Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van Miert heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, een hele tijd geleden heb ik in een schriftelijke vraag naar een stand van zaken gevraagd over het interfederaal actieplan tegen discriminatie en geweld ten aanzien van lgbtqi-personen (lesbian, gay, bisexual, transgender, questioning, intersex), of het actieplan SOGIESC (Sexual Orientation, Gender Identity and Expression and Sex Characteristics).
Minister, ik vroeg toen naar een timing en de stand van zaken. U antwoordde toen dat alles onder voorbehoud was van de vorming van een Federale Regering. Door de aanstelling van de Federale Regering en nieuwe federale staatssecretaris voor Gelijke Kansen is die timing toen verlaten. Het is allemaal een beetje onduidelijk. Ik citeer: “Naar alle waarschijnlijkheid zal zij” – de federale verantwoordelijke – “de dialoog met de verschillende bevoegde ministers opnieuw op gang brengen om met een actieplan te landen in 2021.”
Minister, hoe heeft de vorming van de Federale Regering een negatieve impact gehad op onze regionale uitwerking?
Is er momenteel al opnieuw een dialoog van de federale staatssecretaris met de deelstaatministers bevoegd voor de gelijke kansen? Kunt u hierover meer duiding geven?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van Miert, ik dank u voor uw vraag.
Sta mij toe om het antwoord op de schriftelijke vraag die u gesteld hebt, te verduidelijken. Eerst en vooral – en dat is heel belangrijk voor onze bevoegdheden, want we moeten in de eerste plaats natuurlijk naar onszelf kijken – heeft de federale regeringsvorming geen negatieve impact gehad op de uitwerking van het Vlaamse lgbtqi+-beleid. Misschien stel ik u teleur, maar wij hebben met de kracht die Vlaanderen kenmerkt en met de overtuiging van de Vlaamse Regering, voortgewerkt aan dat beleid. We hebben ons niet laten afremmen door de federale regeringsvorming. Vlaanderen heeft op dit domein heel wat bevoegdheden en we werken die ook ten volle uit.
Waar de federale regeringsvorming wel een impact op heeft gehad, is op de timing van het opmaken van een interfederaal actieplan. Oorspronkelijk was er voorzien dat het nu ongeveer voor goedkeuring zou worden voorgelegd, om in de loop van februari klaar te zijn. De federale staatssecretaris voor Gelijke Kansen Schlitz kondigde in haar beleidsnota aan om in de loop van 2021 het interfederale actieplan te zullen aannemen. Zij zou daartoe op politiek niveau de dialoog heropstarten, maar tot op vandaag is dit nog niet gebeurd.
Naar aanleiding van uw vraag heeft mijn kabinet opnieuw contact opgenomen met het kabinet van Schlitz. Zij lieten mij weten dat het nog steeds hun ambitie is om dit jaar te landen met het actieplan. Ze mikken op het najaar. Ze willen zowel op politiek als op administratief vlak een constructieve samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus in ons land alsook met het middenveld, wat ik alleen maar kan toejuichen.
Ze leggen de focus op kwetsbare groepen vanuit een intersectioneel oogpunt en willen zich met het plan ook helemaal inschrijven in het internationale en Europese kader en de aanbevelingen hierover. Uiteraard zullen wij hier loyaal aan meewerken in het belang van een gecoördineerd beleid en samenwerking. Bovendien is het een vraag van internationale instanties om een gecoördineerde aanpak te hebben.
Maar het Vlaamse lgbtqi+-beleid is er niet afhankelijk van.
In functie van de uitwerking van het interfederale actieplan werden de Vlaamse beleidsdomeinen eerder al bevraagd naar bijkomende initiatieven. Mijn collega’s van Sport, Jeugd en Onderwijs hebben die ook aangeleverd.
Vanuit Gelijke Kansen hebben wij uiteraard ook initiatieven aangeleverd waarin de twee sporen waarop we al sinds het begin van de regeerperiode werken, centraal staan. Enerzijds zijn er initiatieven uit mijn eigen functioneel holebibeleid, bijvoorbeeld het onderzoek naar de geweldervaringen van holebi’s, de evaluatie van de werking van de Roze Huizen, de nulmeting met betrekking tot interseksepersonen enzovoort. Daarnaast is er het horizontale lgbtqi+-beleid, dat zijn neerslag kreeg in het Horizontaal Integratie- en Gelijke kansenbeleidsplan 2020-2024. Dat zijn de twee sporen waarop wij werken.
De genoemde beleidsinitiatieven vormen de basis van de Vlaamse bijdrage aan het nog te volmaken interfederale actieplan, dus zowel mijn eigen bijdragen – het horizontale en het functionele beleid – als de bijdragen geleverd door de collega-ministers in de Vlaamse Regering. Uiteraard hoeven we niet te wachten op de finalisering van het interfederale plan om zelf op die domeinen aan de slag te gaan. Het is evident dat ik een mogelijke samenwerking rond andere holebigerelateerde dossiers niet zal laten afhangen van de vraag of er al dan niet een interfederaal actieplan is.
Kort samengevat: de staatssecretaris mikt op het najaar. Ik wil dat vroeger doen. Ik wil dat doen in het kader van de Europese aanbevelingen. Wij hebben niet gewacht, we hebben volop doorgewerkt en zijn niet vertraagd. Eigenlijk ligt alles klaar langs Vlaamse kant om zo snel mogelijk met dat interfederale actieplan van start te gaan. Ik hoop dat ik hiermee wat meer duiding heb gegeven bij het inderdaad wat korte schriftelijke antwoord dat u ontvangen hebt.
De heer Van Miert heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw duiding. Uw schriftelijke antwoord was een beetje vaag. Minister, ik kan het niet onder stoelen of banken steken dat ik geen voorstander ben van onze complexe staatsstructuur. Dat zal voor niemand een geheim zijn. Ik ben in ieder geval blij, minister, dat u en de Vlaamse Regering wel klaar zijn met de plannen en dat u een en ander niet laat afhangen van het federale niveau. Want ik blijf erop hameren: het geweld tegen de regenbooggemeenschap is iets dat we, spijtig genoeg, nog elke dag in onze samenleving zien. We kunnen eigenlijk niet genoeg acties ondernemen om dit een halt toe te roepen. Dat blijft prioritair. Ik ben dan ook blij om te horen dat we nog dit jaar klaar zullen zijn met het interfederale gebeuren. Misschien is dat dan een moment om er nog eens kort op terug te komen. Ik dank u in ieder geval voor uw duiding en uw verklaring ter zake, minister.
De heer Tommelein heeft het woord.
Ik ben wel wat verbaasd over de vraag van de heer Van Miert. Normaal gezien houd ik er ook niet van om het federale met het Vlaamse te vergelijken en aan wedijver te doen, maar ik ben toch wel vrij dicht in de buurt geweest van waar het allemaal had moeten gebeuren, en waar het niet gebeurd is, want het eerste actieplan behelsde de periode 2013 en 2014. In 2014 moest er dan een tweede actieplan komen, onder mijn toenmalige collega-staatssecretaris Elke Sleurs, die later vervangen werd door staatssecretaris Demir. Daar werd dus vertraging opgelopen. We moeten helaas constateren dat het niet de eerste keer is dat een federaal actieplan onder vertraging lijdt.
We moeten er geen tekening bij maken. 2018 en 2019 waren geen jaren waarin alles vlot is verlopen. Denk ook maar aan het feit dat de nieuwe staatssecretarissen zich moesten inwerken.
Ik denk ook niet dat het de bedoeling is om schuldigen te gaan zoeken, maar het heeft inderdaad op het federale niveau vertraging opgelopen in de vorige legislatuur, collega Van Miert. Ik denk dat het veel belangrijker is om naar de toekomst te kijken, en wel in het belang – daar steun ik u volmondig – van de regenbooggemeenschap. Het is niet normaal dat zo een interfederaal actieplan na zijn eerste editie vier jaar moet wachten op een opvolger en dat het tweede plan naar verwachting dik anderhalf jaar later klaar zal zijn. Maar het goede nieuws is dat de wachttijd gehalveerd is.
Minister, welke initiatieven zult u nemen om voor het vierde actieplan de vinger aan de pols te houden en er bij de bevoegde federale staatssecretaris op aan te dringen om tijdig te starten met de opvolging van het toekomstige derde plan en de voorbereidingen voor de opvolger daarvan? In hoeverre is Vlaanderen zelf gevorderd met de administratieve voorbereiding van het derde interfederale actieplan SOGIESC?
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank de sprekers voor hun tussenkomsten. We moeten vooral naar samenwerking zoeken. De bekommernis van collega Van Miert over de zorgen van de holebigemeenschap is er een die ik volkomen deel. Belangrijk is dat we proberen op zoveel mogelijk niveaus positieve acties te ontwikkelen. Maar het is ook mijn overtuiging dat we zeker in dit beleidsdomein ons niet moeten laten remmen door vertragingen die, om welke redenen dan ook, op andere beleidsniveaus ontstaan. Ik heb proberen duidelijk te maken dat we ter zake voluit binnen onze bevoegdheden aan de slag gaan.
Mijnheer Tommelein, uiteindelijk is het de staatssecretaris zelf die haar verantwoordelijkheid moet nemen. We hebben haar bevraagd. Ze heeft ons nu gezegd dat men dat in het najaar zal realiseren. Ik hoop dat dat gebeurt en ik ga ervan uit dat dat zal gebeuren. Ik ben iemand die positief is. Maar we hebben alle voorbereidingen klaar. Ik heb het daarjuist ook beschreven. Verschillende ministers in de schoot van de Vlaamse Regering hebben hun bijdrage geformuleerd, neergeschreven en voorbereid. Ik heb dat zowel voor mijn sectorale als voor mijn horizontale bevoegdheid ten aanzien van de holebigemeenschap ook volledig klaar. Het is eigenlijk exact hetzelfde als ons Vlaamse actieplan. We proberen dat te integreren in het federale actieplan. Vlaanderen staat eigenlijk klaar met zijn bijdrage en input voor dat interfederale actieplan, dat er inderdaad moet komen vanwege internationale vragen ter zake en ook de noodzaak tot samenwerking.
Nogmaals, eerder dan hier te vervallen in een soort van competitiviteit, is samenwerking belangrijk. Ik heb alle respect en begrip voor de institutionele positie van collega Van Miert. Die is bekend. Hij zegt dat ook terecht. Maar ik weet ook dat ondanks die positie collega Van Miert het belang kent van de noodzaak om de handen in elkaar te slaan om voor de holebigemeenschap een zo rechtvaardig en fair mogelijke samenleving te realiseren waar ze veilig haar seksuele oriëntatie op een goede manier kan beleven.
De heer Van Miert heeft het woord.
Mijnheer Tommelein, ik ben blij dat mijn partijgenoten wel de eer aan zichzelf houden en niet op hun voorgangers gaan schieten als het gaat om dossiers die een beetje moeilijk liggen. In die zin vind ik uw reactie om op uw voorgangers te schieten, een beetje spijtig.
De vraag om uitleg is afgehandeld.