Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer De Gucht heeft het woord.
Het Vlaams regeerakkoord stelt dat de flexibilisering in het hoger onderwijs in het belang van studenten, ouders en docenten zal worden teruggedrongen en dit door een sterkere knip tussen bachelors en masters. Dat zou betekenen dat studenten niet kunnen starten aan de masteropleiding, zolang hun bacheloropleiding nog niet is afgerond, wat de studieduurverlenging dan weer een halt zou moeten toeroepen.
In een advies van 20 augustus 2020 stelt de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) echter dat dergelijke knip het studierendement niet zal verhogen. De knip zou volgens de Vlor zelfs een averechts effect hebben: studenten zouden nog sterker in hun studievoortgang worden geremd en voor instellingen zou de organisatie van de curricula nog complexer worden. De Vlor komt met een alternatief voorstel: de invoering van coherentere curricula met samenhangende blokken van opleidingsonderdelen. Zo zou er kunnen worden gewerkt met modeltrajecten van 3 keer 60 studiepunten of 4 keer 45 studiepunten. Studenten zouden bovendien sneller het signaal moeten krijgen dat hun studievoortgang te laag is.
Het regeerakkoord gaat uit van de juiste intenties, namelijk de studieduur verkorten. Maar zachte heelmeesters maken stinkende wonden. We moeten er uiteraard wel op toezien dat bepaalde maatregelen hun doel niet voorbijschieten.
Minister, wat is uw reactie op het advies van de Vlor in verband met de knip? Welke impact heeft dit advies op de uitvoering van het regeerakkoord? Welke bijkomende onderzoeksmaatregelen gaat u ondernemen in functie van de studieduurverkorting? Bent u bereid om de alternatieve voorstellen van de Vlor nader te bekijken en in overweging te nemen? Welk tijdspad stelt u hierbij voorop?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is absoluut mijn bedoeling om de studie-efficiëntie in het hoger onderwijs te verhogen. We zijn daarvoor op verschillende fronten aan het werken. Ik maak werk van het opleggen van studievoortgangsmaatregelen als een aspect van het optimaliseren van de studie-efficiëntie. We hebben dat inderdaad opgenomen in de beleidsnota en het regeerakkoord met enkele uitgangspunten en maatregelen, zoals de harde knip. Er zijn natuurlijk ook andere maatregelen mogelijk. Er zijn alternatieve pistes voorgesteld in het Vlor-advies. We zijn dat momenteel aan het onderzoeken.
Vorig jaar zijn we gestart met een werkgroep met vertegenwoordigers van de universiteiten, de hogescholen en de studenten. In de schoot daarvan werden de nodige data verzameld. De opdracht van die werkgroep is: de uitgangspunten op basis van grondige data-analyse concreet uitwerken en kijken welke maatregelen zich eventueel kunnen aandienen en wat het resultaat is van elk van die maatregelen. Ik vind het zeer belangrijk om beleidsbeslissingen evidencebased te kunnen onderbouwen. We hebben ook een zeer ruime dataverzameling opgesteld. Bij de hogeronderwijsinstellingen werd aan de hand van een vragenlijst uitvoerige informatie verzameld over hun huidige beleid rond studievoortgangsbewaking en het opleggen van studievoortgangsmaatregelen. Zij hebben ook cijfergegevens aangeleverd rond het opleggen van bindende voorwaarden. Vanuit de databank hoger onderwijs, dus via het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS), hebben we een reeks datasets aangeleverd gekregen rond opgenomen studiepunten, studierendement en de relatie tussen studierendement in het eerste bachelorjaar en het behalen van een diploma. Vanzelfsprekend wordt het Vlor-advies ook daar meegenomen.
De werkgroep kwam intussen al een drietal keer samen om data te analyseren en te bespreken en momenteel is men een analysedocument met concrete beleidsvoorstellen aan het opstellen. Het is de bedoeling om medio dit jaar tot concrete beleidskeuzes te komen en in afgeleide orde een decretaal traject op te starten.
Een ander aspect dat zal bijdragen tot de studie-efficiëntie, is de verdere uitrol van de toetsen. Ook daar werken we momenteel volop met de sector samen. Ik bekijk zowel het koppelen van een bindende component aan het invullen van de ijkingstoetsen of de instaptoets als het ontwikkelen van toetsen voor meer opleidingen. In dezen gaat het natuurlijk niet over de gestandaardiseerde toetsen maar over de zogenaamde niet-bindende toelatingsproeven. Ik heb zowel vorig jaar als dit jaar aan de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) financiële steun gegeven om dit mogelijk te maken. Er is ook een werkgroep opgestart om dit verder vorm te geven.
We hebben ondertussen vier nieuwe ijkingstoetsen klaar: de bachelor in de industriële wetenschappen; de bachelor in de bio-industriële wetenschappen; de bachelor in de biowetenschappen; de bachelor of Engineering Technology.
Vanaf volgend academiejaar gaan we ook de studenten die voor die studierichtingen kiezen beter ondersteunen door hen via die toets een spiegel voor te houden. Dit zou hun slaagkansen in het hoger onderwijs moeten verhogen omdat ze op grond daarvan ook hun sterktes en vooral hun werkpunten zouden kennen.
Ik moet bij dezen alle zesdejaars succes wensen bij het maken van hun studiekeuze – want we zitten nu in dat traject – en adviseren om zeker de Columbusproef in te vullen. Alle zesdejaars die momenteel aan het volgen zijn, geef ik bij dezen de boodschap om te kijken naar de Columbusproef en zeker eens langs te gaan bij de studie-informatiedagen (SID-ins) of de opendeurdagen van de hogescholen of universiteiten van hun keuze.
En de SID-ins staan nog open tot eind februari. We hebben dat digitaal georganiseerd, met – ik geef het toe – hier en daar een lokale hiccup. Maar als je het zelf eens doorloopt, zul je merken dat het een heel mooie creatief digitaal aanbod is.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, aan de ene kant heb je inderdaad het hele idee van de juiste studiekeuze te maken. Dat is inderdaad een heel belangrijk gegeven. Je kunt daar inderdaad wat betreft de ijkings-, instap- en niet-bindende toetsen op een goede manier een leidraad geven aan leerlingen. Dat is een goede zaak.
Trouwens, alle zesdejaars die nu aan het volgen zijn, gelieve een mail te sturen, want ik ben heel benieuwd naar jullie aantal. Het zou op zich wel interessant zijn om dat te weten.
Waarom staat dat in het regeerakkoord, een regeerakkoord dat wij overigens samen hebben onderhandeld, minister? Omdat we niet anders kunnen dan vaststellen dat studenten steeds langer over hun studies doen. We moeten daar inderdaad iets aan doen, maar we mogen niet vergeten dat er reeds heel wat studievoortgangsmaatregelen bestaan. Er zijn overkoepelende maatregelen in verband met leerkrediet. Daarnaast stippelen de hogeronderwijsinstellingen meestal zelf al een studievoortgangsbeleid uit. Voor universiteiten is er een systeem van bindende voorwaarden gebaseerd op een verhouding tussen het aantal verworven en opgenomen studiepunten. Er zijn verschillen tussen instellingen, maar grosso modo komt het altijd op hetzelfde neer. Ik heb er de nodige ervaring mee, maar toen heette het nog kandidatuur en licentie. Ook de hogescholen beschikken over die bindende maatregelen die worden opgelegd indien een student een te laag studierendement heeft.
De vraag die we ons eigenlijk moeten stellen, is: als alle onderwijsinstellingen beschikken over een systeem van studievoortgangsmaatregelen en tegelijkertijd de studieduur van de studenten toch blijft stijgen, is het bestaande systeem dan wel efficiënt en doeltreffend? De Vlor heeft geprobeerd daarop een antwoord te formuleren, net als wij, trouwens. Moeten we dat verstrengen? Waarschijnlijk, misschien. Al dan niet dwingend maken? Dat kan een deel van de oplossing zijn. Maar we moeten er ons ook van bewust zijn dat het niet altijd gaat om motivatie. Ik blik even terug op mijn eigen jaren aan de universiteit. Soms zijn er momenten waarbij het gaat over sociaaleconomische achtergrond, waarbij je het langer wilt spreiden omdat je werkt of op iemand past of een belangrijke taak opneemt in het gezin. Het is niet onbelangrijk om dat aspect mee te nemen. Daarnaast spelen ook de kwantiteit en kwaliteit van de begeleiding van de studenten een belangrijke rol.
Nog een klein beetje opzoekingswerk: als je kijkt naar de manier waarop de universiteiten daarover communiceren ten opzichte van de hogescholen, dan zie je dat de universiteiten eigenlijk een vrij gedetailleerd systeem van informatie geven aan hun potentiële studenten, terwijl je bij de meeste hogescholen al grondig moet zoeken om een goed overzicht en inzicht te krijgen in hoe het juist werkt.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De passage in ons regeerakkoord is er uiteraard niet zomaar gekomen, maar wel omdat we in het kader van de studieduurverlenging en ook in het kader van de volgtijdelijkheid studenten ertoe willen aanmanen om alles in een juiste volgorde te volgen en ook af te werken. Met andere woorden – en dan kijk ik ook naar de docenten en lectoren hoger onderwijs – het is best aangenaam dat de studenten die uw les volgen de opbouwende onderdelen hebben gevolgd. En als studenten inderdaad almaar minder studiepunten opnemen en dan bepaalde onderdelen uitstellen, krijg je een langgerekt proces. Daarbij komt het moment waarop men vaststelt dat iets niet lukt, veel later te liggen, eventueel zelfs met uitputting van het leerkrediet, met alle gevolgen van dien.
Nu, die harde knip wordt voorgesteld alsof dat een hakmes is waarbij niets kan worden meegenomen, en ik betreur dat. Dat is helemaal niet zo. Zo kunnen wel degelijk een aantal studiepunten worden meegenomen, dus dat ventiel is er. Dat is toch iets wat ik betreur: dat er nergens wordt vermeld dat er dertig studiepunten kunnen worden meegenomen. Ik vind dat straf, ik vind dat feitelijk toch wat onrecht aandoend aan de realiteit.
Een tweede punt is dat het gaat over een goede oriëntatie en een snelle heroriëntatie. Dat zijn de twee belangrijke elementen in de totaliteit van het verhaal. Want als je leerkrediet op is, of je haalt een diploma en je bent al drie, vier jaar aan het studeren, dan is dat voor niemand goed. Moeten we zorgen dat we het juist afstellen? Ja, dat denk ik wel. Minister, ik ben blij dat u aangeeft dat u, op basis van dergelijk belangrijke beslissingen, die een impact hebben op studenten, datagedreven gaat kijken om die studie-efficiëntie in het hoger onderwijs inderdaad te verbeteren, zonder dat we daarbij nog meer druk leggen bij docenten en hogeronderwijsinstellingen. Ook voor de studenten creëren we dan duidelijkheid. Ik denk dat ze daar recht op hebben, en dat die maatregelen nodig zijn. Ik hoop dat iedereen het daar nog altijd over eens is. Ik maak nu wel even wat abstractie van corona, daar wil ik absoluut op wijzen.
De heer Warnez heeft het woord.
Bedankt, voorzitter. Ik wil gewoon kort onderstrepen dat datagericht besturen echt prioritair is. De werkgroep die nu haar werk aan het doen is, en de resultaten die daaruit voortvloeien, zijn cruciaal. Als er betere instrumenten zijn dan een knip tussen een bachelor en een master, moeten we daar gewoon voor durven te kiezen. Studie-efficiëntie is broodnodig, daar zijn we het allemaal over eens. En de manier waarop is, voor mij dan toch, minder belangrijk, als we ons maar baseren op cijfers.
Collega De Gucht, ik wil u niet ontgoochelen, maar ik ben er wel van overtuigd dat er op donderdagnamiddag om vijf voor vier niet zoveel zesdejaars deze commissie aan het volgen zijn.
De heer Danen heeft het woord.
Ik denk dat we moeten kijken naar de doelstellingen: de studie-efficiëntie, de studieduur verkorten is volgens mij het belangrijkste. En de manier waarop dat gebeurt is daaraan ondergeschikt. Ik geef toe dat het soms voorgesteld wordt alsof die knip een harde knip is. Ik ben blij om te horen dat die toch niet zo hard is als soms wordt gezegd. Want het zou natuurlijk bijzonder jammer zijn mocht iemand vanwege één vak, dat misschien minder belangrijk is, toch tegengehouden worden. Dan ga je die studieduur natuurlijk met een jaar verlengen, wat helemaal niet de bedoeling is.
Ik heb nog een laatste opmerking. Het wordt soms ook vooropgesteld – daarom niet door mensen van hier in de commissie, voor alle duidelijkheid – dat dat komt omdat studenten misschien niet hard genoeg studeren of omdat ze het misschien niet aankunnen. Daarom zouden ze soms langer over hun opleiding doen. Maar er zijn ook heel wat studenten of jongeren die mantelzorger zijn. Dat mogen we zeker niet vergeten. Dat zijn mensen die voor hun zieke ouder, hun grootouder of hun broer of zus moeten zorgen. Dat kan dus ook. En dat zijn er vaak meer dan we zouden denken. Daarom is het inderdaad goed om de zaak objectief te bekijken, en om geen 'catch all'-maatregelen te nemen, maar maatregelen op maat, die tegemoetkomen aan de doelstelling: de studieduur efficiënter en korter maken, en er daarnaast voor zorgen dat zoveel mogelijk jongeren hun diploma kunnen halen.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Wij van het Vlaams Belang zijn sterk voor de terugdringing van de flexibilisering in het hoger onderwijs, en voor een verstrenging wat betreft de studievoortgangsmaatregelen. Ik betwijfel of de knip tussen bachelor en master die in het regeerakkoord is opgenomen, effect zal hebben. Minister, wij willen vanuit onze fractie eerder inzetten op het verder bewaken van de instroom aan onze hogeronderwijsinstellingen door het systeem van toelatingsproeven en bindende ijkingsproeven te verruimen, zoals ik in het verleden al heb aangehaald.
Dat voorstel van de Vlor is wel enigszins interessant, als je het bekijkt in periodes van 60 studiepunten, aangezien dat het standaardaantal is van een academiejaar. Blokken van 45 studiepunten inlassen lijkt mij dan ook eerder onlogisch. Eigenlijk keer je dan terug naar het jaarsysteem dat het hoger onderwijs vroeger kende.
Dat kan zeker wenselijk zijn voor de eerste bachelor omdat daarin vaak de basisvakken behandeld worden en er gemiddeld genomen ook veel minder keuzevakken zijn. Maar de vraag is of dat werkbaar is voor de tweede en derde bachelor, waar er vaak een wisselen is van academiejaar en waar er in veel richtingen meer keuzeopties zijn. Indien u dat enkel voor het eerste jaar, dus de eerste zestig studiepunten, zou doen, dan lijkt dat op een propedeuse.
Minister, misschien kunnen de mogelijkheden voor zo’n werking verder onderzocht worden.
We hebben inmiddels zeven kijkers, die ik hartelijk welkom heet.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb hier niet zo veel aan toe te voegen. We hebben momenteel inderdaad zeven kijkers uit het zesde jaar secundair onderwijs, maar er zullen er ongetwijfeld nog veel bij komen. Gelukkig duurt deze commissie iets langer en kunnen de kijkcijfers dus alleen maar oplopen.
We staan nu voor het inventariseren van brede maatregelen, van brede mogelijkheden. Ik denk dat we het met zijn allen wel eens zijn over de te bereiken finaliteit. Over de weg daarnaartoe verschillen de meningen nogal eens, in functie van de effectiviteit en van de efficiëntie van maatregelen. Dat probeer ik zo goed mogelijk in kaart te brengen in die werkgroep. We proberen te objectiveren wat werkt, wat niet werkt, wat het best werkt. Maar ik denk wel dat we het allemaal eens zijn over de doelstelling die we uiteindelijk moeten bereiken, namelijk het verhogen van de studie-efficiëntie.
Ik zie een en ander ook als een soort viertrapsraket. De eerste trap is de keuze van de opleiding, van de studie die men gaat volgen in het hoger onderwijs op grond van de resultaten in het secundair onderwijs en het advies van de klassenraad. De tweede trap is de Columbusproef, waarin wordt nagegaan of de ambities en interesses wel overeenstemmen met de mogelijkheden. De derde trap is de vandaag verplichte maar nog altijd niet-bindende toelatingsproef, waaraan we wel een bindende remediëring willen koppelen. Die kan namelijk niet zomaar zonder gevolg zijn, zoals vandaag wel het geval is. De vierde trap is een snel heroriënteringstraject wanneer de student niet slaagt na een eerste evaluatieperiode. Dat is dus de viertrapsraket, waarbij we vooral wensen te werken op de twee laatste trappen ervan.
De heer De Gucht heeft het woord.
Dank u, minister. Ik denk dat we inderdaad allemaal, zoals u zelf zegt, dezelfde doelstelling beogen, namelijk ervoor zorgen dat studenten daar terechtkomen waar ze de beste mogelijkheden hebben om zichzelf ten volle te verwezenlijken. We moeten ervoor zorgen dat de studieduurverlenging inderdaad niet langer een thema is dat we hier bespreken.
Langs de andere kant denk ik dat we er in het hele verhaal, zelfs met die doelstelling in het achterhoofd, voor moeten zorgen dat we iedereen meehebben en dat we de juiste zaken in ogenschouw nemen. Maar ik ben ervan overtuigd dat we daaruit raken en dat we er op een goede manier voor zullen zorgen dat dit opgelost raakt, of dat dit de volgende jaren in elk geval op een betere manier zal evolueren, dankzij die ijkingsproeven maar ook dankzij de juiste informatie. We moeten ervoor zorgen dat er een verschil is nadat men de eerste bachelor heeft afgerond. Die eerste bachelor was namelijk altijd al waar de schifting gebeurt. Als die schifting niet op de juiste manier gebeurt, dan kan dat wel eens fout lopen. We kijken uit naar de toekomst op dat vlak.
De vraag om uitleg is afgehandeld.