Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de erkennings- en bemiddelingscommissie voor slachtoffers van historisch misbruik en de uitbreiding van het toepassingsgebied
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Parys heeft het woord.
Er is een aantal getuigenissen over geweld en misbruik geweest in onder meer de welzijns- en onderwijssector in 2013 en toen heeft de toenmalige minister van Welzijn een expertenpanel “Historisch misbruik” geïnstalleerd. Dat heeft geresulteerd in april 2014 in een resolutie betreffende de erkenning van slachtoffers van historisch geweld en misbruik in jeugd- en onderwijsinstellingen in Vlaanderen. Een van de aanbevelingen was de oprichting van een tijdelijke Erkennings- en Beoordelingscommissie voor slachtoffers van historisch misbruik en de organisatie van lotgenotencontacten in elke provincie. Die commissie was actief van eind 2014 tot in het voorjaar van 2016. Er werd een rapport opgesteld met als belangrijkste aanbeveling om te voorzien in een permanent en onafhankelijk aanspreekpunt voor slachtoffers.
In tussentijd zijn er heel wat verhalen over grensoverschrijdend gedrag in de sport in de pers. Het Vlaams Parlement heeft naar aanleiding van deze verhalen een bijzondere commissie opgericht die zich moest buigen over het grensoverschrijdend gedrag in de sportsector. Die commissie werd naar aanleiding van de #MeToo-getuigenissen al snel uitgebreid naar alle domeinen.
Ook deze commissie heeft een resolutie opgeleverd met twaalf aanbevelingen, goedgekeurd op 4 juli 2018 in het Vlaams Parlement en er is uiteraard ook het decreet dat is aangenomen tot oprichting van de Erkennings- en Bemiddelingscommissie voor slachtoffers van historisch misbruik.
Tot op heden kende die commissie Erkenning en Bemiddeling nog geen permanent bestaan, omdat het wettelijke kader er niet is. Door een beslissing op de ministerraad van 18 december jongstleden heeft de Vlaamse Regering na advies van de Raad van State definitief een besluit goedgekeurd tot uitvoering van het decreet van 2018 waardoor de Erkennings- en Bemiddelingscommissie voor slachtoffers van historisch misbruik voor maximum twee jaar kan doorlopen. Het besluit bepaalt de samenstelling van de commissie, de werkwijze, de interne werking en een aantal aanvullende modaliteiten over de verwerking van persoonsgegevens. Momenteel gebeurt dat binnen het beleidsdomein Welzijn.
Minister, ik heb daarover heel wat vragen. Ik ga ze niet allemaal opsommen want iedereen kan ze nakijken, maar ik geef toch een korte samenvatting.
Het rapport heeft weinig cijfers, waardoor een uitgebreide analyse ontbreekt. We weten bijvoorbeeld niet in hoeveel dossiers er bemiddeld is, in hoeveel dossiers er is doorverwezen naar hulpverlening en in hoeveel dossiers het enkel ging om erkenning. Kunt u die cijfers alsnog geven? Zo niet, wat is daar de reden voor? En kan het in de toekomst anders?
Er zijn 23 meldingen geweest tussen 1 april en 30 november 2019: 6 waren onontvankelijk omdat het om intrafamiliaal geweld ging waarvoor de commissie niet bevoegd is, en 15 dossiers werden behandeld. Wat is er gebeurd met de overige twee dossiers?
In al de vijftien dossiers zijn de slachtoffers mannen. Dat is toch wel heel opmerkelijk. Moeten we hieruit concluderen dat vrouwen het moeilijker hebben om de stap te zetten naar de commissie? Hoe verklaart de commissie dat er in geen enkel dossier sprake is van een vrouwelijk slachtoffer? Dat vond ik heel merkwaardig.
Minister, in artikel 8 van het besluit wordt geconcludeerd dat u bevoegd bent voor de bekendmaking van de commissie. Hoe zult u dat doen?
Hoe verloopt momenteel de doorverwijzing naar de hulpverlening, wat een functie van de commissie is?
Met betrekking tot bepaalde dossiers is er bemiddeling en worden de vermeende daders en slachtoffers te gepasten tijde rond de tafel gezet. Is er psychologische ondersteuning tijdens die bemiddeling?
Hoe zet de commissie erop in ook de omstaanders, personen die op de hoogte waren, maar niet hebben ingegrepen, te bereiken?
De slachtoffers van intrafamiliaal geweld geven aan dat ze vaak op zoek zijn naar erkenning. Tot nu toe vallen ze buiten het werkingsgebied van deze commissie. Heeft het besluit dat verholpen?
Hoe staat u tegenover de aanbeveling om, net zoals in het buitenland, werk te maken van een systematisch, beleidsdomeinoverschrijdend wetenschappelijk onderzoek naar misbruik en geweld in het verleden?
Momenteel heeft elk beleidsdomein zijn eigen beleids- en preventieorganen, aanspreekpunten, integriteitsmeldpunten, deontologische codes en tuchtorganen. Het rapport vraagt dit te harmoniseren. Waar staat u in deze discussie?
Mijn laatste vraag betreft de idee de commissie bij het agentschap Justitie en Handhaving onder te brengen. Zou dat volgens u een stap in de richting van een harmonisering zijn?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, ik heb ook een vraag om uitleg over de Commissie Erkenning en Bemiddeling voor institutioneel misbruik en geweld uit het verleden. Recent is een beslissing genomen over de coördinatie van de commissie, over waar de commissie wordt ondergebracht en over een uitbreiding van het toepassingsgebied. De Commissie Erkenning en Bemiddeling voor institutioneel misbruik en geweld uit het verleden is aanvankelijk als een tijdelijk orgaan opgericht. Dat is gebeurd na de parlementaire werkzaamheden in verband met de getuigenissen over misbruik en geweld in de jeugd- en onderwijsinstellingen. Dat is niet tijdens de vorige legislatuur, maar nog tijdens de legislatuur daarvoor gebeurd.
Die tijdelijke commissie is op 1 december 2014 gestart en is nadien actief gebleven om de continuïteit te garanderen. Sommige dossiers vragen immers gesprekken gedurende een periode van maanden. Ze is ook actief gebleven om in zeer beperkte mate nieuwe aanvragen te behandelen.
In juli 2018 heeft het Vlaams Parlement mijn voorstel van decreet goedgekeurd om de Commissie Erkenning en Bemiddeling voor institutioneel misbruik en geweld uit het verleden een permanent karakter te geven en om de werking uit te breiden. Dat is gebeurd na de vergaderingen van de Commissie Grensoverschrijdend Gedrag. Het is de doelstelling van de commissie de slachtoffers in de eerste plaats de steun en de erkenning te geven die ze verdienen voor het leed dat hen is aangedaan.
Op 18 december 2020 heeft de Vlaamse Regering, in uitvoering van het decreet van 2018, beslist om de coördinatie van de Commissie Erkenning en Bemiddeling voor institutioneel misbruik en geweld uit het verleden gedurende twee jaar door het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin te laten uitvoeren. Op termijn zal de Commissie Erkenning en Bemiddeling voor institutioneel misbruik en geweld uit het verleden een definitieve inbedding in de Vlaamse Ombudsdienst, het Vlaamse gelijkekansencentrum of het agentschap Justitie en Handhaving krijgen. Zo moet de onafhankelijkheid en de neutraliteit van de commissie worden gegarandeerd.
In het decreet is ook voorzien in een uitbreiding van het toepassingsgebied van de vroegere commissie. Dat is een heel belangrijke stap, waardoor niet enkel gevallen van institutioneel geweld en misbruik zullen worden behandeld. Voortaan zullen ook de slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag in alle gezagsrelaties, in relaties met gelijken en in een intrafamiliale context kunnen worden gehoord. Het gaat om feiten die langer dan tien jaar geleden zijn gebeurd. Voordien was dat langer dan vijftien jaar.
Daarnaast is het niet meer nodig dat een slachtoffer ten tijde van het misbruik of het geweld minderjarig was. Met die uitbreiding wordt aan de doelstellingen van het decreet tegemoetgekomen. De context waarin de feiten hebben plaatsgevonden, is immer ondergeschikt aan het leed van de mensen die ermee te maken hebben gekregen. Elk slachtoffer heeft evenveel recht om te worden gehoord en geholpen.
Minister, vroeger verliepen de aanmeldingen bij de commissie langs het nummer 1712. In antwoord op mijn schriftelijke vraag van 17 oktober 2019 hebt u gesteld dat het de bedoeling is de permanente commissie ook rechtstreeks toegankelijk te maken. Dat is nu ook in het besluit van de Vlaamse Regering opgenomen.
Kunt u meer toelichting geven bij de manier waarop het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin voor de coördinatie van de Commissie Erkenning en Bemiddeling voor institutioneel misbruik en geweld uit het verleden zal zorgen? Op welke wijze zal de commissie haar werk verrichten?
Tegen wanneer zal de commissie operationeel zijn? Hoe wordt de expertise die de voorbije jaren werd opgebouwd bij vzw Moderator meegenomen? Op welke manier zal de onafhankelijkheid en neutraliteit van de commissie worden gegarandeerd? Op welke manier zal de permanente commissie bekend worden gemaakt zodat slachtoffers hun weg ernaartoe vinden, zeker gelet op de uitbreiding onder meer naar intrafamiliaal geweld?
Minister Beke heeft het woord.
Het rapport waarnaar wordt verwezen is van de hand van de commissie en heeft een gelaagd karakter. Het bevat enkele cijfers – inderdaad, zoals u ook aangeeft, summier –, het citeert illustratief uit een aantal gelopen trajecten en het formuleert ook aanbevelingen. De keuze om op die manier te rapporteren hangt samen met de positie van de commissie in de betrokken periode, met name: legistiek niet stevig verankerd en vanuit dat gegeven eerder een low-profilewerking. Met haar rapport wilde de commissie mee de urgentie van een structurele werking aankaarten. Het spreekt vanzelf dat, nu die structurele verankering er is met het recent goedgekeurde besluit van de Vlaamse regering, de operationele werking van de commissie, met inbegrip van het aspect registratie, wordt herbekeken. Het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin zal daartoe stappen zetten, in elk geval ook in dialoog met de commissie.
In het algemeen geldt dat iedere aanmelding wordt onderzocht op zijn ontvankelijkheid, maar dat niet voor iedere ontvankelijke aanmelding ook een erkennings- en/of bemiddelingstraject wordt opgestart. Het resultaat van de ontvankelijkheidstoets en van de daarbij gevoerde initiërende gesprekken kan ook zijn dat er geen traject wordt opgestart. In dat laatste geval is dat meestal omdat de aanmelder zich heeft bedacht, of dat specifieke elementen spelen, bijvoorbeeld een aanmelding door een derde, waarbij het slachtoffer zelf aangeeft het traject niet of nog niet te willen starten.
Ik waag me op basis van de beschikbare summiere cijfers niet meteen aan een globale analyse. Nu conclusies trekken met een algemeen geldend karakter lijkt me riskant en voorbarig. We weten wel dat er tijdens de hele projectfase op zijn minst evenveel vrouwen aanmelder waren. De meer uitgebreide werking van de commissie de komende twee jaar zal ons in staat stellen een beter zicht te krijgen op de aangemelde situaties.
We zullen stapsgewijs werk maken van een operationele commissie die aan de slag kan in het nieuwe kader. Bekendmaking zal maar gebeuren als de werking van de commissie in die mate is hertekend dat ze de instroom aankan die het gevolg kan zijn van een bredere bekendmakingsronde. Het subsidiaire optreden van de commissie ten overstaan van bijvoorbeeld de mogelijkheden binnen justitie ten aanzien van nog lopende feiten of lopende onderzoeken wat betreft geweld en misbruik moet helder zijn. Anders creëren we verwachtingen die niet beantwoorden aan het doel en de finaliteit van de commissie en die de commissie niet waar kan maken.
Op korte termijn zorgen we in de eerste plaats ook voor continuïteit en willen we dus minstens de lopende dossiers bij wijze van spreken vanaf morgen verder begeleid zien. Van daaruit zal het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) op korte termijn een aantal initiërende acties ondernemen voor de verdere werking. Dat moet leiden tot een stevig en werkbaar operationeel kader dat de commissie, uitgebreid in zijn samenstelling ten opzichte van vandaag, toelaat om ook het verbrede toepassingsgebied passend af te dekken. We plegen daarover overleg met de huidige commissieleden, met de belanghebbenden uit de eveneens betrokken sectoren en waar nodig winnen we ook het advies in van Moderator. Het departement zal daartoe in overleg met mijn kabinet een aantal initiatieven nemen. Dat zal snel, maar niet overhaast gebeuren en de focus zal altijd liggen op continuïteit en haalbaarheid.
De commissie verwijst, wel of niet, door op maat van de noden in een individuele situatie. Een algemeen patroon geldt daarbij niet. Wel zijn bijvoorbeeld de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) een vaste partner en zijn er met hen ook afspraken gemaakt voor een warme doorverwijzing. Ook hier geldt de regel dat de commissie op maat van een individuele situatie werkt, waarbij keuzes ook altijd participatief tot stand komen in overleg met het slachtoffer. Als dat nodig en aangewezen is, wordt voorzien in de nodige ondersteuning en begeleiding. Ik wil hier toch benadrukken dat de commissie een specifieke finaliteit heeft, met name: heling voor het slachtoffer, via de instrumenten erkenning en bemiddeling. De grenzen daarvan worden aangegeven door het slachtoffer zelf.
Het pad dat wordt gevolgd, ontstaat letterlijk gaandeweg onder regie van het slachtoffer. Of daarbij ook omstaanders in beeld komen, hangt af van de situatie in kwestie, maar het is niet uitgesloten.
Het nieuwe besluit verruimt het toepassingsgebied van de commissie tot alle gezagsrelaties, relaties met gelijken en de intrafamiliale context, rekening houdend met de subsidiaire positie van de commissie.
Zoals hiervoor al aangegeven, komt het er nu allereerst op aan de contouren van een verbrede werking van de commissie uit te tekenen en operationeel neer te zetten. Rekening houdend met de ervaringen die daarmee gepaard gaan en met de bronnen die zich daarbij aandienen, kan de optie van een begeleidend wetenschappelijk onderzoek worden nagegaan.
Elk instrument dat u opnoemt – beleids- en preventieorganen, aanspreekpunten integriteit, meldpunten, deontologische codes en tuchtorganen – heeft een eigen finaliteit. Een verdere harmonisering is wellicht niet onmogelijk, maar vraagt een verhelderend onderzoek naar de context, de specifieke rol en de gewenste positionering van elk van deze instrumenten.
Voor wat betreft deze commissie, met haar specifieke finaliteit en subsidiaire rol, hebben we met dit besluit al gekozen voor een aanpak met een verruimd toepassingsgebied over de verschillende beleidsdomeinen heen. Harmonisering van een veelheid aan instrumenten uit verschillende context, overstijgt de positie van de specifieke erkennings- en bemiddelingscommissie voor slachtoffers van historisch misbruik.
Het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin zal een ondersteunende rol opnemen, die de commissie in staat stelt autonoom te functioneren. De commissie zal de dossiers naar eigen inzichten kunnen behandelen, uiteraard binnen de contouren die dit parlement en de Vlaamse Regering hebben bepaald. De voorbije maanden is gebleken dat er voor de definitieve inbedding van de commissie drie finaliteiten gesuggereerd zijn: de Vlaamse Ombudsdienst, het Vlaamse gelijkekansencentrum en het agentschap Justitie en Handhaving. Ik ga ervan uit dat de inhoudelijke en contextaccenten die de komende twee jaar het meest relevant blijken uit de werking van de commissie de uiteindelijke keuze mee zullen bepalen. Ik doe daar vandaag geen uitspraak over.
De heer Parys heeft het woord.
Dat is voor mij duidelijk. Ik heb geen verdere vragen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik ben heel tevreden met uw antwoord en met het feit dat de Vlaamse Regering op 18 december dat besluit heeft genomen, want zowel uit de evaluatie van de tijdelijke commissie als uit de hoorzittingen die we in de commissie Grensoverschrijdend Gedrag in de vorige legislatuur hebben gehouden, is gebleken dat er nood is aan een permanente commissie en dat het toepassingsgebied ervan beter uitgebreid wordt tegenover de tijdelijke commissie. Het is zeer goed dat de Vlaamse Regering daarop ingaat en dat die commissie stap voor stap verder zal worden uitgewerkt.
Slachtoffers moeten gehoord kunnen worden, hebben vaak nood aan heling, erkenning en bemiddeling. De context waarin het geweld of het misbruik gebeurde, is daarbij niet het allerbelangrijkste, maar wel dat we een bijkomende mogelijkheid aan slachtoffers bieden.
Ik hoop dat er een preciezere rapportering zal gebeuren door de permanente commissie dan dit destijds gebeurde door de tijdelijke commissie, maar u hebt dat wel aangegeven in uw antwoord.
Wat betreft de latere inbedding is het van belang om goed te kijken naar de onafhankelijkheid en neutraliteit, want we moeten er zeker op letten dat de toegang voor slachtoffers laagdrempelig is en dat ze zich met het nodige vertrouwen tot een commissie kunnen richten zonder dat ze het idee hebben dat er betrokkenheid is van een of andere organisatie, instelling of voorziening die die neutraliteit onderuit zou halen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.