Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, zowel het regeerakkoord als uw beleidsnota maakt gewag van een beleidsomslag die naar sterke lokale besturen streeft. Zo is het de uitdrukkelijke intentie van deze Vlaamse Regering om lokale besturen de regisseur te maken van het beleid in het kader van de sociale hulp- en dienstverlening, door de lokale besturen onder meer structureel te betrekken bij het beleidsplan van het betrokken Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW). Daarnaast kan een lokaal bestuur een samenwerkingsovereenkomst met de partners van het geïntegreerd breed onthaal (GBO) afsluiten om een geïntegreerd en afgestemd onthaal te realiseren, waarin duidelijk wordt bepaald wie op casusniveau, afhankelijk van de problematiek, in welke concrete cliëntsituatie het voortouw neemt. In dat geval dient het CAW daarbij minstens de geoormerkte middelen in te zetten in de desbetreffende eerstelijnszone.
Een lokaal bestuur kan er ook voor kiezen om de onthaalfunctie volledig zelf te organiseren. Na overleg met het CAW kan een lokaal bestuur de minister van Welzijn verzoeken om de onthaalfunctie van het CAW over te nemen. De minister verzoekt in dat geval het CAW het respectievelijke deel van de daarvoor geoormerkte middelen over te maken aan het verzoekende lokale bestuur. De CAW’s blijven verantwoordelijk voor gespecialiseerde begeleidingsfuncties.
Tegen die achtergrond had ik graag de volgende vragen gesteld, minister. Hoe evalueert u de uitrol van het GBO? Hoe vaak heeft een lokaal bestuur ervoor gekozen om de onthaalfunctie volledig zelf te organiseren? Kunt u die praktijkvoorbeelden kort toelichten? Hoe evalueert u die cijfers? We moeten er misschien ook rekening mee houden dat andere thema’s de lokale besturen nu volledig in de ban houden. Hoe gebeurt tot slot de concrete meting en monitoring van het beleid van de lokale actoren die hun onthaalfunctie zelf organiseren?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, de uitrol van het geïntegreerd breed onthaal is zowel in Vlaanderen als in Brussel goed gestart, al zijn er op het terrein wel verschillende snelheden merkbaar. We zien in de praktijk de grootste vooruitgang bij de samenwerkingsverbanden die ik in deze lokale legislatuur financieel ondersteun onder de noemer van de Vlaamse beleidsprioriteit ‘het realiseren van de functies en werkingsprincipes van een samenwerkingsverband geïntegreerd breed onthaal’. Maar ook op heel wat andere locaties worden er stappen gezet.
Het ondersteuningsaanbod dat mijn administratie samen met de partnerorganisaties, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en steunpunt Mens en Samenleving (SAM), ontwikkelt en aanbiedt, staat in elk geval open voor alle samenwerkingsverbanden geïntegreerd breed onthaal, ongeacht of ze financieel ondersteund worden of niet.
Maar ook op de uitrol van het geïntegreerd breed onthaal heeft de crisis zijn impact gehad. Er was in een aantal gevallen vertraging doordat heel wat noodzakelijk overleg tussen de kernpartners, met name de OCMW’s, het CAW en de Diensten Maatschappelijk Werk van de Ziekenfondsen, moest worden uitgesteld omdat men voorrang moest geven aan het uitwerken en uitvoeren van maatregelen om de hulp- en dienstverlening te continueren conform de coronamaatregelen.
Anderzijds heeft deze crisis op andere plaatsen – daar waar er reeds door overleg in het kader van het geïntegreerd breed onthaal communicatiekanalen tussen de kernpartners waren ontstaan of versterkt – gezorgd voor een intensivering van de samenwerking en de expertise-uitwisseling tussen de onthaalwerkingen, net omwille van de sterkere focus op de doelgroep van mensen met een verhoogde kwetsbaarheid en hun omgeving ten gevolge van corona. Van daaruit klinken zeer positieve signalen.
Vanuit die laatste vaststelling zien de drie GBO-partners heel wat mogelijkheden om verder te versterken in 2021 en dat sterkt mij in mijn overtuiging dat we op de ingeslagen weg van het geïntegreerd breed onthaal verder moeten gaan.
De bestaande kaders van het geïntegreerd breed onthaal en het lokaal sociaal beleid laten veel ruimte om de regiefunctie van het lokale bestuur tot haar recht te laten komen. Momenteel wordt een kader ontwikkeld voor het oormerken van de middelen die specifiek voor de onthaalfunctie van de CAW’s beschikbaar zijn en de allocatie ervan per eerstelijnszone. Daarvoor is een gemengde werkgroep aan de slag die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lokale besturen, de VVSG, de CAW’s, mijn administratie en mijn kabinet.
In onze beleids- en begrotingstoelichting hebben we opgenomen dat we daar in 2021 een kader voor willen ontwikkelen. Ik verwacht dan ook in de eerste helft van 2021 een advies van de gemengde werkgroep te kunnen krijgen. Op basis van dat advies zal ik een voorstel van kader formuleren aan de Vlaamse Regering. Nadien kan het legistieke werk verdergezet worden.
Vanaf dat moment kunnen de lokale besturen er ook voor kiezen om de onthaalfunctie zelf te organiseren.
Het toezicht op de manier waarop en de kwaliteit waarmee de lokale besturen deze onthaalfunctie zelf organiseren en de daarbij horende monitoring zijn aspecten die binnen het kader dat we hier ontwikkelen aan bod zullen komen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, ik hoor dat mijn vraag een beetje te vroeg komt. U kunt niet op alles tot in de details antwoorden. Heel veel lokale besturen zijn nu ook wel met andere dingen bezig. In een vorige vraag om uitleg heb ik al op het belang gewezen van het GBO. Ik ben heel erg bang – en ik hoop dat ik niets oneerbiedigs of fouts zeg – dat dit een zoveelste overlegstructuur wordt, of een soort van praatbarak waar vooral protocollen en methodes worden afgesproken, maar die niet verder raken.
Zeker nu het GBO in het leven is geroepen, vind ik het belangrijk om proactief en kritisch te werken. Iemand moet echt wel de leiding op zich nemen. We kijken hiervoor allemaal naar de regie van de lokale besturen. We weten dat de lokale besturen het hele GBO-verhaal een beetje naar de achtergrond hebben geschoven, niet alleen in deze gezondheidscrisis. Ik hoor vaak dat het allemaal een beetje flou is en dat men niet concreet weet hoe men hiermee aan de slag moet gaan.
Minister, u zei het zelf aan het begin van uw betoog: sommigen zijn heel goed gestart. Er zijn ook heel veel verschillen in de lokale besturen met betrekking tot het GBO. Ik merk dat zelf ook.
Weet u van lokale besturen die meer ondersteuning vragen aan de departementen? Verwacht u meer vragen om ondersteuning?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dit is een zeer interessante vraag van collega Verheyen. Ik heb er alle begrip voor dat het allemaal in het voorbije coronajaar wat moeilijker is gelopen dan gepland. Ik ben zelf een sterke believer van het concept GBO. Ik deel wel de bezorgdheid dat het niet op een conceptniveau mag blijven hangen. Ik merk dat er heel veel wordt gepraat en overlegd. Ik heb er ook veel vertrouwen in dat de mensen op het terrein de oprechte ambitie hebben om het waar te maken. Ik heb alle begrip voor de timing en voor het feit dat er nu eerst een soort test- of proefperiode plaatsvindt, maar ik vraag me toch af of in dat kader, dat het komende jaar komt, duidelijke verwachtingen kunnen worden ingebouwd en een duidelijke omschrijving kan worden geven voor de lokale besturen over wat nu exact op het terrein het eindresultaat zou moeten zijn. Nu merk ik dat het inderdaad iets is dat de mensen prikkelt om erover na te denken, maar dat dit op dit moment niet per se resulteert in zeer veel concrete veranderingen in het onthaal van mensen met een nog wat vage vraag, om hen op een goede manier in alle richtingen te kunnen helpen.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Volgens mijn partij is het GBO een belangrijk hulpmiddel om ervoor te zorgen dat de hulpverlening heel toegankelijk is en dat het gemakkelijker is om deze tot bij de burgers te brengen. Het biedt kansen om de mensen proactiever toe te leiden naar de hulpdienst die ze effectief nodig hebben. De uitrol van het GBO is een onderdeel van een toegankelijk hulpverleningsaanbod. Er wordt vandaag al heel wat ingezet op de samenwerkingsverbanden, zoals ook aangegeven is met het OCMW, de eerstelijnszone en de diensten Maatschappelijk Werk. Minister, wordt vandaag al de mate waarin dergelijke samenwerking op het terrein effectief wordt gerealiseerd opgevolgd? Men snakt naar die good practices. Ze moeten er dan ook zijn. Als ze er zijn, moeten ze gedeeld kunnen worden. Zal dit worden meegenomen in het kader dat dit jaar wordt ontwikkeld?
Minister Beke heeft het woord.
Er zijn twee verschillende zaken die we niet mogen mengen. Langs de ene kant heb je het GBO en de uitrol daarvan, langs de andere kant is er het onthaal van de CAW’s, dat door de lokale besturen zelf kan gebeuren.
Wat het geïntegreerd breed onthaal betreft, dat is geen aparte structuur. Maar het is net de bedoeling om met een geïntegreerd breed onthaal in te zetten op die samenwerking tussen lokale partners, die als zeer nuttig en zeer praktisch wordt ervaren en zal worden ervaren.
Wat de onthaalfunctie van de CAW’s betreft die mogelijkerwijs door de lokale besturen kan worden overgenomen, daarvan heb ik al gezegd wat de stand van zaken is.
Wij willen alle samenwerkingsverbanden van het geïntegreerd breed onthaal ondersteunen, en daarvoor kijken we wat in het kader van de relanceplannen mogelijk is om dat desgevallend te organiseren. Ik wil ook verwijzen naar de good practices die ook door het SAM en de VVSG worden gedeeld, om daarmee ook andere lokale besturen te inspireren.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik vul even aan op wat de minister zegt. Inderdaad, het is een samenwerking, dat is ook zo. Maar die samenwerking vraagt ook heel veel overlegmomenten, heel veel gesprekken tussen die drie partners samen om tot die GBO te komen. Dat bedoel ik met die praatbarak; ik wil niet dat het een zoveelste overlegorgaan wordt. Maar als ik het zo hoor, zijn we het eens, over de partijgrenzen heen.
Wij geloven echt wel in het GBO, als het concreet uitgewerkt wordt, met één onthaal voor de meest kwetsbaren. Maar nogmaals, ik hoop dat dit niet blijft bij alleen maar praten, en kijken naar elkaar, kijken wie wat gaat doen. Ik hoop dat het een concrete vorm aanneemt. Ik denk ook dat we de moed moeten hebben om, als het GBO na verloop van tijd toch niet blijkt te werken of het niet tot een concreet iets komt, we misschien toch die lokale focus en die energie moeten durven te verleggen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.