Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Voorzitter, in oktober 2020 heeft minister van Binnenlands Bestuur Somers in een kadernota zijn visie op regiovorming uitgewerkt. De Vlaamse Regering wil inzetten op regiovorming, waardoor meer coherentie en coördinatie wordt gebracht in de verschillende intermediaire structuren op het vlak van mobiliteit, zorg, klimaat, energie, wonen, veiligheid en dergelijke. De Vlaamse Regering wil niet van bovenaf een zoveelste nieuwe bestuurlijke logica opleggen, maar wil van onderuit vertrekken. De traditionele verkokerde bestuursbenadering blijkt te botsen op de limieten van de coördinatie en slaagt er slechts beperkt in aan de regionale uitdagingen en de problemen inzake verdeling of herverdeling tegemoet te komen. Vlaanderen lijkt soms wat te ver af te staan en de lokale besturen halen aan dat ze niet over alle vereiste expertise, instrumenten of middelen beschikken om hun visie te realiseren.
Regiovorming is dan ook een essentieel onderdeel van het hervormingstraject naar één woonmaatschappij per werkingsgebied. De lokale besturen zijn nu aan zet om, uiteraard in overleg met de woonactoren, de puzzel van de werkingsgebieden te leggen. Deze puzzel is bovendien onlosmakelijk verbonden met de regiovorming door de lokale besturen.
Minister, kunt u kort nog eens een stand van zaken geven over de eengemaakte woonactoren? In welke fase van het proces bevinden we ons nu? Kunt u duidelijkheid scheppen met betrekking tot de vraag of de werkingsgebieden van de eengemaakte woonactoren moeten samenvallen met de respectievelijke referentieregio’s waaronder ze vallen? Hoeveel mensen zullen woonactoren moeten bereiken om aan de door u vooropgestelde doelstellingen te voldoen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, ik zal de eerste drie vragen gebundeld behandelen. Kort samengevat, bestaat het proces waarin de bestaande sociale verhuurkantoren (SVK’s) en sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) zich tot woonmaatschappijen omvormen uit twee grote fases.
De eerste fase is in oktober 2020 gestart en zal ertoe leiden dat de Vlaamse Regering de werkingsgebieden afbakent waarin de beoogde woonmaatschappijen nog als enige actor actief zullen zijn. Zodra dat is gebeurd, komen we in de tweede fase, waarin een vennootschap een erkenning als woonmaatschappij kan krijgen als ze aan alle erkenningsvoorwaarden voldoet. Die tweede fase zal ten vroegste in het najaar van 2021 starten. Eerst moeten de decretale bepalingen die noodzakelijk zijn om de werkingsgebieden en de woonmaatschappijen te vormen door het Vlaams Parlement worden goedgekeurd.
De parlementaire behandeling van die decretale bepalingen wordt verwacht na het paasreces van dit jaar. Op 18 december 2020 heeft de Vlaamse Regering alvast het voorontwerp van decreet goedgekeurd. Na de verwerking van eventuele opmerkingen zal het voorontwerp van decreet een tweede keer ter principiële goedkeuring aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd en daarna voor advies naar de Raad van State worden verstuurd. Na de verwerking van dat advies zal de parlementaire behandeling van de decretale bepalingen kunnen starten.
Om de regierol van de gemeenten in deze hervorming ten volle te laten spelen, zal de Vlaamse Regering de werkingsgebieden afbakenen op advies van de lokale besturen, die daarvoor op hun beurt het advies inwinnen van de SHM’s en de SVK’s die op hun grondgebied werkzaam zijn. Daarvoor heb ik alle burgemeesters op 23 oktober 2020 een brief gestuurd waarin hen is gevraagd om, in overleg met hun collega-burgemeesters, tegen 31 oktober 2021 een voorstel in te dienen.
De brief bevatte ook de criteria waarmee in dat voorstel rekening moet worden gehouden. Met deze criteria willen we de gesprekken helpen te kanaliseren en zo tot werkbare voorstellen te komen die aan de opgesomde ambities en de bovenlokale uitdagingen tegemoetkomen. Deze criteria vormen de krijtlijnen waarbinnen de gesprekken met alle betrokken actoren kunnen plaatsvinden om een lokaal draagvlak te creëren.
Ik overloop de criteria met betrekking tot het werkingsgebied die in mijn brief van 23 oktober 2020 waren opgenomen. Er kan slechts één woonactor per gemeente zijn, maar een woonactor kan in meerdere gemeenten actief zijn. De werkingsgebieden worden best afgestemd op de referentieregio’s die de Vlaamse Regering wil vastleggen. Dat betekent dat het werkingsgebied van de woonmaatschappij niet per se met de referentieregio’s moet samenvallen, maar er wel binnen moet vallen. Er is één aaneensluitend en niet-overlappend werkingsgebied per woonmaatschappij. Een werkingsgebied mag geen ander werkingsgebied omsluiten, tenzij dat omsloten werkingsgebied uit meerdere gemeenten bestaat.
Een aantal van deze criteria zijn in het reeds vermeld voorontwerp van decreet opgenomen. Zo bepaalt het voorontwerp van decreet dat de Vlaamse Regering één woonmaatschappij erkent per werkingsgebied dat uit geografisch aaneensluitende gemeenten moet bestaan. De Vlaamse Regering kan uitzonderingen hierop toestaan wanneer de lokale besturen dit op gemotiveerde wijze vragen in hun advies over het af te bakenen werkingsgebied. Dat is allemaal in het voorontwerp van decreet te vinden.
Om de lokale besturen te ondersteunen in het proces om tot een advies te komen, zullen vanaf begin februari 2021 facilitators beschikbaar zijn. Die facilitators zijn externe ondersteuners die door mijn administratie zijn aangezocht en zullen op kosten van de Vlaamse overheid ter beschikking van de lokale besturen worden gesteld. Hun taak bestaat erin de lokale besturen die dat wensen te begeleiden in het proces dat ze moeten doorlopen om tot het gevraagde advies over het af te bakenen werkingsgebied te komen.
Ik heb vanuit verschillende hoeken in Vlaanderen vernomen dat burgemeesters inmiddels zelf aan de slag zijn gegaan om de gesprekken te starten of de betrokken lokale woonactoren de opdracht hebben gegeven om opties te onderzoeken en aan te reiken. Nu de Vlaamse Regering het voorontwerp van decreet dat dit allemaal mogelijk moet maken een eerste keer principieel heeft goedgekeurd, en nu snel facilitators kunnen worden ingezet om het proces te begeleiden om een voorstel van werkingsgebied uit te werken, verwacht ik dat de lokale besturen zich nog meer gesteund zullen voelen om tot actie over te gaan. We vragen de lokale besturen dan ook om ten laatste op 31 oktober 2021 een voorstel van werkingsgebied in te dienen dat ze in onderling overleg hebben bereikt, dat ze op het lokaal woonoverleg hebben besproken en dat door de gemeenteraad wordt gedragen. De Vlaamse Regering moet niet alle werkingsgebieden meteen in een beslissing afbakenen, maar kan dit een per een doen. De Vlaamse Regering wil ten laatste in het midden van 2022 alle werkingsgebieden in Vlaanderen hebben vastgesteld.
Op de vraag hoeveel mensen een woonactor zou moeten bereiken om de doelstellingen van de bestuurlijke hervorming tot woonmaatschappijen te realiseren, kan ik geen eenduidig antwoord geven. Die keuze hangt in belangrijke mate af van de lokale besturen zelf. De voorwaarden die Vlaanderen in verband met de minimale schaal zal opleggen, bouwen voort op de verplichtingen die in het Performantiedecreet aan de SHM’s zijn opgelegd. Los van het aantal woningen die een woonmaatschappij op de private markt huurt, moet ze over minimaal duizend sociale huurwoningen in beheer beschikken. Of die schaal voldoende is om de lokale uitdagingen aan te pakken, is een keuze van de lokale besturen zelf. Met hun voorstel van werkingsgebied hebben ze de sleutel daartoe zelf in handen.
Er is me gevraagd of de werkingsgebieden met de referentieregio’s moeten samenvallen. De algemene regiovorming behoort tot de bevoegdheid van minister Somers. Dit proces is lopende. De referentieregio’s die in het voorjaar van 2021 definitief zullen worden vastgelegd, worden in het traject tot vorming van de woonmaatschappijen als een belangrijk richtinggevend streefdoel aanzien. Ze vormen vooralsnog geen harde grens. Op die manier wil ik het project maximale slaagkansen geven. Het opleggen van een harde grens vermindert de slaagkansen van deze moeilijke operatie.
Dit staat niet in de weg dat ik de heel moeilijke uitdaging van minister Somers ondersteun om door de vorming van de referentieregio’s eindelijk wat orde in het intergemeentelijk landschap te brengen. Dat is een goede, maar niet evidente aanpak.
Uit een eerste analyse blijkt dat het werkingsgebied van een aantal SHM’s de grenzen van de referentieregio’s overschrijdt. Gezien de belangrijke implicaties van een aanpassing van de werkingsgebieden, zal bij de uiteindelijke afbakening van de werkingsgebieden worden geanalyseerd of de voordelen van een werkingsgebied dat volledig in een referentieregio valt in verhouding staan tot de inspanningen die hiervoor moeten worden geleverd.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, u hebt aangehaald dat de regiovorming een hele uitdaging zal zijn, niet enkel met betrekking tot de woonmaatschappijen, maar op verschillende vlakken. Daar ben ik me erg van bewust.
We hebben het vorige week in de commissie al gehad over de facilitators en de externe ondersteuning die op kosten van de Vlaamse overheid zal worden aangeboden. Dat is een heel goede zaak die ik alleen maar kan toejuichen. Het is belangrijk dat de Vlaamse overheid de gemeenten duidelijke en correcte informatie geeft, zodat iedereen alles tijdig klaar zal hebben. We hebben gelezen dat de gemeenteraden dit nog moeten goedkeuren.
Ik ben heel gelukkig te horen dat u de lokale besturen de vrijheid geeft om zich op eigen initiatief te groeperen. U laat die harde grenzen het liefst achterwege en u zult zich beperken tot het uittekenen van de belangrijkste krijtlijnen. Ik denk dat de lokale besturen nog vragen hebben, maar dat lijkt me typisch voor de start van dit proces, zeker omdat het om grote hervormingen in het landschap van de sociale huisvesting gaat.
Minister, ik heb nog een bijkomende vraag over de regiovorming, die ik vanuit het lokale bestuursniveau graag naar deze commissie breng. Ik besef dat het misschien nog te vroeg is en dat u misschien niet meteen een antwoord kunt geven, maar u mag me dat antwoord nadien schriftelijk bezorgen. Het gaat over de rol van de provinciebesturen in dit verhaal. U weet dat de provinciebesturen soms, en zeker in mijn eigen provincie, Limburg, participeren aan en vertegenwoordigd zijn in de bestuursorganen van de SHM’s. De afgelopen jaren zijn de provinciebesturen uit de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden moeten treden. Mijn concrete vraag is wat met de provincies zal gebeuren. Welke rol zullen de provincies nog mogen of moeten spelen?
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, heb ik u goed begrepen dat de werkingsgebieden, mits onderbouwing en degelijke argumentatie, niet meer met de regiovorming moeten samenvallen? Naarmate de weken verstrijken, maak ik me meer en meer zorgen om de haalbaarheid van dit dossier. Ik heb nog twee additionele vragen.
Ten eerste moet de vorming van de werkingsgebieden tot nu toe allemaal vrij organisch verlopen. U hebt op 23 oktober 2020 een brief verstuurd, maar die brief heeft bij de lokale besturen voor veel vragen gezorgd die nu nog altijd niet zijn beantwoord. In een aantal gemeenten en steden werkt dit net verlammend. Mijn vraag is of dit, mits de autonomie van de lokale besturen wordt gerespecteerd, niet meer moet worden begeleid. Kan een provinciegouverneur, bijvoorbeeld, hier geen rol in spelen? De provinciegouverneur heeft soms burgemeestersoverleg. Kan dat daar niet eens worden besproken, zodat de gemeenten en de steden tenminste van elkaar weten wat ze doen, met wie ze spreken en hoe ze dit zien. Ik krijg meer en meer signalen dat het, zeker gezien de krappe deadline, niet goed loopt. Dat is misschien overdreven, maar er is nog heel veel verwarring.
Twee, u spreekt nu over die facilitators, die er begin februari komen. Hoeveel zijn dat er? Het is goed dat ze er komen, maar u hebt veel meer beloofd: u hebt een pool van experten beloofd, u hebt een vorming vanwege de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) beloofd. Hoe zit het daarmee? Ook dat heeft vertraging opgelopen: u had het beloofd voor eind 2020, maar dat komt er nu pas aan en ik ben benieuwd naar die twee andere. Dat moet dan allemaal tegen oktober 2021 geregeld zijn door de lokale besturen, terwijl u al heel sterke vertraging hebt opgelopen. Ik begin mij daar – ik ga daar eerlijk over zijn – meer en meer vragen bij te stellen, ten eerste bij de haalbaarheid en ten tweede bij uw rol, die u vandaag veel te weinig opneemt in heel dit proces.
De heer Veys heeft het woord.
Ik had eigenlijk een beetje dezelfde vragen als collega Verheyen. Ik heb het ook niet heel duidelijk gehoord. Ik heb gehoord dat er geen harde grens komt, wat dus betekent dat er een zachte grens komt. Dat zijn de richtinggevende criteria. Nu, in uw brief aan de burgemeesters stond dat die werkingsgebieden binnen de referentieregio’s moesten vallen, minister. In het ontwerpdecreet zien we dat anders geformuleerd staan. Moeten die daar nu binnen vallen, ja of nee?
Bijkomende vraag: dat voorstel van referentieregio’s kwam van minister Somers, en die worden eind dit jaar vastgelegd. Is het mogelijk dat u dan wel zegt dat die binnen de referentieregio’s moeten vallen? Hangt dat af van welke kant dat uitgaat?
En ik sluit mij graag aan bij collega Moerenhout: de timing was al heel strak. We zijn nu wat tijd aan het verliezen. Bent u er nog altijd van overtuigd dat 1 januari 2023 zal lukken om deze operatie te voltooien?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik vind het jammer dat ik bij de twee voorgaande sprekers zo’n grote ongerustheid hoor. Ik wil gewoon vragen om het proces voor een stukje ook een kans te geven. Ik vind het een bijzonder relevante vraag van collega Verheyen. Ik heb de indruk dat de gemeenten, de lokale besturen, op dit moment heel wat informatie krijgen en dat er actief wordt ingezet op het voorzien in informatie. Ik zie hier voor mij een mail van Wonen Vlaanderen naar de steden en gemeenten, waarin staat dat men het mogelijk maakt voor een huisvestingsmaatschappij om bij de zoektocht naar een werkingsgebied op te vragen welke woonactor hoeveel sociale woningen verhuurt, wie sociale koopactiviteiten ontwikkelt en hoeveel grondreserves er in bezit zijn. Je kunt dus echt per gemeente een overzicht van data opvragen.
Wat ik voel en zie, is dat er heel wat gebeurd is, dat er overleg is tussen sociale huisvestingsmaatschappijen en dat lokale besturen actief om zich heen kijken met wie ze het beste kunnen samenwerken. Ik wil vragen dat we hier niet bij elke vraag om uitleg de vraag stellen of we die deadline wel zullen halen. We zijn het er allemaal over eens, het is een krappe deadline, maar ik heb ook wel de indruk dat er redelijk wat beweegt en dat lokale besturen zich bewust zijn van de uitdaging die er in dezen op hen ligt te wachten. Ik zou willen vragen om dat voor een stukje een kans te geven. Als wij hier in deze commissie bij elke vraag daarover onheilspellende berichten gaan uiten, dan denk ik dat we uitkomen op een selffulfilling prophecy. Ik vind het goed dat we er kort op zitten, met onze vragen en onze gedachtewisselingen, maar ik heb de indruk dat iedereen die het door moet hebben, wel weet dat we snel moeten handelen. Dat kan eigenlijk ook wel een dynamiek geven.
Ik ben tussengekomen omdat ik me niet echt kon vinden in de voorgaande vragen. Het is absoluut belangrijk, maar ik heb de indruk dat er toch heel wat beweegt. Ik ben ook blij dat er een zachte grens is. Ik houd ervan dat mensen om zich heen kunnen kijken over hoe ze dat het beste vorm kunnen geven. Die regiovorming van minister Somers – en het is soms verwarrend, hoor – werkt volgens het matroesjkamodel: het wordt opgebouwd. We hebben ook van bij het begin aan u gevraagd, minister Diependaele, om een link te maken, wat nu ook gebeurd is. Ik heb iets meer vertrouwen in het proces tot nu toe dan mijn voorgangers. Ik denk dat men die houding misschien iets meer moet cultiveren om ondersteuning te geven aan de processen die nu lopen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik sluit me graag aan bij mevrouw Jans. Ik begrijp natuurlijk de kritische opmerkingen. Die mogen er gerust zijn. Ik heb daar geen enkel probleem mee. Want we zijn ons inderdaad bewust van de moeilijkheid van de oefening – dat hebben wij nooit weggestoken – en al zeker van het feit dat de deadline zeer krap is. Daar hebben we nooit twijfel over laten bestaan. Wij zijn wel overtuigd van de meerwaarde van die oefening. En dan is het voor ons natuurlijk zaak om die ook tot een goed einde te brengen. Dat moet uiteindelijk tot doel hebben dat we sociale huurders en kandidaat-huurders op een betere manier kunnen bedienen. Dat uiteindelijke doel, daar zijn we zeker van. Daar zijn we van overtuigd. Maar het traject ernaartoe is inderdaad niet zo gemakkelijk. Mocht ik het mijzelf gemakkelijk willen maken, dan zouden we dat natuurlijk nooit doen. Dat zou voor mij heel evident zijn. Maar wij gaan die moeilijke uitdaging aan, net om ervoor te zorgen dat we een betere dienstverlening kunnen geven aan kandidaat-huurders en sociale huurders.
De rol van de provincies is veeleer beperkt. Zij zitten natuurlijk in sommige sociale huisvestingsmaatschappijen, maar zij hebben zelf, als provincie, geen rol in het vormen van de woonmaatschappijen of in de regioafbakening.
Mevrouw Moerenhout, uw punt over de regiovorming is terecht. We hebben nu in het voorontwerp inderdaad opgenomen dat er gemotiveerd kan worden afgeweken van die referentieregio’s. Maar ik zit daar natuurlijk wat gewrongen met het feit dat de oefening van collega Somers daar tussen is komen fietsen. En ik gooi absoluut geen steen, integendeel, want ik steun die oefening. Wij waren zeer snel begonnen met onze oefening om de woonmaatschappijen op te zetten. Van in het begin van de legislatuur zijn we die beginnen uit te werken. We zijn dat ook beginnen uit te rollen. En de oefening van collega Somers is daar tussen gefietst. Nogmaals, ik steun die oefening. Het is dus zeker geen verwijt dat ik maak. Ik denk dat dat zelfs een heel moedige oefening is. Ik steun die helemaal. Maar we zaten daar op een bepaald moment wel met een probleem. Daar moet in het voorjaar nog een beslissing over genomen worden. Afhankelijk daarvan zullen wij ons nog moeten bijsturen of kijken hoe het loopt.
Ik neem u dat voor alle duidelijkheid niet kwalijk, mevrouw Moerenhout, maar u hoort slechte signalen. Wij krijgen ook te horen dat het op sommige plaatsen zeer moeilijk is. Ik ga dat niet onder stoelen of banken steken. Het is trouwens partijgrensoverschrijdend. Binnen alle partijen zijn er moeilijkheden. Ik heb bijvoorbeeld al een verhaal gehoord van persoonlijke banden die het allemaal zeer moeilijk maken. Maar we krijgen ook zeer veel mogelijkheden van sociale huisvestingsmaatschappijen die daar met goede moed aan beginnen, die daar absoluut de meerwaarde van zien en die dat zonder problemen zullen uitrollen. Zelfs voordat wij deze oefening begonnen, waren er al dergelijke fusies en gesprekken afgerond. Nu het gaande is, wordt weer ingepikt op oude gesprekken. Ik begrijp natuurlijk dat u op de moeilijkheden wijst. Die zijn er. Ik ontken die ook niet. Maar het is zeker ook zo dat het op sommige plaatsen heel vlot loopt. Dat mag ook gezegd worden.
Wat betreft uw vragen over de facilitators: dat vind ik geen eerlijke houding. Mevrouw Verheyen had hier een korte stand van zaken gevraagd. We hebben bij vorige vragen om uitleg al de volledige plejade gegeven van alle ondersteuning die we bieden. We hebben die nu inderdaad niet allemaal herhaald, omdat dat ook niet onder de vraag van mevrouw Verheyen viel. Nu zeggen dat er verwarring is, dat het er niet meer is, dat we andere dingen beloofd hadden, dat we onze beloftes niet nakomen, dat vind ik niet eerlijk, mevrouw Moerenhout. Het is in elk geval zo, als het over de facilitators gaat, dat er per provincie een team wordt aangeduid om dat te gaan begeleiden. Dat is er dus wel. Voor de andere zaken kan ik u terugverwijzen naar de vorige vragen om uitleg.
Mijnheer Veys, ik heb heel duidelijk aangegeven, in alle eerlijkheid en openheid, dat we ons bewust zijn van de moeilijkheid van deze uitdaging. Maar we willen die wel degelijk doen. Ik houd op dit moment nog altijd vast aan die datum van 1 januari 2023. Het zou ook echt geen goed beleid zijn om als we nog maar aan het prille begin van een oefening zitten, al te gaan bijsturen en uitstellen. Neen, ik houd vast aan die datum van 1 januari 2023. Dat blijft ons voornemen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik vind het ook altijd jammer dat telkens als dit thema aangehaald wordt, er vaak negatief gereageerd wordt. We beseffen ook dat het een heel grote uitdaging is en dat de timing ambitieus is, maar ik denk dat heel wat lokale besturen momenteel ook voor een grote uitdaging staan op zeer korte termijn. Ik heb het dan over de vaccinatiecentra. Als we daar allemaal heel negatief over gaan doen, raakt dat ook allemaal niet klaar. Ik vind dat een beetje jammer.
Ik hoor ook positieve verhalen, echt waar. Ik hoor heel wat positieve verhalen, maar daar ga ik nu niet verder over uitweiden. Wat wij vooral moeten onthouden, is de opzet van het verhaal, namelijk dat de behoeftige van de sociale huisvesting hier beter van moet worden en er ook beter van zal worden, met één aanspreekpunt per regio per persoon. We moeten die expertise bundelen en de slagkracht van die woonactoren verhogen. Dat is waar het hier eigenlijk om draait.
De vraag om uitleg is afgehandeld.