Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de lokale contactopsporingscentra
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, mijn vraag gaat over de lokale contactopsporing. Twee weken geleden zei de voorzitter van de eerstelijnszone Kempenland dat men zowel de contactopsporing als de bronopsporing lokaal wou opnemen, maar dat men geen toegang kreeg tot de te behandelen tickets, waardoor men ook in de situatie dreigde te belanden waarbij men personeel ter beschikking had – vijf personen die een opleiding hadden gekregen –, maar geen werkorders kon uitvoeren en dus ook geen aanspraak kon maken op de voorziene vergoeding van 100 euro per afgewerkt ticket. Een beetje een surreële situatie op een moment dat we te maken hebben met een potentieel stijgend aantal besmettingen en een risico op de Britse variant die ons land zou kunnen binnenkomen.
Minister, is de samenwerking met alle lokale overheden, conform de beslissing van 13 november 2020, met succes afgerond? Hoeveel gemeenten kozen voor het eerste model en hoeveel voor het tweede model waarbij men zowel de bronopsporing als de contactopsporing overnam?
Bij hoeveel gemeenten zijn er nog problemen om ofwel toegang te krijgen tot de gegevens voor de bronopsporing of de combinatie van contact- en bronopsporing lokaal te kunnen opstarten? Is dat intussen opgelost? Of tegen wanneer zou het zijn opgelost?
Indien een lokaal bestuur niet kan of kon beginnen met de contact- en bronopsporing vanwege fouten bij het agentschap of bij het consortium, zal de Vlaamse overheid de gemeenten in kwestie vergoeden op basis van reële onkosten gedaan in die periode dat men geen tickets kon bemachtigen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de afgelopen maanden zijn een aantal gemeenten gestart met lokale contactopsporingscentra. Op die manier hebben zij het centrale contactcentrum ondersteund, wat een belangrijke meerwaarde was tijdens de tweede piek.
Lokale contactcentra krijgen per indexpatiënt 100 euro. Nu blijkt dat een aantal lokale contactcentra nauwelijks nog tickets krijgen van het centraal contactcentrum en dus eigenlijk nauwelijks nog activiteit hebben. In sommige gemeenten, waar men extra personeel in dienst nam voor die bemanning van dat lokaal contactopsporingscentrum, is dat natuurlijk ook een financieel probleem.
Minister, vandaar ook mijn vragen. Wat is de reden dat het centrale centrum nauwelijks nog tickets doorstuurt naar de lokale centra? Is dat het geval voor alle centra, of bestaan er verschillen naargelang van de regio waar ze zijn gevestigd? Hoe ziet u de toekomst van die lokale contactopsporingscentra?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, 197 besturen kozen voor de eerste optie en 63 besturen kozen voor de tweede optie. Er waren tot gisteren een 80-tal gemeentes die documenten hebben binnengebracht via het e-loket van het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB). We verwachten na de gemeenteraden van 27 januari nog wel wat inzendingen op donderdag en vrijdag. De lokale besturen kunnen nog tot 31 januari de samenwerkingsovereenkomsten afsluiten en terugsturen. Diverse gemeenten hebben zich ook al georganiseerd met het oog op die nieuwe opdrachten. Zo zijn er diverse lokale personeelsleden opgeleid en zijn er naast de 3 proeftuinen ook 11 lokale contactcentra georganiseerd.
De toegangen tot de interne controletoren, het uitbraakvolgsysteem en het ‘Scripts & Forms’-platform worden ook geregeld binnen de 48 uur na ontvangst van de samenwerkingsovereenkomst en de bijlages. Vragen en problemen bij opstart kunnen worden gesignaleerd via vlaanderenhelpt@vlaanderen.be. Voor de opstart met de technische platformen krijgen alle lokale besturen de kans om hun medewerkers kosteloos te laten opleiden. De lokale besturen die bijkomende engagementen op zich nemen, in de eerste of de tweede optie, hebben nog tot 31 januari om een samenwerkingsakkoord hierover af te sluiten met het agentschap en afspraken te maken over de samenwerking met de eerstelijnszones. Lokale besturen zijn niet verplicht om complementaire en aanvullende engagementen op zich te nemen. Een veertigtal lokale besturen kozen ervoor om zich te beperken tot de huidige samenwerking met de COVID-19-teams van de eerstelijnszone.
Alle lokale besturen die de samenwerkingsovereenkomsten hebben teruggestuurd, kunnen opstarten volgens plan. De hoeveelheid werk hangt sterk af van de epidemiologische situatie. Vergeleken met de top van de tweede golf zijn er momenteel weinig besmettingen en is de nood aan ondersteuning door de lokale contactopsporing, optie 2 dus, dan ook kleiner dan voorheen. De lokale contactopsporing is ook additioneel en versterkend ten opzichte van het centrale initiatief. Indien er zich technische problemen voordoen, kan men ook steeds terugvallen op het centrale systeem.
De technische opzet van het systeem is geconcipieerd op het snel bereiken en correct informeren van besmette patiënten en hun contacten. Daarom vormen de tickets die het centrale contactcentrum en de diverse lokale contactcentra opnemen, een gemeenschappelijke pool van werkorders die dienen te worden afgehandeld. Door deze opzet is het dus niet zo dat tickets binnen de postcodes van de lokale besturen worden afgezonderd en dat lokale besturen hier dan zelf volledig verantwoordelijk voor zijn, noch dat die tickets uitsluitend worden gereserveerd voor het eigen lokale netwerk. Tickets worden door het centrale contactonderzoek dus niet doorgestuurd naar de lokale contactcentra. Ze worden vandaag dan ook niet minder doorgestuurd. Het lagere aantal besmettingen vandaag, in vergelijking met de topperiode van de tweede golf, zorgt ervoor dat binnenkomende tickets vaak sneller kunnen worden opgepikt door de pool van centrale bellers. Door de performantie van het centrale Vlaamse centrum, en het relatief lage aantal te bellen personen, lijkt het dus alsof de tickets niet meer worden aangeboden aan de lokale besturen, terwijl er door de snelheid van de Vlaamse contactopsporing gewoon minder tickets beschikbaar zijn in de gezamenlijke pool.
De situatie van een lagere werklast is dezelfde voor alle lokale contactcentra in Vlaanderen, uiteraard met die nuance dat de diverse lokale contactcentra een verschillende omvang hebben. Sommige lokale besturen hebben er immers voor gekozen om een lokaal contactcentrum op te zetten binnen de eigen gemeente, terwijl andere lokale besturen of eerstelijnszones zich hebben verenigd om gezamenlijk een contactcentrum op te zetten. Vergeleken met kleinere initiatieven, hebben deze initiatieven, die vaak een grotere populatie vertegenwoordigen, uiteraard meer indexpatiënten en hoogrisicocontacten binnen de eigen postcodes in de gezamenlijke pool van werkorders.
De lokale contacttracing met lokale en opgeleide medewerkers is en blijft een belangrijke troef om op te schalen als de curve van de besmettingen weer sterk zou stijgen. De lokale contactcentra zullen door hun lokale kennis en inzet, bij een mogelijk stijgend aantal besmettingen mede door nieuwe varianten, de kans op een mogelijke derde golf – ik hoorde collega Anaf die al aankondigen – verkleinen en hierdoor de vaccinatiestrategie mee helpen vrijwaren.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, u minimaliseert het probleem een beetje. Mijn collega-schepen hier in Turnhout, geen partijgenoot van mij maar een partijgenoot van u, was en is daar echt wel bijzonder ontstemd over. Ze zetten hier lokaal een systeem op, en leiden daarvoor mensen op, die nu klaar zijn, en dan worden ze geconfronteerd met het feit dat ze in eerste instantie helemaal geen tickets konden bemachtigen. Blijkbaar is dat een probleem dat zich niet alleen in Turnhout voordoet, maar sinds vorige week donderdag op veel plaatsen in Vlaanderen. Dat werd me trouwens ook bevestigd door de field agents. Het komt dus niet van één kant, ik heb het van verschillende kanten gehoord.
Dat werd dan blijkbaar voor een stukje opgelost. De essentie blijft echter dat de callcenters heel vaak het gras voor de voeten van de lokale besturen wegmaaien, terwijl die lokale besturen vragen om in hun gemeente aan contactopsporing en bronopsporing te doen, omdat zij de context kennen. Dan merk je echter dat die callcenters, die natuurlijk sneller kunnen ageren omdat ze daar al veel langer mee bezig zijn, al die tickets voor de neus van die lokale besturen wegkapen. Het lijkt me niet de bedoeling om op die manier te werken. Waarom hebben we dan die lokale contactopsporing opgezet?
U zegt dat het voor een deel om snelheid gaat. Maar eigenlijk gaat het ook wel om broodroof, om een schending van een overeenkomst die de regering met de lokale besturen heeft afgesloten. Ik denk dat u de impact daarvan, ook op de motivatie van de lokale besturen en de mensen die de lokale contactopsporing hebben opgezet, echt wel onderschat. Ik zou echt willen vragen om een reservatiesysteem op te zetten, zodat die lokale besturen echt aan de slag kunnen met hun lokale indexcases, terwijl hun nu vaak de kaas van het brood gegeten wordt.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik sluit me daarbij aan. Als blijkt dat de lokale contactcentra geen of nauwelijks tickets krijgen, terwijl ze daar vaak personeel voor in dienst genomen hebben, dan kunnen ze ook financieel in de problemen komen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Ik denk dat het heel belangrijk is dat er een goede samenwerking is tussen de centrale contactopsporing en de lokale contactcentra. Ik denk dat we moeten komen tot een optimale efficiëntie. Als we samen de krachten bundelen, kunnen we veel meer. Dat zal ook nodig zijn, want contactopsporing is een essentieel element in het stoppen of indijken van deze besmettingsgolf. Een betere afstemming op elkaar en goed overleg, is dus volgens mij echt wel aan de orde.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, ik heb nog een bijkomende vraag in verband met dat lokale contactonderzoek. De opleidingen zouden geoptimaliseerd worden, blijkbaar binnen de stuurgroep contactonderzoek. Is dat ondertussen gebeurd? Hoe staat het met die bijkomende opleidingen?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik deel de verbouwereerdheid van de collega’s. Minister, ik had begrepen dat de keuze om ook lokale mogelijkheden rond contactopsporing en bronopsporing in te voeren, niet alleen ingegeven was vanuit capaciteitsbehoeften maar ook vanuit de overtuiging dat lokale verankering meer inzicht heeft op het terrein en dus een meerwaarde heeft om mensen op te sporen, om de mensen de juiste informatie te geven en om op zoek te gaan naar bronnen.
En wat u nu eigenlijk zegt, is dat – omdat er minder besmettingen zijn – de lokale besturen die zich hiervoor hebben geëngageerd, hun tickets niet hoeven te krijgen. "We gaan het wel op Vlaams niveau oplossen." Ik vind dat echt problematisch, ten eerste naar de lokale besturen toe, maar ten tweede is het ook een zeer vreemde inhoudelijke keuze waarbij ik me toch de vraag stel of dat de oorspronkelijke doelstelling van de lokale contactopsporing was.
Daarnaast heb ik een paar vragen. Een, ik hoor nog altijd verhalen van problemen met verkeerd geregistreerde collectiviteiten waardoor zaken niet tot elkaar teruggebracht kunnen worden. Dat lijkt me een probleem. En twee – en dat is minstens even problematisch –, ik hoor de laatste dagen ook meer en meer signalen van mensen in het veld, dat niet iedere positieve PCR-test, dus niet iedere indexpatiënt, in het systeem zou zitten. Ik hoor verhalen van 8 op de 38 besmettingen die niet opgenomen zouden zijn in het systeem. Minister, kunt u mij vandaag garanderen dat iedere positieve PCR-test, iedere indexpatiënt, wel degelijk in het systeem van de Vlaamse contactopsporing zit en dus zowel lokaal als Vlaams opgevolgd kan worden?
Minister Beke heeft het woord
Voorzitter, collega’s, ik ben een beetje verbaasd over de woorden die hier gebruikt worden: ‘broodroof’, ‘de kaas van het brood gegeten’. Ik herinner me de kritiek die gegeven werd op de Vlaamse contactopsporing, dat die niet snel genoeg was, niet performant genoeg. Nu hoor ik hier collega’s zeggen dat die Vlaamse contactopsporing te snel en te performant is, en daardoor is er broodroof, wordt de kaas van de boterham gegeten en zijn er geen tickets meer beschikbaar. Wat wil men dan? Dat ik zeg aan de Vlaamse contactopsporing: 'Pauze! Rustig! Niet te snel!', zodat er nog iets overschiet? Dat is toch niet de logica waarin we zitten. We zitten in een logica van samenwerking, waarbij we in september-oktober – ik herinner me de situatie zeer goed – hier in deze commissie gezegd hebben: 'Zorg dat er opgeschaald wordt, dat er bij gestoken kan worden, zodoende dat ze die contactopsporing kunnen doen. En werk aanvullend en complementair iets uit voor de lokale besturen, want we weten niet of we het kunnen handhaven.' Dat wisten we niet op het ogenblik dat we aan die steile klim zaten. In Wallonië en Brussel heeft de contactopsporing toen tijdelijk niet kunnen volgen. Wij hebben tot op het laatste moment voortdurend kunnen volgen. Wij hebben een systeem met de lokale besturen uitgewerkt. Dat is inderdaad een beetje zoeken geweest – dat geef ik toe. Maar de logica dat men Vlaams te snel is waardoor er lokaal niets meer overschiet en dat er broodroof is en er kaas van de boterham wordt gegeten, dat vind ik eerlijk gezegd een bijzonder eigenaardige redenering en logica. Precies alsof we niet blij moeten zijn dat er op dit ogenblik minder werk is voor die contactopsporing.
Ik denk dat er één essentiële zaak is: we moeten zorgen dat er zo snel mogelijk gebeld wordt, en ieder uur daarvan is tijdswinst. Ik zie dat echt niet in een sfeer van concurrentie; ik zie dat in een sfeer van complementariteit. In die zin ben ik daarover toch wel wat verbaasd. We begeleiden dat hele verhaal. Er zijn recent ook nog een aantal updates gemaakt die het voor de lokale besturen makkelijker maken om dat te doen, om op een correcte manier tickets te reserveren voor een beperkte tijdspanne. Dat is ook gebruiksvriendelijker gemaakt dan het in het begin was. We hebben sinds – ik denk – 21 januari de mogelijkheid voorzien om tickets binnen de eigen postcode te reserveren voor anderhalf uur, zodat de gereserveerde tickets voor beperkte tijd afgeschermd kunnen worden van de centrale contactopsporing. Maar als men het dan niet opneemt, dan mag men ook niet verbaasd zijn dat de Vlaamse contactopsporing het opneemt. Anders zou u hier de vraag stellen hoe het komt dat daar uren en uren tickets liggen en er niets mee gedaan wordt. Nogmaals, tijd is hier belangrijk en snel schakelen is ook belangrijk.
Er is ook een functionaliteit ontwikkeld die moet voorkomen dat dezelfde burgers verschillende keren gebeld worden, en er is een ‘linked ticket’-functionaliteit ontwikkeld die ervoor zorgt dat meerdere tickets die betrekking hebben op dezelfde burger of op hetzelfde gezin, gelinkt kunnen worden, zodanig dat die ook gezamenlijk kunnen worden afgehandeld. Dat moet voorkomen dat mensen nog meerdere keren worden gebeld, iets waarover we vroeger in de commissie ook wel eens vragen – terechte vragen – hebben gekregen. We proberen dat systeem dus verder performant te maken, voortdurend te leren. Maar dit moeten we doen in complementariteit en niet in een sfeer van concurrentie. Zo is het alleszins in mijn ogen nooit opgebouwd. Dan zie ik ook niet in waarom men zou spreken over broodroof of zeggen dat men zich de kaas van het brood heeft laten eten.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, het moet inderdaad over een logische samenwerking gaan, maar uw verhaal klopt niet. In uw verhaal gaat u ervan uit dat je qua kwaliteit de lokale contactopsporing gewoon een-op-een naast de callcenters kunt zetten. Dat is natuurlijk het grote probleem. Als je kijkt naar wat er vorig jaar is gebeurd, dan zie je dat de field agents gemiddeld twee extra contacten per index case binnenbrengen ten opzichte van de callcenters. Hoe komt dat? Ze gaan veel meer in de diepte. Ze trekken meer tijd uit voor de mensen en gaan er dieper op in.
Als je naar W13 kijkt en naar de ervaring die zij lokaal hebben opgedaan, dan merk je ook daar dat zij er door de lokale affiniteit en gebondenheid makkelijker in slaagden om mensen te overhalen om hun werkelijke aantal contacten mee te delen en mee te werken aan de bronopsporing. Dat is niet iets wat de centrale callcenters kunnen. U kunt blijven schermen met snelheid, maar het gaat hier vooral over kwaliteit. Geen gesprekken van 5 minuten zonder enige lokale context, maar wel een doorgedreven informatieverzameling om dit virus bij het nekvel te vatten. U zegt wel dat wij het altijd over snelheid hebben gehad, maar in mijn kritieken op de contactopsporing heb ik het vooral gehad over het feit dat die calls veel te kort waren en dat er te weinig contacten werden doorgegeven. Laat dan ook de lokale contactopsporing doen waarin ze goed kan zijn, namelijk meer contacten blootleggen omdat ze de lokale context veel beter kent. U zegt dan wel dat als dat een paar uur blijft liggen, u dan de eerste zult zijn om hier op tafel te kloppen, maar in realiteit gaat het niet over een paar uur.
Het gaat mij dus over de kwaliteit en dat we samen dat virus bij het nekvel moeten grijpen. We moeten zoveel mogelijk contacten opsporen en zoveel mogelijk mensen waarschuwen dat ze in quarantaine moeten gaan en zich moeten laten testen. Daar moet het over gaan. We moeten samen dat virus aanpakken en geen concurrentiestrijd krijgen tussen de callcenters en de lokale contactopsporing, want dan krijg je het omgekeerde effect.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik denk dat het logisch is dat er goed samengewerkt wordt. Dat is altijd de bedoeling geweest. Ze moeten elkaar versterken. Het is inderdaad zo dat, hoe lokaler je werkt, hoe beter je de context kent en hoe makkelijker mensen contacten zullen doorgeven. Ik denk dat er beter moet worden overlegd over hoe men dat dan het best aanpakt. Centrale contactopsporing staat natuurlijk verder van de personen. Als je dat lokaal kunt doen, zijn mensen meer geneigd om iets meer vertrouwen te hebben en contacten door te geven. Hoe dat dan het best concreet wordt opgelost, moet gezamenlijk worden bekeken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.