Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Goeiemorgen, collega’s. Ik ben snel de kast ingedoken om ook een gedichtje voor jullie voor te dragen. Ik heb gekozen voor Bart Moeyaert, uit zijn bundel 'Verzamel de liefde'. Het gedicht heet 'Hier'.
Als iemand mij laat kiezen
tussen de stippels
in mijn atlas van de hemel
of de leegte van dit witte blad papier,
zal niemand tijd verliezen:
er is geen plek waar ik
mijn adem liever heb dan hier.
Laat het een ode zijn aan u allen, beste collega’s van de commissie waar ik hier en op dit moment mijn vraag mag stellen.
Minister, mijn vraag gaat over de woonmaatschappijen. Vlak voor het kerstreces heeft de Vlaamse Regering voor de eerste keer een principiële goedkeuring gegeven aan het decretale kader om te komen tot die eengemaakte woonmaatschappijen. Het decreet behandelt heel wat zaken, onder andere de vaststelling van de werkingsgebieden, de structuur van de toekomstige woonmaatschappijen en ook de patrimoniumoverdrachten die nodig zullen zijn.
Minder duidelijk – daarover gaat mijn vraag – is de rol van de koopmaatschappijen in dat toekomstige landschap van woonactoren. Een van de doelstellingen van deze hervorming is om een eenmaking te realiseren, ook wat betreft de koopactiviteiten. In de memorie van toelichting bij het decreet lees ik: “Uitgangspunt van deze hervorming is de verbetering van de toegankelijkheid van de sociale huur en de sociale koop voor kandidaat-huurders en kopers door de eenloketfunctie van de woonmaatschappijen.” Dat is een doelstelling waar we ons allemaal achter kunnen scharen.
De specifieke situatie van die koopmaatschappijen wordt echter verder niet expliciet opgenomen in de nota aan de Vlaamse Regering of memorie van toelichting bij het decreet.
Minister, gelet op de strakke timing, en de tekeningen die op het terrein al gemaakt worden, had ik hier graag meer duidelijkheid over gehad.
Vallen de koopmaatschappijen onder hetzelfde regime als de andere sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s), met dus de consequentie dat ze hun erkenning verliezen na 2023 en hun rechten op onroerende goederen moeten overdragen aan de nieuwe woonmaatschappij?
Als dat het geval is, moeten dan nog modaliteiten opgenomen worden in het bovenvermelde decreet om de oefening ook voor hen van toepassing te maken of volstaat het huidige voorziene kader?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Jans, ik dank u voor uw vragen, ik zal ze samen behandelen.
In het regeerakkoord werd bij de hervorming naar woonmaatschappijen geen duidelijke toekomst voor de zuivere sociale koopmaatschappijen opgenomen. De beleidsnota Wonen 2019-2024 voorziet ook niet in een uitzondering voor de sociale huisvestingsmaatschappijen die enkel sociale koopactiviteiten uitvoeren.
Het is duidelijk dat de vorming van de woonmaatschappijen ertoe moet leiden dat er een lokaal aanspreekpunt en uitvoerder komt voor sociaal wonen in het hele werkingsgebied. Die afspraak is wel zeer duidelijk gemaakt. Het is in die optiek logisch dat de sociale koopactiviteiten ook worden opgenomen in de woonmaatschappij en dat als dusdanig ook de kredietverstrekking via de woonmaatschappij zal verlopen en niet meer via aparte sociale koopmaatschappijen.
Het ontwerp van decreet is al in die zin uitgewerkt. In tegenstelling tot de huidige erkenningsvoorwaarden heeft de Vlaamse Regering ervoor geopteerd in het kader van een betere transparantie, toegankelijkheid en organisatie van de sociale huisvesting een woonmaatschappij te verplichten sociale huuractiviteiten te ontplooien. Daarbij moet de woonmaatschappij bovendien zowel de sociale huuractiviteiten van de huidige sociale huisvestingsmaatschappijen als die van de sociale verhuurkantoren (SVK’s) overnemen en verder laten groeien.
Daarnaast kan een woonmaatschappij sociale koopactiviteiten ontwikkelen en mits ze voldoet aan bijzondere voorwaarden, zal ze ook kunnen optreden als kredietbemiddelaar voor de sociale leningen van het Vlaams Woningfonds. Dat betekent dat een woonmaatschappij er dus niet voor kan kiezen om haar activiteit te beperken tot sociale koopactiviteiten.
Wat het einde van de erkenning betreft en de gevolgen daarvan, kan ik bevestigen dat alle huidige SHM’s onder hetzelfde regime vallen. Er zijn dus geen bijkomende bepalingen in het voorontwerp van decreet nodig om aan te geven dat ook de erkenning van de SHM’s die enkel koopactiviteiten ontwikkelen, van rechtswege zal eindigen op 31 december 2022, tenzij zij zich tijdig omvormen tot of integreren in een woonmaatschappij.
De consequentie van het verlies van de erkenning is de vereffening van de vennootschap, waarbij de aandeelhouders maximum de historische nominale waarde van hun inbreng kunnen terugkrijgen en de Vlaamse Regering een beslissing neemt over de maatschappij aan wie het resterend vermogen moet worden overgedragen.
Ik zie in de beslissing van de Vlaamse Regering vooral garanties dat alle sociale woonactoren betrokken worden in de bestuurlijke hervorming en op die manier ook een substantiële bijdrage kunnen leveren aan een betere en bredere dienstverlening voor het doelpubliek. De grootste gemene deler van alle SHM’s vormt de maatschappelijke doelstelling die het verbeteren van de woonvoorwaarden van de woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden vooropstelt. Aangezien dit ook een expliciet doel van de woonmaatschappijen zal worden, is het vanzelfsprekend dat alle actoren met dit doel in de operatie worden betrokken en daarin een constructieve houding aannemen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp daaruit dat een woonmaatschappij niet alleen koopactiviteiten kan ontwikkelen. Zij moet een aanspreekpunt zijn voor koop, sociale huur, het volledige doelgroepenbeleid, enzovoort. Verder leid ik uit uw antwoord af dat de huidige bestaande koopmaatschappijen verondersteld worden zich te enten op de werkingsgebieden en op de woonmaatschappijen die momenteel worden ontwikkeld, en dat zij in hun huidige vorm, net als de SHM’s, op 1 januari 2023 hun erkenning verliezen. We veronderstellen dat zij een onderdeel worden van de te vormen woonmaatschappijen die nu worden samengesteld. Dat biedt duidelijk duidelijkheid voor de koopmaatschappijen die zich ten volle moeten inschrijven in de oefening.
Ze moeten zich regionaal aanpassen aan de werkingsgebieden en de woonmaatschappijen. Is dat inderdaad zo strikt? Dan behandelen we de woonmaatschappijen net als de sociale huisvestingsmaatschappijen. Klopt dat?
Inderdaad, dat klopt.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik stelde in het najaar, in oktober, denk ik, dezelfde vraag: of de koopmaatschappijen geïntegreerd zouden worden in het grote verhaal. U hebt dat bevestigd, de gesprekken zouden beginnen. Dat is niet slecht in dit grote huzarenstuk, het wordt één actor: sociale koop- en sociale huurmaatschappijen.
Ik heb nog een vraag in verband met het decretale kader. U zult het allemaal verankeren. Wat is de timing daarvan? Komt dat op het einde van de afbakeningsoefening van de regio’s? Of gaat dat ervoor gebeuren bij de afbakening in een apart besluit?
Minister Diependaele heeft het woord.
Het klopt wat u zegt, mevrouw Jans. We hebben geen specifieke bepaling opgenomen voor de pure koopmaatschappijen, maar we gaan naar woonmaatschappijen die ook verhuringen moeten doen. In elke gemeente of stad zal er zo één zijn. Er zullen geen pure koopmaatschappijen meer zijn. Uw samenvatting klopte helemaal.
De timing is al meegegeven vorige week of de week daarvoor, in antwoord op een vraag over de vorming van de woonmaatschappijen. Als ik het goed voorheb, ligt het nu voor advies bij de Privacycommissie. Daarna gaat het naar de Raad van State. Tussen Pasen en de zomer komt het dan naar het parlement.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, dank voor uw duidelijke antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.