgen dat die clubs soms in de problemen komen.
Ik pleit dus voor ondersteuning, om ook daar stappen vooruit te zetten. Wij mogen ons dit momentum niet laten ontglippen. We kunnen echt wel stappen vooruitzetten om het amateurvoetbal gezonder te maken en om ervoor te zorgen dat we het aanbod niet laten verschralen.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het heldere overzicht van de maatregelen. Het is goed dat u die vijf puntjes nog eens hebt herhaald en dat we dat overzicht goed bij ons hebben. Er zijn, zoals collega Lambrecht ook zei, heel wat vragen over het budgettaire. Wat gaat die reddingsboei concreet inhouden? Daarover zal ongetwijfeld nog meer informatie komen, ik veronderstel zodra dat duidelijk is.
Het is voor ons ook heel belangrijk dat alle sporttakken gelijk worden behandeld. Alle clubs hebben geleden onder corona en ze lijden nog onder corona. We moeten ze allemaal zeker gelijk behandelen.
Het is ook belangrijk de noodsteun te koppelen aan bepalingen om die spelersvergoedingen, zoals hier ook al werd gezegd, aan banden te kunnen leggen.
Collega’s, de steun die de sportclubs hebben gekregen via het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO), waar u, minister, samen met minister Crevits voor hebt gezorgd, is toch een heel goede zaak. De sportclubs hebben op die manier al heel wat ondersteuning gekregen. Uiteraard zal het belangrijk zijn om hen ook in de toekomst te blijven ondersteunen.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Minister, dit debat is een hele boterham. Enerzijds is er natuurlijk corona, maar anderzijds is er de uitdaging met betrekking tot – eng gezien – het amateurvoetbal.
Wat corona betreft, zijn er vanuit de Vlaamse overheid enorm veel inspanningen gebeurd. U hebt ze opgesomd. Ik nodig de clubs ook uit om zelf op een creatieve manier aan de slag te gaan. Er zijn al voorstellen ter zake. Zo kan men bijvoorbeeld in verband met groepsaankopen de krachten bundelen. In mijn streek zijn de voetbalclubs daarover in gesprek met elkaar. Zij willen op die manier beter kunnen functioneren.
Anderzijds zijn er de kosten, met name in het amateurvoetbal. Minister, de clubs waar men – als ik het zo mag zeggen – exuberante bedragen betaalde of betaalt, want sommige clubs doen elkaar de duvel aan, los van de overheid, zijn de clubs die nu misschien het minst te lijden hebben, omdat zij inkomsten hebben die – en ik wik mijn woorden – niet direct uit de kantine komen of uit de opbrengsten van een sponsorpaneel.
In ieder geval heeft, zoals collega Annouri heeft gezegd, elke crisis zijn uitdagingen. De voetbalploegen moeten hierover eens rond de tafel gaan zitten om binnen Voetbal Vlaanderen juiste afspraken te maken. Laat ons duidelijk en eerlijk zijn: deze problemen spelen zich vooral in het voetbal af.
Minister, tot slot richt ik me niet enkel of zeker niet tot u. Als Vlaamse volksvertegenwoordigers moeten we onze collega’s aan hun slippen trekken met betrekking tot het statuut van de verenigingswerker. Ik denk dat die voor de sportsector zeer belangrijk is. De opgelegde lasten zijn niet enkel voor de werker, maar ook voor de club. Ik denk dat we in dit verband onze stem moeten laten horen en dat we onze collega’s in een andere assemblee moeten aanspreken. Als we allemaal die goede bedoelingen hebben, ben ik ervan overtuigd dat we die collega’s kunnen overtuigen van een verbetering van het voorliggend statuut.
Minister Weyts heeft het woord.
We zullen de gesprekken met Voetbal Vlaanderen aangaan. Dit is geen moment dat ik zomaar wil laten passeren. Ik denk dat er enige bereidheid is, maar uit vrees dat de slinger de andere kant zou opgaan, is Voetbal Vlaanderen ook terughoudend om heel dwingend op te treden.
De nieuwe reddingsboei waar ik aan werk, heeft te maken met de globalisatiepremie die minister Crevits net heeft uitgewerkt en die de Vlaamse Regering op 29 januari 2021 heeft goedgekeurd. Dit past de sportsector goed, want vroeger werd met heel hoge drempels gewerkt die voor vzw’s misschien niet zo zinvol zijn. Ik heb de mogelijkheid en een mandaat gekregen om met de sportsector en de federaties rond de tafel te zitten om een alternatieve regeling, met natuurlijk een beperkte kostprijs, te bedenken. Aangezien dit dossier naar de Vlaamse Regering moet, kan ik daar nu niet op vooruitlopen. Ik overleg ter zake nog met de sector zelf.
Wat misschien van belang is, is dat we sowieso op grond van een open boekhouding zullen werken. Dat betekent dat we op grond van de omzetcijfers werken en dat zij die zich in het verleden aan veeleer zwarte praktijken hebben bezondigd daarvoor nu letterlijk de rekening gepresenteerd zullen krijgen. Zij zullen sowieso geen aanspraak op ondersteuningsmiddelen kunnen maken.
Wat het vrijwilligerswerk betreft, vind ik het belangrijk dat we de clubs de tools aanreiken om, bijvoorbeeld, contact met hun vrijwilligers te houden. We werken hiervoor samen met de VSF en de betrokken federaties. De clubs moeten verhinderen dat ze die vrijwilligers verliezen. Dat zijn concrete zaken waarvoor we met de VSF samenwerken.
Tot slot is er nog de besteding van het bedrag van 87 miljoen euro door de lokale besturen. Het is goed vertrouwen te geven, maar ik roep de gemeenteraden en zeker ook de sportraden op om van het lokaal bestuur inzage in en transparantie over de besteding van die middelen te vragen. De sportraden moeten er zeker nauwgezet op toezien hoe groot de bedragen zijn die uiteindelijk naar de sportclubs zijn gegaan en op grond van welke criteria dit is gebeurd. Dat is een oproep.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de informatie, maar wat die reddingsboei betreft, blijven we op onze honger. Wat zal die reddingsboei zijn en om hoeveel geld zal het gaan? Het is zeer goed dat dit er komt, want alle steun is meer dan nodig. Ik zal dit heel goed verder opvolgen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het beklemtonen dat de lokale sportclubs en lokale partijen moeten nagaan en eisen dat er volledige transparantie over de besteding van die middelen komt. Dat is een goede zaak. U bent ook bedankt voor het feit dat u eigenlijk bent gemandateerd om in het verlengde van de initiatieven van minister Crevits en met wat meer marge aan eigen initiatieven te werken, onder meer in verband met die reddingsboei.
Er zijn twee zaken waar wij naar uitkijken. Het eerste is de zeer belangrijke verbetering van het statuut van het vrijwilligerswerk. Het tweede is dat we concreet zicht hebben op de reddingsboei voor de sport.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.