Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, in de meeste gemeenteraden is het budget voor 2021 ondertussen goedgekeurd en is het nieuwe jaar al uit de startblokken geschoten. Verschillende lokale politici contacteerden me, omdat ze willen weten hoe ze kunnen genieten van de Vlaamse steun voor investeringen in fietsinfrastructuur. U hebt vorig jaar immers aangekondigd dat in het kader van het relanceplan Vlaamse Veerkracht van de Vlaamse Regering voorzien was in een investeringssubsidie van 150 miljoen euro voor de lokale besturen voor de aanleg en het structureel onderhoud van gemeentelijke fietsinfrastructuur.
Ik diende intussen een schriftelijke vraag in om meer te weten over de modaliteiten, maar ik blijf toch nog een beetje op mijn honger zitten. Zo antwoordde u dat het zal gaan om een systeem van trekkingsrechten met een geplafonneerd bedrag op basis van het aantal inwoners, maar het is niet duidelijk of onze lokale besturen mogen uitgaan van een procentuele verdeling dan wel of er nog een voorafname moet gebeuren voor de grotere steden. Het is ook uw bedoeling om deze subsidie te koppelen aan lokale cofinanciering, waarbij het lokale bestuur zich engageert om voor elke euro subsidie, 2 euro bijkomend te investeren in gemeentelijke fietsinfrastructuur. De vraag is of dit de enige voorwaarde is.
Het mag duidelijk zijn dat onze fractie dit een heel goed voorstel vindt en we kijken dan ook uit naar de uitvoering van deze plannen. Minister, u antwoordde ook dat de uitwerking van deze maatregel nog maar in voorbereiding is, maar dat u er toch naar streeft dat de lokale besturen vanaf 2021 kunnen intekenen op deze subsidie.
De meeste lokale besturen hebben ondertussen hun begroting voor 2021 klaar en hebben ze ook al goedgekeurd in de gemeenteraad. Als de middelen voor fietsinfrastructuur nog in 2021 voorzien en uitgegeven moeten worden, dan is dit voor veel gemeentebesturen niet zo evident. Logischer zou zijn om de trekkingsrechten over verschillende jaren te spreiden, maar dat is nog niet duidelijk.
Minister, zal iedere Vlaming evenveel waard zijn? Mogen de lokale besturen nu al uitgaan van een procentuele verdeling volgens inwoners of moet er een voorafname gebeuren?
Welke bijkomende criteria zullen er voor de lokale besturen worden opgelegd?
Is er al zicht op de timing?
Hoelang zullen de lokale besturen de middelen kunnen opnemen?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Fournier, bedankt voor uw vraag, want ze geeft me de kans om een aantal zaken toe te lichten. De subsidie voor de lokale investeringen in fietspaden, het zogenaamde project Kopenhagen, is een relancemaatregel die deel uitmaakt van het plan Vlaamse Veerkracht, dat tot doel heeft de lokale investeringen een boost te geven, zodat ze kunnen bijdragen aan het economisch herstel en de transformatie die elke crisis mogelijk maakt.
Het is de kans van elke crisis dat we op een aantal vlakken een versnelling nemen. Hier spreken we van een mobiliteitsversnelling of mobiliteitsomslag naar een duurzame mobiliteit. Die willen we versnellen en op die manier kunnen we bijdragen aan onze klimaatdoelstellingen. Dit is de achterliggende filosofie: economische groei bevorderen, de mobiliteitsomslag mogelijk maken en tegelijk klimaatdoelstellingen dienen.
Om die subsidie te kunnen toekennen, moeten er bij besluit van de Vlaamse Regering (BVR) de nodige voorwaarden en contouren worden vastgesteld. Dat besluit is nog niet definitief. Mijn antwoorden zijn dus onder voorbehoud van goedkeuring door de Vlaamse Regering, die er in de komende weken moet aankomen.
We verdelen de middelen, 150 miljoen euro, op basis van de inwonersaantallen via trekkingsrechten per lokaal bestuur. Ook bij de bespreking van de begroting heb ik dat heel duidelijk gezegd. Dat wil dus zeggen dat elke gemeente per inwoner aanspraak kan maken op afgerond 22,7 euro subsidie per inwoner, ongeacht of het gaat over een kleine gemeente of de stad Antwerpen. Dat zijn de middelen die onze lokale besturen gaan krijgen. Er is geen enkele reden om te werken met voorafnames: een fietspad is een fietspad, of dat nu in een grote stad wordt aangelegd of in een plattelandsgemeente.
Welke bijkomende criteria zullen er voor de lokale besturen worden opgelegd? Eenvoud is ons doel. Ik heb me als burgemeester te vaak geërgerd aan de reglementitis die soms van bovenaf komt. We proberen dat zo eenvoudig mogelijk te maken. Het moet uiteraard gaan om de aanleg, heraanleg of het structureel onderhoud van fietsinfrastructuur. Het moet gaan om fietsinfrastructuur die wordt beheerd door de gemeenten. Fietspaden aan gewestwegen vallen buiten de scope van die 150 miljoen euro. De subsidie kan niet worden gecombineerd met andere Vlaamse subsidies voor fietsinfrastructuur. We gaan niet werken met dubbele subsidies. Dat gaan we niet doen, dat is heel duidelijk. Het project moet ook over de nodige vergunningen beschikken. We gaan geen illegale fietspaden subsidiëren. Dat is vanzelfsprekend.
De timing dan. Ik probeer de goedkeuring te bekomen in de schoot van de Vlaamse Regering medio februari. In het ontwerp van besluit wil ik besturen de kans geven om in te tekenen op deze subsidie tot september 2022. Dat geeft hun voldoende tijd om projecten te detecteren. Ik weet zelf hoe lokale begrotingen worden gemaakt, zeker investeringsbegrotingen. Mevrouw Fournier, u zult me niet tegenspreken als ik zeg dat er vaak drie, vier keer meer projecten zijn dan er uiteindelijk kunnen worden geselecteerd.
Het is nog altijd het moeilijkste voor een lokaal bestuur wanneer al die mooie projecten worden aangereikt door de lokale administratie, maar de middelen groeien niet tot in de hemel. Soms moet het bestuur heel pijnlijke keuzes maken en dus bepaalde projecten uitstellen of waarschijnlijk niet realiseren. Uit die projecten kan men opnieuw kiezen om ze nu toch te realiseren. Misschien gaat het ook om nieuwe projecten, nieuwe inzichten, die men kan meenemen.
U verwijst naar de moeilijkheid om dat op te nemen in de meerjarenplanning, maar meerjarenplanningen zijn ook levende gehelen. Ze evolueren van jaar tot jaar. Als men de kans krijgt van Vlaanderen op deze extra middelen, dan kan dat een stimulans zijn om bij de meerjarenplanning te bekijken waar men kan uitbreiden. Daar hebben ze de tijd voor tot september 2022. De uitvoering van de projecten kan ook doorlopen in de jaren nadien, maar het besluit dat in opmaak is, mikt op een aanvraag van het saldo op uiterlijk 15 september 2025.
Waarom moeten de aanvragen dan rond zijn? Dat is nog altijd een vrij strikte maar volgens mij wel realistische timing. Het zijn relancemaatregelen en we willen de economie nu een boost geven. Als we dat spreiden over tien jaar, gaat het relance-effect daarvan natuurlijk verloren. Daarom willen we deze projecten op korte termijn realiseren. U weet dat er naast elke euro uit Vlaanderen, 2 lokale euro’s gelegd worden. Op die manier kunnen we voor 450 miljoen euro relancemaatregelen nemen, die goed zijn voor een mobiliteitsomslag en goed zijn om onze klimaatdoelstellingen te halen.
Ik hoop dat deze verduidelijkingen u wat geruststellen.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Dank u, minister, voor deze duidelijke antwoorden. Ik ben vooral blij dat het project over verschillende jaren gespreid zal worden. Ik dacht dat alles al in 2021 gefinaliseerd moest zijn, maar dat is duidelijk niet het geval. Zo hebben de steden en gemeenten inderdaad de tijd om die projecten mee te nemen in hun meerjarenplanning. Bedankt daarvoor.
Er zal de komende jaren inderdaad heel veel geld gaan naar fietsinfrastructuur. Er is 335 miljoen euro van minister Peeters en 150 miljoen euro van u. Daarnaast komt er dan nog 300 miljoen euro van de steden en gemeenten, als ze meestappen in het project. Dat komt de komende jaren neer op 785 miljoen euro, een zeer groot bedrag. Ik vrees er echter voor, zoals ik in de commissie Mobiliteit al enkele keren gezegd heb, dat het misschien niet haalbaar is om al die middelen te spenderen aan die projecten. Ik bedoel daarmee dat dit soms veel lange procedures vergt en dat het soms moeilijk is om die projecten effectief binnen een bepaald tijdschema te kunnen realiseren.
Er zijn al initiatieven genomen. In de Commissie voor Mobiliteit en Openbare werken hebben we de tijdsduur voor een minnelijke schikking ingekort tot een jaar. We hebben dat decreet ondertussen goedgekeurd. Minister Diependaele heeft ook de hervorming van de afdeling Vastgoedtransacties goedgekeurd. Dat zijn wel allemaal versnellingen.
Minister, ik wil hier nogmaals een oproep doen aan u – maar u hebt ernaar verwezen en bent er zich van bewust – om dergelijke projecten sneller uit te voeren. Ik wil u dus vragen om dat ook mee te nemen in uw beleidsdomeinen en om ervoor te zorgen dat, als er in bepaalde projecten of budgetten is voorzien, ze toch wel op een redelijke termijn kunnen worden gerealiseerd.
Dus nogmaals bedankt voor het initiatief. Het is zeer positief dat we kunnen investeren in fietspaden, want als we echt de switch willen maken op het vlak van mobiliteit, dan is het nodig dat er ingezet wordt op veilige en degelijke fietspaden.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Ik wil beginnen met de collega te bedanken voor het feit dat ze hier deze vraag om uitleg stelt. Daarmee wordt toch nog eens duidelijk gemaakt dat er voor de lokale besturen in heel wat middelen wordt voorzien, boven op wat al in het regeerakkoord ingeschreven staat. Minister, u hebt het hier gehad over de fietsondersteuning, inderdaad een aanzienlijk bedrag. Maar er zijn ook zaken als de stadsvernieuwingssubsidie en de e-inclusie, waarvoor in het relanceplan toch ook in heel wat middelen wordt voorzien voor de lokale besturen. Dus ik denk dat het goed is dat dat hier toch eens benadrukt wordt.
Collega Fournier, wat die fietsondersteuning betreft, denk ik dat het relanceplan inderdaad focust op de juiste aspecten. Want als er toch één positief aspect is aan deze crisis, dan is het net dat mensen gemotiveerd zijn om meer te bewegen en meer te fietsen. Ik denk dus dat deze middelen heel erg welkom zijn voor de lokale besturen.
Ik denk dat het goed is dat de lokale besturen snel inzicht krijgen in de voorwaarden, in de criteria. Minister, het is dus zeer goed dat u die criteria en die timing hier vandaag nog eens heel duidelijk hebt omschreven.
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister, zoals u weet is het investeringspeil van de lokale besturen bijzonder belangrijk. Mijn vraag is in feite of u al zicht hebt op het investeringspeil van de lokale besturen. Zijn er nu al knipperlichten dat daar gevolgen kunnen zijn van corona? Zullen wij als lokale besturen ook voldoende kunnen investeren, zodat u erin slaagt om dat budget effectief te kunnen spenderen?
Ik denk dat het belangrijk is dat dat investeringspeil hoog genoeg wordt gehouden de komende jaren. Mijn vraag is wat we daaraan zullen doen om dat effectief zo te realiseren.
Minister Somers heeft het woord.
Ik wil eerst en vooral mevrouw Fournier en mevrouw Sminate van harte danken voor de heel constructieve tussenkomsten. Ik dank ook mevrouw Sminate voor het wierrookvat voor de Vlaamse Regering en mijn beleid. Wij doen echt wel enorme inspanningen in de schoot van de Vlaamse Regering om onze lokale besturen financieel te ondersteunen. Er zijn buiten de groei van het Gemeentefonds inderdaad heel veel nieuwe sporen geopend van extra ondersteuning van onze lokale besturen.
Maar dat mag ons er niet blind voor maken dat zij, net als alle andere overheden, toch voor moeilijke tijden gaan staan. Zodra die corona-ellende achter ons ligt en de economie terug kan aantrekken, gaan we ook worden geconfronteerd met een moeilijke periode om onze publieke financiën helemaal recht te trekken. Dat is een uitdaging voor de Vlaamse overheid maar ook voor onze lokale besturen. Daar mogen we zeker niet blind voor zijn.
Dat brengt mij dan in één sprong bij collega Tommelein, die vraagt of er nu al knipperlichten zijn van lokale besturen, die moeite beginnen te hebben om hun investeringsprogramma helemaal te realiseren. We hebben die knipperlichten op dit moment nog niet, maar we zijn daar waakzaam voor. We gaan dat ook blijven monitoren, omdat dat een grote zorg is. U weet dat de motor van de publieke investeringen in ons land de lokale besturen zijn. Zij zijn globaal gezien niet de overheid met de meeste middelen, maar ze zijn wel de grootste investeerder. Als die hun publieke investeringsmachine – vaak fijnmazig, vaak gericht naar een kmo-landschap, het lokale economische veld impulsen gevend – stilvalt, heeft dat ook een impact op onze globale economie. We moeten dat dus goed blijven monitoren.
Wat mevrouw Fournier heeft aangekaart is een weg, een middel om lokale besturen te motiveren om hun investeringsprogramma goed overeind te houden. Als men de volgende jaren hier en daar moet kijken waar we wat minder kunnen doen en waar we wat bijsturen, dan hoop ik dat men vooral de investeringscapaciteit niet reduceert. Want vaak is dat lokaal het gemakkelijkst: dat zijn vaak eenmalige investeringen, en vaak wordt daar nogal gemakkelijk naar gekeken. Ik hoop dat men voldoende investeringscapaciteit overeind houdt, en misschien zelf de organisatie in zijn totaliteit nog eens in beeld neemt, om te kijken waar men efficiëntiewinsten kan boeken.
Kunnen we daar nieuwe sporen bewandelen die misschien hetzelfde doen maar tegen een goedkopere prijs? Ik denk dat dat wel de uitdaging gaat worden van onze lokale besturen. Dat valt inderdaad een beetje buiten de vraag van mevrouw Fournier. Ik denk dat we hopelijk vanaf midden februari onze lokale besturen goed kunnen informeren. Ze hebben dan anderhalf jaar de tijd om zich goed voor te bereiden. Dan hebben ze toch weer een paar jaar tijd om die programma’s te realiseren. U hebt gelijk, het vergunningsverlenend element in het realiseren van lokale projecten is ongelooflijk belangrijk en vaak heel frustrerend voor lokale besturen. Vaak duren die termijnen heel lang voor men echt projecten kan realiseren. Dat is een blijvend aandachtspunt voor de lokale administraties, maar zeker ook voor de Vlaamse administratie en de Vlaamse overheid.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, ik ga u niet bewieroken, maar ik ben toch wel heel positief. Ik dank u voor het genomen initiatief.
De vraag om uitleg is afgehandeld.