Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Voorzitter, ik wil graag nog eens benadrukken dat de contacttracing, ook nu er een vaccin is, een belangrijke dam tegen het coronavirus blijft. Het zal nog even duren voor we allemaal zijn gevaccineerd en ook dan zal het belangrijk blijven iedereen die COVID-19 heeft te identificeren en op te volgen .
De vraag is gesteld of de contacttracing nu sterk genoeg is om een derde golf te kunnen tegenhouden. Er is discussie over de vraag of die derde golf al dan niet is begonnen, maar om die golf te kunnen tegenhouden, blijft de contacttracing belangrijk om het reproductiegetal zo laag mogelijk te houden. Als we mensen snel kunnen isoleren en identificeren en als we de nauwe contacten in kaart kunnen brengen, kunnen we het reproductiegetal laag houden.
We hebben gezien dat het systeem in verband met contacttracing tijdens de tweede golf in elkaar is gestuikt. De contacttracers konden niet volgen. Er was onvoldoende mankracht en er liep veel mis met de testen. Er is toen, bijvoorbeeld, op communicatie met sms’en overgeschakeld.
Nu zitten we een beetje in dezelfde situatie. Er is grote hoop dat we geen derde golf tegemoet gaan, maar daarmee neemt nu ook het belang van een goed contactonderzoek toe. We hebben in het verslag van de stuurgroep contactonderzoek van 8 januari 2021 gelezen dat de contacttracing binnen de limieten van het contract is afgeschaald. In de tussentijdse rapporten hebben we gelezen dat 89 procent van de indexpatiënten wordt bereikt en dat de mediane doorlooptijd 23 uur bedraagt. We zien echter ook dat een gedeelte van de besmette personen hun contacten niet delen. Slechts 82 procent van de indexpatiënten delen hun contacten. Als het er drie zijn, zijn meer dan twee ervan huisgenoten. Dat betekent dat buiten het gezin weinig nieuwe personen worden aangekondigd.
Minister, hoe zult u ervoor zorgen dat de contacttracing ook tijdens de opgaande fase van een derde golf naar behoren blijft functioneren? Welke maatregelen hebt u genomen om het systeem in verband met de contacttracing te versterken en zo te voorkomen dat het tijdens een derde golf opnieuw in elkaar zou stuiken? Hoeveel contacttracers zijn actief in het consortium? Tot hoeveel personeelsleden kan dat worden opgeschaald in het geval van een opgaande besmettingsgolf?
In hoeveel gemeenten is de lokale contacttracing voldoende uitgebouwd om tijdens een derde golf de centrale contacttracing te versterken? Wat zijn volgens u de voordelen van het lokaal contactonderzoek? In welke gevallen biedt dit een meerwaarde? Heeft het lokaal contactonderzoek volgens u al dan niet een belangrijke taak tijdens een derde golf?
Is het volgens u wenselijk dat er opnieuw overgegaan zou worden tot sms-communicatie of zou het personeel versterkt kunnen worden zodat ze gewoon telefoontjes kunnen blijven doen?
Een derde golf gaat gepaard met een toename van clusters. Een detectie van clusters, in scholen en bedrijven bijvoorbeeld, met snellere testen, moet voorkomen dat de besmettingen zich verderzetten. Wij weten ook dat een bedrijf een van de belangrijkste plaatsen is waar mensen effectief besmet worden. Welke middelen zult u inzetten om die clusters op de werkvloer tegen te gaan?
Cruciaal in het goed functioneren van contacttracing is de snelheid waarmee het resultaat van een covidtest gekend is. Precies dat was een groot probleem in de tweede golf. Er was een probleem met de testcapaciteit. Vandaag zou dat niet meer het geval mogen zijn. Kan u garanderen dat de testcapaciteit vandaag volstaat om een derde golf in te dijken?
Minister Beke heeft het woord.
Allereerst zijn een aantal aannames in de voorbeschouwing van uw vraagstelling toch wel in een verkeerde context geïnterpreteerd. In de feiten was er op geen enkel moment sprake van een ‘in elkaar stuiken’ van het systeem. Het is wel correct dat op dit moment, met lichte variaties van week tot week, 90 tot 95 procent van de indexpatiënten succesvol wordt bereikt. De mediane doorlooptijd die u aanhaalt, is de tijd tussen de afname van het teststaal en het contacteren van de indexpatiënt door de contacttracer. Het overgrote deel van deze doorlooptijd heeft betrekking op de tijd tussen testafname en het beschikbaar worden van het resultaat, en valt dan ook buiten de verantwoordelijkheid van de contactopsporing. Zodra het werkorder in het contacttracingplatform wordt opgeladen, bedraagt de mediane doorlooptijd voor het bereiken van een indexpatiënt slechts 3 tot 4 uur. Contactpersonen van besmette patiënten worden zelfs nog sneller bereikt. Vorige week heb ik een vraag gekregen waarin collega Anaf vond dat het veel te snel werkte, waardoor de lokale contactopsporing niet kon volgen.
Daarnaast is het ook correct dat 80 tot 85 procent van de indexpatiënten contactpersonen opgeeft tijdens het gesprek met de contactonderzoeker. De overige 15 tot 20 procent van de patiënten die geen contacten meegeven, zijn echter niet steeds personen die terughoudend zijn om mee te werken aan het contactonderzoek. Zo stellen we vast dat het vaak ouderen zijn, die geen contacten delen. En niet omdat ze dit niet zouden willen of geen vertrouwen hebben, maar gewoon omdat ze de maatregelen strikt naleven, en doorgaans minder personen zien. Daarnaast geeft ongeveer 20 procent van de personen die geen contacten deelt, tijdens het gesprek aan al in quarantaine te zitten, vaak omdat zij voordien al als contactpersoon waren geïdentificeerd en zelf pas later positief testten.
Het aantal indexpatiënten dat tijdens een gesprek expliciet aangeeft niet te willen meewerken, ligt lager dan 1 procent. De medewerking aan de contactopsporing toont aan dat wij best wel vertrouwen mogen hebben in onze bevolking.
Ondanks de goede resultaten blijven we verder investeren in efficiëntie en het verbeteren van de klantvriendelijkheid. Zo worden oude en nieuwe contactopspoorders constant opgeleid en bijgeschoold. Ook werden recent nieuwe systeemtechnische functionaliteiten geïmplementeerd, bijvoorbeeld om dubbele tickets te vermijden of om gesprekken met patiënten en contacten die gelinkt kunnen worden aan hetzelfde telefoonnummer, gezamenlijk te behandelen.
Op dit ogenblik zijn er op dagbasis gemiddeld 734 call agents actief. Zij zijn opgeleid en dus direct inzetbaar. Daarnaast kan, net zoals tijdens de piek van de tweede golf, door het Agentschap worden gevraagd om bijkomende call agents te voorzien boven de hoeveelheden die worden vastgelegd in het contract. Het aantal call agents kan, als hier nood aan is, verder worden opgeschaald met 125 extra call agents per 2 weken.
Daarnaast is er op dit moment op dagbasis een ploeg van ongeveer 116 veldagenten actief. Het aantal kan, indien hier nood aan is, verder worden opgeschaald tot 289 agenten binnen het bestaande contract. Deze opschaling kan gebeuren tegen een tempo van 25 extra veldagenten per 2 weken. Ten slotte zijn er op dit moment een vijftigtal lokale veldagenten actief die de eerstelijnszones ondersteunen in hun opdrachten.
In totaal tekenden 63 lokale besturen in voor optie 2, waarbij ze dus aan lokale contacttracing kunnen doen. Hun medewerkers werden begin januari opgeleid en naast de 3 proeftuinen die al met lokale contacttracing vertrouwd waren, zijn er nog 11 lokale contactcenters georganiseerd. De lokale medewerkers zijn opgeleid en kunnen dadelijk worden ingeschakeld in het systeem. Ze zullen door hun lokale kennis het risico op een mogelijke derde golf verkleinen of de omvang ervan mee kunnen beperken. Zo dragen ze onrechtstreeks ook bij tot het vrijwaren van de vaccinatiestrategie.
Zolang er bij het contactcenter voldoende capaciteit is, wordt steeds de voorkeur gegeven aan het telefonisch contacteren van contacten van besmette personen. Dat is de beste manier om alle belangrijke informatie te verzamelen. In Vlaanderen werden uitzonderlijk tijdens de piek van de tweede golf, in de periode tussen 16 oktober 2020 en 2 november 2020, sms’en uitgestuurd naar een deel van de hoogrisicocontacten met een gekend gsm-nummer. In die periode werd 61 procent van de hoogrisicocontacten via sms gecontacteerd. Indexpatiënten werden ook tijdens de piek van de tweede golf altijd telefonisch of via een huisbezoek benaderd. Naar hen werd geen enkele sms gestuurd.
Op dit moment is er voldoende capaciteit binnen de contactopsporing en dus geen enkele reden om opnieuw over te gaan op sms-communicatie. We beschouwen sms-communicatie enkel als een noodoplossing voor situaties waarin de werklast opnieuw extreem snel zou stijgen.
Het opsporen van clusters in bedrijven wordt op drie manieren aangepakt. Vooreerst is er de contactopsporing die met de indexpatiënt de contacten overloopt. Als blijkt dat er sprake is van meerdere contacten op de werkplek, wordt de arbeidsarts ingeschakeld voor verdere analyse en aanpak. Ten tweede kan een bedrijfsarts ook zelf vermoeden en vaststellen dat er iets aan de hand is en daarmee aan de slag gaan. Afhankelijk van de omvang kan een bedrijf dat alleen aanpakken of samenwerken met de zorgraad, de gemeente en Zorg en Gezondheid. Gezondheidskundige werkplekanalyse is het kennisveld bij uitstek van de arbeidsartsen. Risicoanalyse inzake COVID-19 sluit daar erg goed bij aan en specifiek daarvoor werd met de vereniging van externe preventiediensten co-prev en de Vereniging Voor Interne Bedrijfsartsen een draaiboek gemaakt.
Ten slotte ontvangt Zorg en Gezondheid van de RSZ steeds een kruising van diverse databanken om zo eerdere nog onontdekte clustering op het spoor te komen. Het gaat dan vooral om complexe en voor covid wat meer risicovolle sectoren, zoals vleesverwerkende bedrijven, de groenteverwerking of de bouwsector.
Preventie is echter ook op de werkvloer de beste manier om besmettingen te voorkomen. We moeten dan ook blijven inzetten op telewerk waar mogelijk. Waar telewerk niet kan, moet maximaal gefocust worden op maskerdracht, afstand houden, barrières en handhygiëne om het risico op overdracht te minimaliseren.
De testcapaciteit op technisch laboniveau is sinds het begin van de crisis enorm gegroeid. Zonder te willen beweren dat deze capaciteit met absolute zekerheid nooit meer een bottleneck zal vormen, kunnen we hier toch veel geruster in zijn dan in het verleden het geval is geweest.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
U zegt dat ik niet mag zeggen dat het contactonderzoek in elkaar is gestuikt in de tweede golf, maar als hoogrisicocontacten enkel een sms krijgen – ik heb dat zelf meegemaakt met patiënten – dan is het allerminst duidelijk wat daarmee bedoeld wordt en is de kans op correcte opvolging van de maatregelen ook bijzonder klein. U moet daar toch akkoord mee gaan. In die zin was de capaciteit onvoldoende om alle indexpatiënten en de hoogrisicocontacten goed te bereiken en ervoor te zorgen dat ze zich lieten testen en isoleren.
Op het vlak van bedrijven is het belangrijk om de clusters goed in kaart te brengen, zeker met het oog op een mogelijke derde golf.
(Slechte geluidskwaliteit)
En dan vind ik het bijzonder jammer dat we er in bedrijven niet in slagen om verbanden te vinden. Over indexpatiënten wordt de werkgever niet goed bevraagd of op een structurele manier in het systeem gezet, waardoor er ook geen verband kan worden gelegd, zelfs niet automatisch, als er opeens twintig indexpatiënten worden gelinkt aan hetzelfde bedrijf. Het lijkt correct om daar met een lokale contactopsporing of via de diensten preventie op het werk naartoe te gaan, waardoor we snel clusters ontdekken. Dan is er echt nog een probleem met de verschillende databases die losstaan van elkaar en niet met elkaar in verband kunnen worden gebracht.
Minister, u zegt dat u de testcapaciteit niet kunt garanderen. Momenteel worden er 44.000 testen per week gedaan, terwijl we eigenlijk een veel hogere capaciteit hebben.
44.000 testen per dag.
Per dag, excuseer. We kunnen tot 100.000 gaan. De maximale testcapaciteit is 100.000, maar we zitten ver onder die capaciteit. Het lijkt mij in deze periode heel erg belangrijk om veel te testen, net om te voorkomen dat we in een tweede golf geraken. In die zin merk ik nog heel wat gebreken, bijvoorbeeld op werkplaatsen, waar mensen samen met elkaar eten. Er wordt dan gezegd dat het hoogrisicocontact enkel de persoon is met wie je op minder dan anderhalve meter afstand zonder mondmasker babbelt. Dat is een tamelijk hoog risico, als je samen eet in een ruimte waar je ook koffie gaat nemen. Net op het moment dat we nog veel testcapaciteit hebben, zouden we daar veel meer op kunnen inzetten, net om de clusteruitbraken en een derde golf te voorkomen. Dat kan nog veel verbeteren.
Minister, u zegt dat u het aantal contactopspoorders gemakkelijk kunt optrekken tot 125 extra. Staan zij momenteel klaar? Zijn ze momenteel ergens anders aan het werk of houden ze zich vrij om te kunnen bijspringen? Hoe worden ze ineens vrijgemaakt om het contactonderzoek te versterken?
Minister Beke heeft het woord.
Collega Vandecasteele, dat is zo vastgelegd. U zult zich herinneren dat ik daarover in de zomer in de commissie en in de plenaire vergadering veel vragen heb gekregen, onder andere of ik voldoende zou opschalen. Dat hebben we toen gedaan. We hebben toen zelfs sneller opgeschaald dan die 125 op twee weken tijd. Dat is een engagement dat de mensen van het consortium aangaan. Wat de field agents betreft waren dat de mutualiteiten, wat de call center agents betreft waren dat de call centers, om te doen wat werd gevraagd.
We hebben in september en oktober op korte tijd enorm opgeschaald. Onze contactopsporing is overeind gebleven. Dat zal het verschil in besmettingen tussen de drie regio's wel mee hebben geïndiceerd. Dat is ook wat de experten daarover achteraf hebben gezegd. We hebben toen opgeschaald wanneer het nodig was en we zijn zelfs boven het maximum gegaan. Dat is dus een techniek die voor ons niet nieuw of vreemd is.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, ik had nog een concrete vraag over het indijken van de clusters in bedrijven. Als Sciensano en het Agentschap Zorg en Gezondheid vandaag zeggen dat bedrijven nog steeds op nummer 1 of nummer 2 staan inzake de oorsprong van besmettingen, dan lijkt het toch heel logisch dat als we die derde golf willen voorkomen, we meer inzetten op waar die besmettingen zitten of op het verband tussen indexpatiënten en bedrijven, om clusters te ontdekken en te vermijden. Er moet een constante drive zijn om dat reproductiegetal te verminderen. Daar is nog ruimte voor verbetering, zeker als we weten dat er vandaag nog heel wat testen over zijn om te kunnen gebruiken voor contactonderzoek.
Ik blijf het zeer vreemd vinden dat de indexpatiënten die worden gebeld, maar zo weinig contacten doorgeven. We moeten proberen de kwaliteit te verbeteren zodat mensen meer informatie delen met de contactopspoorders.
De vraag om uitleg is afgehandeld.