Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, u hebt in de voorgaande vraag eigenlijk al een deel van uw antwoord op mijn vraag gegeven, met name dat het op dit moment te vroeg is om naar de budgetten voor vervoer op maat van de vervoerregio’s te kijken. Maar ik wil u toch specifiek om aandacht vragen voor de situatie in de vervoerregio Vlaamse Rand. Daar zijn een aantal verschillen met andere vervoerregio’s, die toch maken dat ik het durf om hier van de collega’s specifieke aandacht voor te vragen.
In de Vlaamse Rand is er nog altijd geen goedkeuring gegeven aan het openbaarvervoerplan. Dat is het eerste verschil met de andere vervoerregio’s. Dat moest eigenlijk eind 2020 gebeurd zijn, maar ik heb u daar op 16 december al een vraag over gesteld. U zei toen dat verder overleg alsnog vooruitgang mogelijk zou maken. Daarop hoopte u. En anders zou de Vlaamse Regering de knoop moeten doorhakken.
Nu blijven vooral de gemeenten uit het Pajottenland en de Zennevallei zich verzetten tegen het ontwerpplan, omdat ze vrezen dat het aanbod sterk zal verschralen. Het aanbod van De Lijn verschuift in het ontwerpplan heel sterk naar de dichtbevolkte noordelijke rand rond Brussel, en dat is nodig, want daar zijn nog heel wat verbeteringen nodig aan het aanbod. Maar in het Pajottenland en de Zennevallei worden vanaf januari 2022 heel wat lijnen afgeslankt of afgeschaft. Buiten de spits of in het weekend zal er in heel veel dorpen geen bus meer rijden. Dat zou in principe opgevangen moeten worden door het vervoer op maat.
En dan kom ik tot het tweede verschilpunt met andere vervoerregio’s. De vervoerregio Vlaamse Rand krijgt slechts 1,4 procent van het totale Vlaamse budget voor vervoer op maat, terwijl er maar liefst 10 procent van de Vlamingen wonen. Nu kan elke vervoerregio wel pleiten voor meer middelen, maar hier is er toch duidelijk een probleem, duidelijk een benadeling van deze regio.
Een derde element waarin de regio verschilt van de andere regio’s is dat de regering in deze regio streeft naar 50 procent duurzame verplaatsingen. U hebt in het kader van de discussie over de Brusselse plannen voor een slimme kilometerheffing trouwens zelf aangegeven dat u wilt werken aan alternatieven voor het autoverkeer richting Brussel. Ik ben dan ook van mening, en met mij blijkbaar ook vele gemeenten in de Vlaamse Rand, dat die terechte versterking van het aanbod in de noordrand niet ten koste mag gaan van het aanbod in het Pajottenland en de Zennevallei. Lokale politici zeggen daar al dat we mensen nog veel meer richting de auto en richting de file gaan duwen, en dat er bovendien vervoersarmoede dreigt voor wie zich geen auto kan veroorloven.
De vervoerregio heeft een gedetailleerd plan uitgewerkt om op de noden van de landelijke gemeenten in te kunnen spelen. Daar zou 4 miljoen euro voor nodig zijn. Ik begrijp dat u aan die lat niet zult komen. Maar de Vlaamse Rand zal in 2022 slechts 676.000 euro ontvangen voor vervoer op maat. Dat is volstrekt onvoldoende.
U hebt een brief ontvangen van de vervoerregioraad om die impasse nogmaals aan te kaarten. Volgens nieuwsmedium BRUZZ klinkt het bij Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) dat er op korte termijn mogelijke oplossingen besproken zullen worden, en dat een mogelijke denkpiste zou kunnen zijn om binnen de vervoerregio met budgetten te schuiven tussen de verschillende vervoerlagen. Die piste wordt volgens MOW voorbereid en zou binnenkort besproken worden.
Wij met Groen, maar zeker ook de gemeenten uit de meer verstedelijkte gebieden in de Vlaamse Rand en De Lijn, zijn geen vragende partij voor die verschuiving van middelen, omdat ook hier de regering botst op de ambities voor een ambitieuze modal shift.
Er was een vergadering gepland in het begin van dit jaar, die door MOW geannuleerd is. In februari staat een nieuw overleg van de vervoerregio op de agenda, en daar zal men het antwoord dat u geeft op hun oproep, bespreken. Dat antwoord is er tot nu toe nog niet, misschien kunt u het vandaag geven.
In dit kader stel ik u graag de volgende vragen.
Hebt u de benadeling van de Vlaamse Rand in de budgetten van het vervoer op maat en de dreigende vervoersarmoede in delen van de Vlaamse Rand reeds besproken met uw collega die bevoegd is voor de Vlaamse Rand? Wat was het resultaat?
Bent u van mening dat een verschuiving van de budgetten tussen de vervoerlagen een goede oplossing zou zijn voor de mobiliteitsuitdagingen in de vervoerregio Vlaamse Rand? Ik hoop dat u dat vandaag kunt uitsluiten, want dat zou geen goede oplossing zijn.
Hoe staat u ten aanzien van het voorstel van mevrouw Brouwers in de commissievergadering waar ik al naar verwees, van mezelf en andere vertegenwoordigers uit de Vlaamse Rand om bijkomende middelen te voorzien voor het vervoer op maat in de vervoerregio Vlaamse Rand?
Minister Peeters heeft het woord.
Bedankt voor uw vragen. Dit is inderdaad al uitvoerig aan bod gekomen in de commissievergadering van 16 december 2020. Ik beaam dat wij regelmatig gecontacteerd zijn door mensen uit de Vlaamse Rand om te kijken hoe het nu verder moet.
U hebt terecht ook al het verschil met de andere vervoerregio’s geschetst. We hebben hier op dit ogenblik geen goedgekeurd openbaarvervoersplan op tafel liggen en men maakt zich wel degelijk zorgen over hoe men hiermee nu moet verdergaan.
Naar aanleiding van de commissievergadering van 16 december 2020 hebben wij wel degelijk aan de administratie gevraagd hoe we het een en ander kunnen bijsturen en welke mogelijkheden er zijn om ook voor de Vlaamse Rand uit de impasse te raken.
Ik heb het daarstraks bij de andere vragen al gehad over de middelen voor het vervoer op maat. Initieel werd daarvoor een bedrag van 34 miljoen euro voor heel Vlaanderen toegewezen. Op kruissnelheid bedragen de bijkomende middelen 31,3 miljoen euro. Ik heb daarstraks misschien te weinig de Hoppinpunten belicht. Die zorgen in het hele verhaal van de combimobiliteit ook nog voor meer mogelijkheden, inzake deelmobiliteit, inzake shuttles, inzake fietsen. Deze bijdrage zou ook mee de vervoersarmoede moeten voorkomen.
Dan kom ik al bij uw tweede vraag. Als ik kijk naar het aantal middelen per persoon inzake het hele openbaarvervoersaanbod, en dan heb ik het over kernnet, het aanvullend net en het vervoer op maat, doet de vervoerregio Vlaamse Rand het helemaal niet slecht. Als u louter en alleen naar de middelen voor het vervoer op maat kijkt, dan vormen die inderdaad maar een klein aandeel in het geheel. Zoals u al terecht stelde, heeft dat hier heel veel te maken met de samenstelling van de regio. Er zijn veel stedelijke kernen waar er een ruim aanbod is van het kernnet en aanvullend net. Anderzijds zijn er de perifere gebieden waar het aanbod beperkt is en waarvoor ook minder middelen voor vervoer op maat op tafel liggen.
Ik heb maar heel recent van mijn administratie te horen gekregen dat men volop bezig is om alternatieve voorstellen uit te werken. Die zoektocht doet men samen met de partners binnen de vervoerregio Vlaamse Rand. Men heeft met een aantal subregio’s contact opgenomen en men is aan het kijken of er een volledige hertekening van het vervoer op maat kan gebeuren, maar ook of er een alternatief plan kan ontwikkeld worden met eventuele verschuivingen van het aanvullend net richting het vervoer op maat. In het alternatief plan moet uiteraard worden rekening gehouden met de exploitatie, de prijs en het aanbod. Kortom: hiervoor moet een minimumplan worden uitgerold. Men heeft mij meegedeeld dat het de bedoeling is dat het plan begin februari technisch afgerond zal zijn. Ook over de verschuivingen van de middelen van het aanvullend net naar het vervoer op maat zou men begin februari meer informatie hebben.
Het is niet dat ik hier vandaag niet wil antwoorden, maar ik kan u maar zeggen wat men mij vertelt. Er zijn veel overlegvergaderingen geweest en men zou in februari meer weten. Er zou een eerste voorstelling en visiebespreking plaatsvinden op de vergadering van de vervoerregioraad van 2 februari 2021. Een formelere goedkeuring, of daar streeft men toch naar, zou dan ten vroegste op de vervoerregioraad van 2 maart 2021 worden gepland.
Dit om aan te geven dat men zeker intensief heeft gewerkt. Dat is ook wat wij expliciet vragen: zoek naar oplossingen, zoek naar mogelijkheden om te kijken hoe we uit deze impasse kunnen raken.
De vraag naar bijkomende middelen heb ik daarstraks ook al beantwoord. Als je vandaag de deur ergens op een kier zet, dan weten we dat alle vijftien vervoerregio’s onmiddellijk zullen klaarstaan met bijkomende vragen. Dat brengt onmiddellijk een heel cascade-effect met zich mee. Ik zou hier de oplossingen en voorstellen willen afwachten die men binnen de vervoerregioraad zelf op tafel legt en kan uitwerken. Daar wil ik eerst op wachten om te kijken of er nadien al dan niet moet bijgestuurd worden.
Het is een moeilijke oefening en we kijken dus hoe het verdere verloop is. Er is eerst de vergadering van 2 februari 2021 en dan de volgende van 2 maart 2021 om te kijken welke alternatieven er mogelijk zijn en of er verschuivingen mogelijk zijn van het aanvullend net naar het vervoer op maat.
De heer Bex heeft het woord.
Ik dank u, minister, voor uw antwoord. Ik had vandaag geen doorbraak verwacht in de zin dat u geen extra middelen voor het vervoer op maat in de Vlaamse Rand zou kunnen aankondigen. Wat ik wel hoop, is dat in navolging van mevrouw Brouwers, die dat al in december deed, collega’s mijn pleidooi bijtreden om die bijkomende middelen te voorzien. Zo kunnen we samen met de gemeentebesturen in de Vlaamse Rand die extra nood blijven aankaarten en de vraag om bijkomende middelen versterken.
U hebt aangehaald waarom die situatie in de Vlaamse Rand zo specifiek is. Ik denk dat we hier in een zeer verstedelijkt gebied zitten. Het is ook logisch dat we de inwoners van de verstedelijkte gebieden van de Vlaamse Rand absoluut de mogelijkheid moeten geven om zich met het openbaar vervoer op een zeer efficiënte wijze te verplaatsen. Minister, een probleem is dat heel veel van die verstedelijkte gemeenten niet goed bereikbaar zijn met het treinverkeer. Het is dus logisch dat we daar ook veel middelen voor het openbaar vervoer moeten voorzien vanuit de Vlaamse overheid. Als we de middelen die daarvoor zijn voorzien opnieuw verschuiven naar het vervoer op maat om de historische benadeling van de Vlaamse Rand recht te trekken, kunnen we nooit die belangrijke doelstellingen, namelijk die 50/50 modal shift in de Vlaamse Rand, halen. Ik hoop dat ik voor mijn pleidooi steun krijg van mijn collega’s, niet alleen omdat ik Brusselaar ben en omdat het zo belangrijk is dat er minder mensen met de auto naar Brussel komen, maar vooral omdat de inwoners van de Vlaamse Rand daar recht op hebben.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Ik wil me graag aansluiten bij deze vraag. Niet zozeer om voor extra middelen te pleiten en om een precedent te scheppen, maar ik denk dat het toch wel duidelijk is dat hiervoor een oplossing gevonden moet worden. Voor de vervoerregio Vlaamse Rand is er duidelijk een probleem. Ik denk dat het hier een beetje een structureel probleem is. Wat is er destijds gebeurd? De regering voorzag extra middelen voor het vervoer op maat, maar die bedragen werden gebaseerd op de feitelijkheid van 2018-2019. Daar zit nu net de denkfout. De vervoerregio Vlaamse Rand was de enige vervoerregio die al aanpassingen had gedaan en waar de belbussen waren afgeschaft. Eigenlijk is die regio wat gestraft voor de inspanningen in het verleden. Dat is niet echt een manier van werken die we moeten belonen.
Bovendien zijn de uitdagingen zeer groot. We willen een modal shift van 50/50 en ik denk dat iedereen daarachter staat.
De heer Bex haalt aan dat we met een heel stedelijke regio zitten, maar ik wil dat toch wel nuanceren. De Vlaamse Rand is net heel heterogeen. Je hebt heel stedelijke gebieden in de noordrand, waar nu middelen naartoe zijn gegaan, waardoor je bij het vervoer op maat problemen krijgt in veel landelijke gemeenten in onder andere het Pajottenland. Het is toch een heel heterogene zone, die volledig in de Vlaamse Ruit ligt. Die modal shift van 50 procent is heel terecht, maar ik denk dat we toch een oplossing moeten vinden om hieruit te raken.
Het feit dat in de beleids- en begrotingstoelichting (BBT) van 2021 al een passage stond dat men moest nadenken over bijkomende middelen voor het openbaar vervoer in de vervoerregio Vlaamse Rand stemt mij wel hoopvol. Ik hoop dat ze eruit zullen raken. Ik ben alleszins ook wel blij met de inspanningen die u voor de werken aan de ring doet, minister. Misschien kan nog eens herbekeken worden wat we op het vlak van het openbaar vervoer in onze regio nog meer kunnen doen.
Ik wilde me aansluiten bij de vraag van de heer Bex omdat dit in onze regio een probleem is. Ik hoop dat we daarvoor toch met z’n allen, met de mensen van de vervoerregio en de lokale besturen een oplossing kunnen vinden zodat we die modal shift kunnen realiseren.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw De Coninck en mijnheer Bex. We nemen uw bekommernissen zeker mee. Mijnheer Bex, u verwijst naar wat mevrouw Brouwers al gezegd heeft. Het is een verhaal dat we in zijn totaliteit moeten vatten. Het is een heel heterogeen gebied, maar dat kunnen we van meerdere gebieden zeggen. Als ik nu gewoon naar het aantal middelen per hoofd kijk, al weet ik dat u daar vandaag geen boodschap aan hebt, dan moet je Antwerpen, Gent, Leuven en Oostende laten voorgaan. De Vlaamse Rand staat op de vijfde plaats. Ik wil daar niet mee schermen, ik erken wel degelijk de noden, maar ik wil nu eerst even wachten op wat er uit de bus komt, zowel op 2 februari als op 2 maart 2021. Denk niet dat ik de problemen voor me uitschuif, maar ik vind dat de aanpak in eerste instantie vanuit de vervoerregioraad zelf moet komen.
Ten tweede zijn er nog investeringen gepland en die zijn erg gerelateerd aan het openbaar vervoer. Het gaat dan over de werken aan de ring, maar ook over de bijkomende openbaarvervoerslijnen die voorzien zijn, de Hoppinpunten en dergelijke meer. Die moeten er juist voor zorgen om meer mensen naar het collectief vervoer te leiden en zodoende voor een ruim voldoende aanbod te zorgen om de modal shift van 50/50 in de Vlaamse Rand effectief te realiseren.
Ik blijf het zeker mee opvolgen, maar ik kan u vandaag helaas niet zeggen dat er hier een extra pak geld is. ‘Neem het maar en doe er iets mee’, hoort u mij vandaag zeker niet zeggen, maar we blijven het zeker nauw opvolgen. 2 februari 2021 is een eerste belangrijke stap en dan kijken we wat er dan uit de bus komt. 2 maart is nog belangrijker, want dan moet blijken of er een consensus en een interne oplossing kan worden gevonden. We zullen het nog even moeten afwachten, maar we blijven het opvolgen en hebben er alle aandacht voor.
De heer Bex heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Ik ben zeer blij dat die vraag van de mensen uit de vervoerregio Vlaamse Rand wordt bijgetreden door alle meerderheidspartijen, en niet alleen door de oppositiepartijen. Ik denk dat dat toch een heel belangrijk signaal is dat we hier vandaag geven. Ik hoop dat men eruit raakt. Ik wil echt nog niet uitsluiten dat er bijkomende middelen moeten komen – dat zult u wel begrijpen, minister –, want ik denk dat dat echt nodig is voor het vervoer op maat in de Vlaamse Rand. Die is inderdaad heel heterogeen, daarin ben ik het volledig met u eens mevrouw De Coninck, want we moeten er ook in die meer landelijke gebieden voor zorgen dat de mensen kunnen gebruikmaken van het openbaar vervoer en niet moeten terugvallen op de auto. Ik wil de discussie niet te breed opentrekken, maar als Vlaanderen aan Brussel zegt dat het geen gebruik mag maken van zijn bevoegdheid om de verkeersfiscaliteit zelf te regelen en dat Vlaanderen nog minstens vijf jaar wil gebruiken om Brussel beter bereikbaar te maken met het openbaar vervoer, dan moeten we toch minstens de intellectuele eerlijkheid hebben om alle mogelijke inspanningen te leveren om in de directe omgeving van Brussel maximaal in te zetten op het openbaar vervoer.
De vraag om uitleg is afgehandeld.