Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Collega’s, we hebben het in het voorjaar al gehad over de relance naar aanleiding van ons voorstel van resolutie. Intussen heeft de regering een eigen plan in elkaar gebokst en projecten geselecteerd. De rode draad doorheen het relanceplan is digitalisering en verduurzaming. Van de ongeveer 3 miljard projecten die in de voorselectie zitten, gaat bijvoorbeeld meer dan 400 miljoen euro naar het energiezuinig maken van onze woningen, 400 miljoen euro naar fietsinfrastructuur en 370 miljoen naar digitalisering in scholen.
Die investeringen moeten onze economie na de coronaschok terug een boost geven, terug aanzwengelen en vooral onze productiviteit ondersteunen. De gekozen investeringen lijken alvast aan te sluiten bij de transformatieve doorbraken uit het advies van het economische relancecomité. In De Tijd reageerden twee professoren economie, Joep Konings en Gert Peersman, alvast positief op de richting die de Vlaamse Regering wil uitgaan.
Nu de voorselectie op Vlaams niveau gemaakt is, rijst eerst de vraag naar de puzzel die met de andere entiteiten in ons land moet worden gelegd en vervolgens aan Europa moet worden voorgelegd. In antwoord op enkele actuele vragen in de plenaire vergadering van 13 januari gaf de minister-president al aan dat de ingediende voorstellen in het parlement zouden worden besproken.
In de relanceresolutie van juni 2020 werden al een aantal sporen aangegeven over hoe die Vlaamse publieke investeringen zouden moeten worden gericht.
Minister, op welke manier zal de selectie van de projecten worden georganiseerd met het oog op de grootste effectiviteit, zowel economisch als maatschappelijk?
Wordt er werk gemaakt van een investeringsagenda in overleg met de lokale en provinciale besturen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de investeringen een maximaal economisch en maatschappelijk rendement hebben en dus in een hefboomeffect resulteren?
Hoe wordt getracht dat hefboomeffect te verzekeren? De ingezette middelen moeten immers proberen zo veel mogelijk private en publieke actoren te betrekken en te activeren.
In het advies van het economisch relancecomité werd ook sterk de nadruk gelegd op de evaluatie en opvolging van beleidsmaatregelen en investeringen. Vermoedelijk zal hier ook vanuit Europa een bepaalde monitoring worden voorgeschreven. Hoe zult u dit vormgeven?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dit is een interessante vraag. Het leeuwendeel van de middelen binnen mijn bevoegdheden voor wetenschap en innovatie zijn gebundeld in zeer gerichte impulsprogramma’s. We zullen investeren via ons regulier instrumentarium of via specifieke oproepen. Dat moet nog worden uitgemaakt. Daar zullen dus ook een aantal evaluatiemethodes worden gehanteerd. Denk bijvoorbeeld aan de versterking van onderzoek en ontwikkeling bij bedrijven, maar ook de acties rond de Blue Deal, waterstof, smart cities, kernversterking, media-innovatie, circulair bouwen en circulaire economie.
Twee elementen in het plan vragen nog meer beleidsmatige voorbereiding. Het gaat over de ondersteuning van wetenschappelijke infrastructuur, voor ongeveer 100 miljoen euro, en de versterking van de onderzoeksbasis, voor 60 miljoen euro.
Voor die lijnen hebben we al heel wat projectvoorstellen van O&O-consortia (Onderzoek en Ontwikkeling) en kennisinstellingen ontvangen. We zullen die nu beoordelen op hun merites. Aan de hand van die beoordeling zullen we dan komen tot een evenwichtige investeringsagenda die maximale hefboomeffecten heeft op het economische herstel op korte termijn.
Wordt er werk gemaakt van zo’n investeringsagenda? Het spreekt voor zich dat ik met de middelen voor kernversterking, voor de bedrijventerreinen en voor smart cities inspeel op de behoeften die op het lokale en provinciale niveau leven. We zoeken absoluut synergie met de verschillende bestuursniveaus.
Hoe willen we dat hefboomeffect verzekeren? We willen dat doen op twee manieren. De eerste manier is het directe hefboomeffect. Ik denk hierbij aan de investeringen die we doen via het VLAIO-instrumentarium, waar er altijd cofinanciering vanwege de begunstigde vereist is. Dat is minstens de helft, maar doorgaans meer.
Een tweede hefboomeffect creëren we door in te zetten op investeringen die bredere economische of maatschappelijke baten met zich meebrengen. Ik denk aan de investeringen die we hebben gedaan via de COVID-19-oproepen van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek of het wetenschappelijke onderzoek dat we zullen ondersteunen in het kader van de beleidsagenda bio-economie. De twee hefboomeffecten kunnen uiteraard worden gecombineerd.
Ten slotte, de opvolging en monitoring van Vlaamse Veerkracht en de maatregelen die we zullen indienen bij de Europese Faciliteit voor herstel en veerkracht (FHV) worden verzekerd in de schoot van de Vlaamse Regering.
De opvolging hebben we vorige vrijdag besproken op de Vlaamse Regering. Het is de bedoeling om een governance op te zetten die vergelijkbaar is met wat we voor het Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK) hebben gedaan. SALK heeft aangetoond dat we via dergelijke governance in staat zijn om op relatief korte termijn grote investeringsbudgetten te alloceren op een goede manier. We willen drie keer per jaar op ministerieel niveau de voortgang inzake de investeringen monitoren. De regering heeft daarvoor nu een aparte agenda, collega’s: naast de gewone regeringsagenda is er de veerkrachtagenda. U zult op de agenda van de regering dus steeds kunnen zien welke dossiers de uitvoering zijn van ons plan Vlaamse Veerkracht. Het is een nieuwe manier van werken, die het wat gemakkelijker maakt.
Voor de EU-faciliteit zijn bovendien ook afspraken nodig op het interfederale niveau. Die afspraken moeten nog vorm krijgen.
Ziezo, dat was een eerste inzicht in hoe we hiermee omgaan.
Dank u wel, minister. Ik denk dat het bijzonder relevant en interessant is. Die extra middelen die nu worden vrijgemaakt in het kader van Vlaamse Veerkracht en de extra Europese middelen die worden voorzien, zijn een enorme kans voor onze economie. Het is een kans om een stap vooruit te zetten, om snel uit de crisis te komen en om op een hoger niveau terug te keren dan we voor de crisis bezig waren. Het is goed dat er ook een aparte monitoring voor wordt voorzien. Ik zou durven te vragen om die ook aan het parlement en aan de commissie ter beschikking te stellen, telkens als die driemaandelijkse monitoring wordt opgemaakt, zodat we ook het debat hier in de schoot van de commissie en van het parlement kunnen voeren.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat we allemaal onze hoop zetten op de relance die er nu aan komt. Dat is zeer belangrijk. Ik ben blij dat we dat extra zullen kunnen volgen via die veerkrachtagenda. Het plan moet ook flexibel zijn, als we moeten inspelen op de uitdagingen. Sommige uitdagingen zien we nu misschien nog niet zo goed, maar komen dan later op ons af. Flexibiliteit is dus ook belangrijk.
Weet dat wij heel dat plan zeker en vast steunen en dat we dat ook zeker goed zullen opvolgen vanuit het parlement. Volop inzetten op de relance die eraan komt, dat is voor heel onze fractie zeer belangrijk.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik zal er zeker voor zorgen dat die monitoring ook bij jullie komt. Ik dank jullie ook voor de steun voor dit relanceplan. We werken heel hard verder aan de operationalisering ervan.
Wordt ongetwijfeld vervolgd, zowel in regering als in de commissie, en hopelijk ook zo snel mogelijk op het terrein.
De vraag om uitleg is afgehandeld.