Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, ik zie dat we allemaal, inclusief mezelf, dringend nood hebben aan een goede kapper. Ik herken het ook bij mezelf. Velen onder ons kijken ernaar uit. We moeten vooral de veiligheid vooropstellen, maar tegelijkertijd hebben al die handelaars en de horeca het moeilijk. De contactberoepen schreeuwen om hulp.
Maar daarover gaat het debat vandaag niet. Ik zou het graag met u hebben over het strategisch meerjarenplan 2021-2025 dat het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), waar u deel van uitmaakt, op 1 september 2020 heeft voorgesteld.
De Raad van de VGC heeft hierover al een debat gevoerd. Ik heb het debat samen met onze medewerkers van de Brusselse fractie en ook hier in het Vlaams Parlement gelezen. Als Brusselse Vlaming wil ik het met u over dat strategisch meerjarenplan hebben. Ik blijf die term gebruiken. Ik vind dat uiteraard van belang. Ik zal dat niet afzwakken om het woord ‘Vlaams’ in Brussel weg te moffelen. Dit document moet richting geven aan het beleid dat de VGC deze legislatuur voor ons, Brusselse Vlamingen, wil voeren.
U weet ongetwijfeld dat de totstandkoming van het document heel wat voeten in de aarde heeft gehad. Er wordt verwezen naar het participatieproject Stadspiratie. We hebben allemaal mooie postkaarten en e-mails gekregen. Het is de bedoeling een vorm van burgerparticipatie op poten te zetten. Ik ken iemand die hieraan heeft deelgenomen. Het bleek niet te gaan om een grote vertegenwoordiging van wat bij de Brusselse Vlamingen leeft. Van de twee geplande sessies is er uiteindelijk maar één doorgegaan. Daar hebben iets minder dan twintig mensen aan deelgenomen, waarvan de helft ambtenaren van de VGC waren. Als tien mensen aan een burgerparticipatie deelnemen, weet ik niet of dit representatief is. Ik heb er mijn twijfels bij. Het is dan gemakkelijk wat te selecteren en mensen vanuit bepaalde hoeken op te trommelen.
Ik heb gehoord dat die tien mensen die op die sessie waren dan in commissies hebben gediscussieerd over thema’s waarvoor Vlaanderen of de VGC eigenlijk niet bevoegd zijn. Op een bepaald ogenblik is er een discussie over de betere bereikbaarheid en de aanpassing van de voetpaden in Brussel geweest. Dat is natuurlijk bijzonder interessant, maar het maakt niet echt deel uit van de bevoegdheden van de VGC. Dit kan worden gestuurd en in de hand worden gehouden, maar ik stel me vragen bij de wijze waarop Stadspiratie representatief is voor de Vlaams-Brusselse bevolking.
Als ik mijn vrienden in mijn wijk daarover aanspreek, blijkt dat niemand daarvan heeft gehoord of daaraan heeft deelgenomen. Ik ben altijd een grote voorstander van democratie, en een getrapte democratie is het ideale systeem, maar ik heb mijn twijfels bij het werken aan een burgerparticipatie die wordt gestuurd.
De tweede basis voor dat meerjarenplan was eigenlijk de Ronde van Brussel, waarbij scholen zich kandidaat stelden en werden geselecteerd, om zo te horen wat er in bepaalde scholen leefde. De derde basis waren de verschillende adviesraden die werden gecontacteerd. Dat was de basis waarop het College van de VGC zijn strategisch meerjarenplan heeft opgemaakt.
Het plan is er nu en men kan denken dat het uit de startblokken kan schieten, maar ik stel daar vragen bij. Het document telt 53 pagina's. We hebben uitvoerige begrotingsbesprekingen gehad, er zullen begrotingsaanpassing gevolgen, we zijn veel bezig met de cijfers. Zeker in deze coronacrisis is het van groot belang dat als we beslissingen nemen, die onderbouwd zijn. In het strategisch meerjarenplan zie ik geen enkele cijfermatige onderbouwing, ik zie geen concrete investeringen. Ik zie leuke slogantaal zoals: ‘we bouwen sportinfrastructuur, ouderenbetrokkenheid, we zullen omgaan met meertaligheid, duurzame en leefbare stad’. Maar ik zie niets concreets waar dat meerjarenplan naartoe gaat.
Ik zie ook geen termijn. Ik wil natuurlijk weten waar er sportinfrastructuur en scholen zullen worden gebouwd, welke budgetten daarvoor voorzien zijn. Het is een mooie lay-out, maar ik zie niet zoveel concrete doelstellingen. Wij als beleidsmakers in Brussel, kunnen natuurlijk met leuke, vage ideetjes afkomen, maar het komt er natuurlijk op aan dat we het leven van de Vlaamse Brusselaars, de Brusselse Vlamingen beter maken en dat we ook concreet kunnen zijn over wat ze mogen verwachten.
Wat me altijd verwondert, is de aversie die er bestaat binnen de VGC, het lokale bestuur van Vlaanderen in Brussel, voor het woordje ‘Vlaams’. We hebben al gedebatteerd over de Nederlandstalige Brusselaar. Het Vlaams onderwijs in Brussel heeft een kwaliteitslabel, en dat weten anderstaligen. Dat weten zeker ook de nieuwkomers. Ik vraag me altijd af waarom de VGC als lokaal bestuur in Brussel geen gebruik maakt van dat kwaliteitslabel om aan te tonen dat al wat Vlaanderen in Brussel doet, ten goede komt, niet alleen van Brusselse Vlamingen, maar ook van anderstaligen. Waarom kleeft het hetzelfde Vlaamse kwaliteitslabel niet op alle initiatieven die vanuit Vlaanderen, rechtstreeks of onrechtstreeks via de VGC, in Brussel worden genomen? Ik zie het N-netwerk waarover we in de vorige legislatuur hebben gediscussieerd. Ook in de VGC leefde dat debat: ‘We zijn geen Vlaamse Gemeenschapscommissie, neen, we zijn een Nederlandstalige gemeenschapscommissie.’ Dat debat is afgesloten en gelukkig blijft de VGC. Maar ik stel vast dat er een bepaalde afkeer, een bepaalde schaamte over bestaat.
Ik zal afronden, voorzitter, maar ik wil natuurlijk tot mijn punt komen. Men kan proberen om dat Vlaamse kwaliteitslabel te gebruiken. Minister, op welke manier werd u als minister van de Vlaamse Regering betrokken bij de totstandkoming van dit strategisch meerjarenplan? Welke concrete bemerkingen werden vanuit de Vlaamse Gemeenschap met betrekking tot dit plan gegeven?
Hoe beoordeelt u als minister de inhoud van dit meerjarenplan? Ik doel dan onder andere op de concrete acties, ook ten aanzien van uw beleids- en begrotingstoelichting (BBT) en uw beleidsplan voor Brussel.
Welke acties zult u ondernemen om de naleving van het Vlaams regeerakkoord en de beleidsprioriteiten van de Vlaamse Regering door het VGC-College te garanderen?
Op welke manier zult u samenwerken met VGC opdat er duidelijkheid komt met betrekking tot de investeringen van de VGC in Brussel en de overeenstemming ervan met het beleid van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel?
Mijnheer Vanlouwe, kunt u zich bij uw volgende vragen alstublieft houden aan de spreektijd van vijf minuten? Dat komt overeen met een A4.
Minister Dalle heeft het woord.
Mijnheer Vanlouwe, u weet dat de VGC een participatief traject heeft opgezet, Stadspiratie, waarbij burgers, middenveldorganisaties en lokale besturen werden bevraagd. Dat traject werd, heb ik begrepen, begeleid door een aantal professionele bedrijven als Indiville, Levuur en Tree Company, specialisten in participatie- en inspraakprocessen en in hedendaags stakeholderbeleid. Naast Stadspiratie was er ook een uitgebreide Ronde van Brussel voor schoolteams en de adviesbevraging bij de adviesraden.
Deze methodiek heeft naar mijn inschatting het potentieel om een bredere insteek en betrokkenheid mogelijk te maken op basis waarvan dan beleidskeuzes werden gemaakt die politiek zijn vertaald in het strategisch meerjarenplan 2021-2025.
Om de vragen goed in perspectief te plaatsen, wil ik er toch wel op wijzen dat we ons momenteel in een overgangsperiode bevinden. De Vlaamse Regering heeft namelijk een ongelooflijk belangrijke stap gezet inzake de verhouding tussen de Vlaamse overheid en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. We hebben op 4 december 2020 definitief het besluit goedgekeurd dat het beleids- en beheersinstrumentarium van de VGC vernieuwt en moderniseert, met een mooi letterwoord ‘BVR BBC VGC’ genoemd: besluit van de Vlaamse Regering inzake het beleids- en beheersinstrumentarium van de VGC. Daar is ook een ontwerp van decreet aan gekoppeld, collega’s, soms wel het Brusseldecreet genoemd, dat binnenkort wordt behandeld in deze commissie.
Die nieuwe methodiek, die modern management mogelijk maakt, zal de VGC de mogelijkheid maar ook de taak geven om vanaf 2022 te komen tot één meerjarenplan naar het voorbeeld van de lokale besturen in het Vlaams Gewest, bestaande uit een strategische nota, een financiële nota en een toelichting. Door die methodiek worden beleidsplanning en begroting aan elkaar gekoppeld.
Ik denk, collega Vanlouwe, dat in die nieuwe aanpak de antwoorden op uw vragen vervat zitten. Ik heb als Vlaams Brusselminister met raadgevende stem in het College uiteraard kennis kunnen nemen van het plan dat door het College werd goedgekeurd op 30 november 2020. Maar dat strategisch meerjarenplan 2021-2025 moet nu het komende jaar vertaald worden naar een meerjarenplan 2022-2025 in de zin van onze totaal nieuwe methodiek, die het licht zal zien dankzij dat besluit van de Vlaamse Regering en het ontwerp van decreet dat we hier binnenkort zullen bespreken. Gezien de gezamenlijke ambitie van de Vlaamse overheid en de VGC voor een overlegd en geïntegreerd Vlaams gemeenschapsbeleid in Brussel, zijn een goede samenwerking en afstemming inderdaad belangrijk.
Ik reken erop dat de omschakeling naar een meerjarenplan 2022-2025 op een goede en efficiënte manier zal verlopen en dat dat ook zal kunnen op basis van de strategische planning die nu voorligt. Het strategisch meerjarenplan 2021-2025 werkt al vanuit een beleidsplanning die steunt op beleidsdoelstellingen, actieplannen en acties.
Die vormen natuurlijk voor de VGC het inhoudelijke raamwerk van het meerjarenplan. Indien nodig kunnen zij in de loop van de komende jaren verder evolueren of weggestuurd worden. Die doelstellingenactieplannen en acties kunnen gemakkelijk omgezet worden naar die meerjarenplanning 2022-2025 in de zin van onze nieuwe regelgeving. Ik vraag daarbij bijzondere aandacht voor een aantal elementen. Zoals in de vraagstelling ook is aangegeven, bevat het voorliggende strategisch meerjarenplan nog geen rechtstreekse koppeling met een begroting of met een financiële meerjarenplanning. Het geeft opnieuw weer wat de concrete financiële gevolgen zijn van de acties en actieplannen die worden voorgesteld om de doelstellingen te realiseren. De nieuwe BBC-regelgeving biedt de VGC de mogelijkheid – en het is ook haar taak – om daar een oplossing aan te bieden en deze informatie transparant voor te stellen in het meerjarenplan 2022-2025 en de bijhorende rapportering. De sterke en directe koppeling tussen de inhoudelijke componenten van het beleid en de financiële gevolgen ervan is een van de kernelementen van het BBC-concept.
Collega's, het is natuurlijk belangrijk dat in de transitie- en voorbereidingsperiode hieraan voldoende aandacht wordt geschonken, zodat een transparante voorstelling wordt gegeven van het beleid en de financiële gevolgen ervan.
Collega Vanlouwe, ik kom tot uw derde en vierde vraag. Ik denk dat daar de essentie is dat we moeten blijven inzetten op een goed partnerschap met de VGC, inclusief samenwerking tussen de VGC-Collegeleden en mijn collega-ministers in de Vlaamse Regering. Ik geef u enkele voorbeelden daarvan van investeringen waarbij er een duidelijke complementariteit is tussen beide overheden. De besteding van de covidmiddelen bijvoorbeeld, waarbij we een noodfonds Cultuur en Jeugd voor Brussel hadden, zijn onderling goed op elkaar afgestemd. Dankzij de samenwerking met de VGC en mijn noodfonds Brussel kregen alle ingediende schadedossiers compensatie. Bovendien heeft de Vlaamse Gemeenschap extra middelen toegekend aan de VGC, waardoor de VGC een aantal lokale cultuur-, jeugd- en sportverenigingen kon ondersteunen met extra betoelaging, waar wij vanuit de Vlaamse Gemeenschap vooral hebben ingezet op de bovenlokale organisaties. Het is een voorbeeld van hoe de samenwerking op financieel vlak rendeert.
Ik verwijs ook naar de sectorale plannen rond mijn eigen bevoegdheid Jeugd, maar ook rond de bevoegdheden van mijn collega-ministers Jambon, Cultuur en Erfgoed, Somers, Stedenfonds, Weyts, Sport en rond Armoede en Lokaal sociaal beleid. Dit gaat over de vertaling van het strategisch meerjarenplan 2021-2025 van de VGC naar de bepalingen de Vlaamse decreten. Ook dat is een voorbeeld van waar er sterk wordt gewerkt aan afstemming tussen de beleidsdoelstellingen van de Vlaamse Gemeenschap en die van de VGC.
Die documenten geven een specifieke invulling aan het beleid van de Vlaamse Gemeenschap, afgestemd met de betreffende ministers en ook hun administraties.
Tot slot wil ik ook nog meegeven dat ik ook de komende jaren plan om, zoals in de beleidsnota was toegelicht, het investeringsbeleid van onze beide overheden in Brussel op een goede manier op elkaar af te stemmen.
Collega Vanlouwe, ik denk dat ik daarmee heb geantwoord op uw verschillende vragen. De essentie zit dus vervat in ons nieuwe instrumentarium. Daar is nog niet zoveel over gezegd, maar ik kijk uit naar de discussie, ook in deze commissie. U zult kunnen zien dat het een bijzonder ingrijpende wijziging is in de verhouding tussen de Vlaamse overheid en de VGC, die ervoor zal zorgen dat de VGC op een modernere manier zal kunnen omgaan met strategische planning en dat er ook veel meer transparantie zal komen in de koppeling tussen beleidsdoelstellingen en financiële gegevens.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw toelichting. Ik sluit me aan bij uw standpunt dat er een stap vooruit is gezet in de beslissing die in december is genomen inzake het beleids- en beheersplan.
Ik hoop dat dit een duidelijk stramien voor de werking van het meerjarenplan van de VGC is. Het is beter binnen een bepaald kader te werken dan te werken met vage ideeën, participatieprojecten met tien deelnemers en postkaarten die worden rondgestuurd om ideeën te krijgen die de bevoegdheid volledig te buiten gaan. Het is goed te werken met een duidelijk schema dat door de Vlaamse Regering is bepaald. Ideeën kunnen uiteraard altijd opborrelen en zullen dan langs de geëigende politieke structuren bij de beleidmakers van de VGC of van de Vlaamse Regering terechtkomen. Ik steun u volledig. Het is beter in de toekomst volgens dat stramien te werken dan te werken met een vaag participatietraject waarvan ik betwijfel of het representatief is voor wat bij de bevolking leeft. Ik steun u alleszins.
Wat me vooral opvalt, is dat u verwijst naar de goede samenwerking die u uiteraard nastreeft. Als het om de concrete cijfers gaat, verwijst u echter naar de sectorale plannen en naar het noodfonds. Op basis van verschillende projecten en dossiers zijn inderdaad vergoedingen toegekend om de coronacrisis te doorstaan. Voor mij moet dit duidelijk zijn en zekerheid bieden. Er moet een financiële ondersteuning zijn. Ik heb dat liever dan een meerjarenplan met vage ideetjes. Dat lijkt soms wat op de wijze waarop partijprogramma’s in het verleden werden opgesteld. Die programma’s doorstonden niet altijd de toets van een audit of een doorlichting. Het is voor de Brusselse Vlamingen beter daartoe te komen.
Tot slot zal de VGC het woord ‘Vlaams’ in het strategisch meerjarenplan proberen te verbergen. Ik neem aan dat u ook van mening bent dat we er, als de zeer open gemeenschap die we in Brussel en in de rest van Vlaanderen altijd zijn geweest, van uitgaan dat we Brusselse Vlamingen zijn en dat we ons richten tot de Brusselse Vlamingen en tot iedereen die zich aangetrokken voelt en zich goed voelt bij die Vlaamse gemeenschap. Ik spreek genoeg met anderstaligen en ik ken genoeg anderstaligen die hun kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs, de Vlaamse gemeenschapscentra, de culturele instellingen, Muntpunt en dergelijke sturen. We moeten ervoor ijveren dat de mensen van de VGC ambassadeurs van Vlaanderen in Brussel en van onze hoofdstad in Vlaanderen blijven.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is belangrijk erop te wijzen dat het meerjarenplan niet verplicht is. U hebt gelijk wanneer u stelt dat nu instrumenten worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat dit proces kan worden verbeterd. Ik ben daar alleszins niet tegen. Het voorliggend meerjarenplan heeft zeker grote verdiensten, maar ik kijk ook uit naar de besprekingen over de veranderingen die we aan de verschillende samenwerkingsvormen willen aanbrengen. In dat opzicht wil ik u nog om een verduidelijking vragen. Andere systemen om tot een meerjarenplan te komen, zijn volgens mij niet in tegenspraak met deze terechte en belangrijke pogingen van de VGC om aan inspraak te werken.
Mijnheer Vanlouwe, u hebt zelf gezegd dat uw kapsel aan de coronacrisis te wijten is. Dat het hele project Stadspiratie niet fantastisch is gelukt of beter had gekund, is ook een gevolg van de coronacrisis.
Ik denk dat we ook moeten kijken naar de goede elementen die in de inspraakmomenten naar voren zijn gekomen. Ook daar moeten we nagaan wat we in de toekomst kunnen verbeteren.
Minister, de plannen die u hebt en die u in samenspraak met de VGC maakt om heel dat bestuurlijke proces te vernieuwen, zijn toch niet in tegenspraak, mag ik hopen, met de bedoeling van de VGC om ook de Brusselaar te betrekken bij de plannen die worden opgemaakt. Ik hoop dat u de VGC zult aanmoedigen om de processen van participatie juist te verdiepen, en niet, zoals collega Vanlouwe voorstelt, in de koelkast te stoppen.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Ik sluit me uiteraard aan bij alles wat collega Vanlouwe heeft gezegd, en ik wil graag dieper ingaan op het Vlaams onderwijs in onze hoofdstad. De VGC is ook hier een prioritaire partner van de Vlaamse Gemeenschap. Het komt er concreet op neer dat de VGC op lokale schaal een verlengstuk moet maken op het onderwijsbeleid van Vlaanderen in Brussel. Om dit te realiseren, zijn goede afspraken en vooral een gedeelde visie essentieel.
Ik heb het strategisch meerjarenplan met grote interesse doorgenomen, met bijzondere aandacht voor het onderwijs- en talenluik. Het plan bevat enkele opmerkelijke doelstellingen zoals, ik citeer: “We ondersteunen initiatiefnemers die vormen van meertalig onderwijs en meertalig opvoeden willen ontwikkelen.”
Dit baart me toch wat zorgen, want het Vlaams regeerakkoord stipuleert met betrekking tot deze materie het volgende: “Meertaligheid bij de leerlingen is een doel dat binnen het Vlaams decretaal kader moet bereikt worden.”
Dit voornemen van de VGC lijkt dus voorbij te gaan aan de duidelijke decretale visie met betrekking tot die meertaligheid. De VGC-doelstelling ligt dus meer in lijn met de doelstellingen uit het regeerakkoord van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Nochtans is Onderwijs een gemeenschapsbevoegdheid. Ik citeer uit het Brusselse regeerakkoord: “De organisatie van meertalig openbaar onderwijs staat dan ook centraal in de reflectie om de Brusselaars de talen beter te leren beheersen.”
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering stelde voor de eerste keer zelfs een minister van Meertaligheid aan die de meertaligheid in Brussel, maar vooral in het onderwijs in Brussel, moet versterken.
De startnota van deze bevoegdheid begeeft zich dan ook op een aantal terreinen waarvoor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest helemaal niet bevoegd is. De functie wordt uitgevoerd door Sven Gatz, die in het college van de VGC dan weer bevoegd is voor het onderwijs en de scholenbouw.
Minister, hoe evalueert u de bovengenoemde doelstelling over meertalig onderwijs? Beschouwt u die doelstelling als conform aan of tegenstrijdig met de beleidskeuzes van de Vlaamse Gemeenschap inzake onderwijs? Zult u een initiatief nemen om in gesprek te gaan met collegelid Gatz om zijn beleidsintenties in het kader van het strategisch meerjarenplan te verduidelijken? Op welke manier zult u de uitwerking van het strategisch meerjarenplan inzake onderwijs verder opvolgen met het VGC-College?
Minister Dalle heeft het woord.
Mevrouw Tavernier, ik kan hier niet uitvoerig ingaan op het onderwijsdebat. De vraag naar meertalig onderwijs is een zeer complex debat, dat zeker de nodige aandacht verdient en met onderwijsexperten moet worden gevoerd. U bent ongetwijfeld expert in onderwijs, ik ben dat iets minder. Ik kan alleen maar zeggen dat het Vlaams onderwijs te Brussel uiteraard onderworpen is aan de Vlaamse decreten. In die zin is taal daar een essentieel aspect van. Daar bestaan regels over en die zullen door de VGC worden gerespecteerd.
Voor het overige denk ik dat we het debat over meertaligheid op een goede manier moeten voeren. Als Vlaams minister van Brussel zal het u niet verwonderen dat ik daarbij de nadruk leg op het Nederlands als onderwijstaal.
We moeten ook bekijken welke recepten kunnen leiden tot een versterkte meertaligheid in het Nederlandstalig onderwijs, uiteraard altijd met centrale aandacht voor de kennis van het Nederlands. Dit is zeker een debat waard. Ik denk dat we dat ook moeten voeren, samen met de onderwijsexperten en collega-minister Weyts.
Collega Bex, er is inderdaad geen tegenspraak tussen een participatief traject als Stadspiratie en de nieuwe beleidsplannen, dat spreekt voor zich. Ik ben niet bevoegd voor de wijze waarop de VGC inspraak organiseert. Overigens hebben we ook de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) gecontacteerd bij de voorbereiding van dat nieuwe besluit van de Vlaamse Regering en het ontwerp van decreet dat aan jullie zal worden voorgelegd. De SERV heeft ons erop gewezen dat wij niet voorzien in een participatiemechanisme, zoals wel het geval is voor de Vlaamse lokale besturen. De SERV heeft ons gevraagd regelgevend op te treden op dat vlak. We zijn uitdrukkelijk niet op die suggestie ingegaan, omdat we niet bevoegd zijn om dat ook in Brussel te doen. Dat zou een overschrijding zijn van onze bevoegdheid op dat gebied. Dat is de reden waarom we dat in het voorliggende ontwerp van decreet en in ons besluit van de Vlaamse Regering (BVR) niet hebben geregeld. Het is aan de VGC om dat te doen. Als u mijn persoonlijke mening vraagt: ik vind het een zeer goed idee om participatieve trajecten te organiseren. Ik heb dat overigens zelf ook gedaan inzake de subsidierichtlijnen voor het Brusselfonds, maar vooral ook voor de Brusselsubsidies. Er is dus geen tegenspraak tussen beide.
Tot slot, collega Vanlouwe, u hebt heel sterk de nadruk gelegd op het belang van het benoemen van het Vlaamse karakter en ook van de termen ‘Vlaams’ en ‘Vlaanderen’ in het beleid van de VGC. Ik ben Vlaams minister en maak deel uit van de Vlaamse Regering. Wij hebben een Vlaamse administratie en ik voer een Vlaams beleid in Brussel. Dat is evident. Van mij zult u geen tegenspraak horen als het gaat over het benoemen van ‘Vlaams’. Iets anders is natuurlijk ons doelpubliek. Hoe definiëren de mensen die zich richten tot de Vlaamse Gemeenschap zichzelf? Wij staan voor een open Vlaamse Gemeenschap, waarbij iedereen in Brussel die zich wil richten tot de diensten van die Vlaamse overheid, die zich van het Nederlands wil bedienen, die zich wil bekwamen in het Nederlands, bijzonder welkom is. Dat zijn inderdaad Vlaamse Brusselaars of Brusselse Vlamingen, dat hangt ervan af. Dat zijn ook, breder, Nederlandstaligen, Nederlandskundigen en mensen die het Nederlands willen leren. Er is dus zeker niets mis met de term ‘Vlaams’, ‘Brusselse Vlaming’ of ‘Vlaamse Brusselaar’, net zomin als er iets mis is met de term ‘Nederlandstalig’ of ‘Nederlandstalige Brusselaar’. De Brusselnorm, die centraal staat in ons Vlaams regeerakkoord, ambieert immers niet alleen om Brusselse Vlamingen of Vlaamse Brusselaars te bereiken, maar al diegenen die gebruikmaken van het Nederlandstalige netwerk en de Nederlandstalige diensten in Brussel.
Maar ik begrijp heel goed uw aandachtspunt. Ik geef toe dat ik me soms ook wat kan ergeren als besturen of organisaties die betoelaagd worden door de Vlaamse Gemeenschap het woord ‘Vlaams’ niet durven uit te spreken. Ik begrijp heel goed die ergernis van u, collega Vanlouwe. Het beleid van de Vlaamse overheid in Brussel heeft de Brusselse Vlamingen en de Vlaamse Brusselaars als primair doelpubliek, maar we beperken ons niet tot diegenen die zich zo definiëren.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik erger mij, net als u, inderdaad aan Vlaamse instellingen in Brussel die zich vooral niet willen profileren als een Vlaamse instelling maar wel met uitgestoken hand bijzonder graag de subsidies ontvangen.
Zoals ik al zei, bestaat een Vlaamse kwaliteitslabel wel degelijk, zeker met betrekking tot onderwijs.
Het is zeker de taak van de Vlaamse Regering en ik hoop ook van het VGC-College om dat verder uit te dragen. Ik herinner me zeer goed hoeveel verzet er was van bepaalde instellingen die zelfs gesubsidieerd werden door Vlaanderen om nog maar het logo van de Vlaamse overheid uit te hangen. Ik weet dat zeer goed. Er zijn nu nog altijd Vlaamse instellingen die dat weigeren, soms met drogredenen of stedenbouwkundige redenen.
Ik zou zeggen: blijf erop inzetten dat die Vlaamse aanwezigheid in Brussel een meerwaarde is voor Brussel. We zijn inderdaad een open Vlaamse Gemeenschap die, zoals we zien in alle Vlaamse scholen in Brussel, zich niet alleen richt tot het Nederlandstalige of Vlaamse publiek maar ook openstaat voor anderstaligen die het Nederlands willen leren. Zij zijn uiteraard welkom in het volledige aanbod van de Vlaamse Gemeenschap, ik blijf dat benadrukken. Maar dan mag vanuit het beleid en zeker vanuit de VGC dat ook eens benadrukt worden. U zegt dat er niets mis is met de term Brusselse Vlaming of Vlaamse Brusselaar. Het valt me wel op in het strategisch meerjarenplan, dat zoals collega Bex zegt niet verplicht is, die term Brusselse Vlaming of Vlaamse Brusselaar nergens staat. Men gebruikt doelbewust Nederlandstalige Brusselaar in het hele debat. Ik woon exact twintig jaar in Brussel en ik heb dat zien veranderen. Terwijl Vlaanderen net een kwaliteitslabel werd, zag ik vanuit het VGC-College een beleid om zich ertegen af te zetten. Ik zeg altijd dat sommigen de tak aan het afzagen zijn waarop zij zelf zitten. Ik ben ervan overtuigd dat de Vlaamse Regering daar niet aan meedoet.
Minister, ik heb nog een kleine korte vraag: hebt u er enig idee van wat de kostprijs was van dit niet-verplicht meerjarenplan, dat volgens mij bijzonder vaag en niet onderbouwd is? Hebt u enig idee wat de kostprijs was van dit hele burgerparticipatietraject? Kunt u dat nu zeggen of moet ik daar een schriftelijke vraag over stellen?
Minister Dalle heeft het woord.
Ik heb hier in mijn dossier geen cijfers staan, ik kan u dat nu niet meedelen, maar ik kan dat desgewenst laten opvragen.
De heer Vanlouwe heeft het woord
Ik zal er een schriftelijke vraag over stellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.