Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Goedemorgen, van de geloofsdiscussie gaan we terug naar de kmo-discussie.
Eind december vorig jaar kondigde u aan dat de kmo-groeisubsidie zou worden bijgestuurd. U communiceerde “dat de steun gerichter zal worden ingezet om de noodzakelijke economische uitdagingen in de relance te realiseren.”
U gaf de opdracht aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) om een voorstel uit te werken om dit instrument in de toekomst gerichter te kunnen inzetten voor een aantal doelstellingen die in het beleid worden vooropgesteld en die ook in de relance als prioriteit naar voren worden geschoven. Het gaat hier om digitalisering, duurzaamheid, innovatie en internationalisering waarbij duurzaamheid vooral gaat over de circulaire economie.
Ook de modaliteiten voor het indienen van de aanvragen worden aangepast. Zo verandert het indiensysteem naar drie thematische oproepen per jaar.
Tijdens de beleids- en begrotingstoelichting (BBT) zei u: “Specifiek voor de ondersteuning van digitalisering werd in het najaar van 2020 al een oproep voor digitale transformatieprojecten gelanceerd, die gebaseerd is op de werking van de kmo-groeisubsidie.”
Naar aanleiding van deze aankondiging en de aanpassing, heb ik een aantal vragen voor u, minister.
Wat de oproep voor digitale transformatieprojecten betreft, zijn 150 dossiers ingediend. Wat kunnen we hieruit leren en op welke manier zullen de ervaringen met deze oproep worden meegenomen in de toekomstige oproepen voor de kmo-groeisubsidie?
Op basis waarvan worden de thema’s van de oproepen voor de kmo-groeisubsidie bepaald?
Hoe zal gecommuniceerd worden met de ondernemingen over de veranderde aanpak?
Minister Crevits heeft het woord.
Met liefst 120 ontvankelijke dossiers, waarvan er 59 gesteund konden worden, was de oproep digitale transformatieprojecten inderdaad een groot succes en meteen ook een nuttige leerschool voor de bijsturing van de kmo-groeisubsidie die dit jaar wordt doorgevoerd. In de eerste plaats toont de hoge instroom aan dat er duidelijk vraag is naar dit type van ondersteuning. In het licht van de coronacrisis was die grote interesse van ondernemers om stappen te zetten inzake digitalisering uiteraard niet onverwacht, maar het geeft wel aan dat bedrijven ook goed de weg vinden naar VLAIO en naar onze steuninstrumenten.
Inhoudelijk moeten we er vooral over waken dat we de nieuwe oproepen correct in de markt zetten. Met de digitale transformatieondersteuning voor kmo’s willen we bedrijven stimuleren om echt een structurele digitale omslag van hun bedrijf te realiseren. Dat zijn ingrijpende transformaties van de bestaande bedrijfsvoering, die ook een blijvend effect hebben op de onderneming. Daarbij ga je als onderneming dus niet over een nacht ijs.
Dat wil ook zeggen dat we hiermee niet elk project zullen kunnen steunen. De lat moet hoog genoeg liggen, juist omdat dit soort projecten voor ondernemingen zeer ingrijpend en vaak ook zeer duur zijn. Enkel het laten bouwen van een website door een externe dienstverlener, volstaat dus niet. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat dat voor een onderneming geen waardevolle en noodzakelijke eerste stap kan zijn. Met onze recente VLAIO-webinars ‘Eerste Hulp Bij Online verkoop’ zetten we juist daarop in. Dat was ook een groot succes, alleen voor de vijf live sessies schreven zich bijna vierduizend ondernemers in.
Ten gronde zullen we ook de gesteunde projecten natuurlijk maar inhoudelijk kunnen evalueren eens ze zijn uitgevoerd.
Daarnaast trekken we ook op procedureel vlak lessen uit de oproep digitale transformatietrajecten. Daar werd gewerkt op basis van een ‘first come, first served’-principe, zodat ook tijdig indienen van belang was. De oproepen die we dit jaar zullen openstellen in het kader van de thematische groeisubsidie, zullen echter competitief zijn. Dat wil zeggen dat alleen de kwaliteit van het dossier bepaalt of het project steun kan krijgen. Het moment van indiening, binnen de periode dat de oproep openstaat uiteraard, is niet van belang. Zo zorgen we ervoor dat we met onze steun een zo groot mogelijke toegevoegde waarde realiseren, wat een expliciete aanbeveling was in het rapport van het economisch adviescomité.
We concretiseren de bestaande thema’s die al van bij de start in 2016 in de kmo-groeisubsidie zitten. Het gaat dus nog steeds om internationaliserings- en innovatietrajecten.
Daarnaast voegen we ook twee nieuwe thema's toe: digitalisering en circulair en duurzaam ondernemen. Ze werden bepaald in functie van het plan Vlaamse Veerkracht, en daarmee schakelen we de kmo-groeisubsidie in het relancebeleid in.
Per oproep wordt er een ministerieel besluit (MB) gepubliceerd waarin de thema’s en de beoordelingswijze heel concreet omschreven zijn. Die vier thema’s weerspiegelen de speerpunten waar we met onze kmo’s in het relancebeleid prioriteit aan moeten geven.
VLAIO zal communiceren via de bekende kanalen. Dat zijn websiteteksten en nieuwsbrieven. Bedrijven die meer duiding willen, kunnen VLAIO steeds contacteren via het bekende nummer. De hervorming werd ook breed opgepikt door de belangenverenigingen en de pers.
We zaten in de aanloop naar deze hervorming ook samen met de ondernemersorganisaties, zodat ook zij over de nodige informatie beschikken om iedereen correct te informeren.
De centrale doelstelling van de kmo-groeisubsidie is en blijft het verhogen van de competitiviteit van de onderneming. We verplichten bedrijven dus niet om de kennis die ze opdoen via de projecten die gesteund worden met deze oproep meteen te delen met andere ondernemingen. Uiteraard is dat ook niet verboden en zal innovatie in een bedrijf er onvermijdelijk ook toe leiden dat andere bedrijven moeten volgen. Dat is een effect van de marktwerking.
Daarnaast hebben we natuurlijk andere instrumenten en werkvormen waarin kennis- en ervaringsdeling centraal staan. We denken aan de lerende netwerken, ondernemerschap, enzovoort.
Tot slot wil ik erop wijzen dat we de kmo-groeisubsidie met deze hervorming ook budgettair versterken. Zo wordt het budget opgetrokken van 12,5 miljoen euro naar 15 miljoen euro.
Tot hier mijn eerste lezing.
Dat is al meer dan uw ‘eerste’ lezing vandaag.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dank u voor het antwoord.
Ik heb vorig jaar op 29 oktober een vraag om uitleg gesteld over de manier van werken omtrent deze groeisubsidie. Het ging toen over de vorige versie. Ik had toen contact gehad met een aantal bedrijven die stelden dat ze door de crisis heel snel moesten ageren. Ze hadden een belangrijk voorbereidingstraject nodig om hun dossier te kunnen indienen, maar de tijd die ze daarin staken, zowel intern als met de hulp van externe personen, om het dossier voor te bereiden, mocht niet opgenomen worden in de kostenanalyse die bij de subsidieaanvraag werd ingediend. U hebt toen gezegd dat het niet gemakkelijk is om daar een antwoord op te vinden. Daarom stel ik nu opnieuw de vraag.
Hoe gaat de aangepaste kmo-groeisubsidie daarmee om? Je zit met drie oproepen, dat zijn drie periodes die telkens twee maanden zullen duren. Daarna moet de evaluatie nog komen. Ik kan begrijpen dat dat ook niet in een-twee-drie zal gebeuren, want als kwaliteit een bepalende factor is, dan vraagt dat wel een grondige analyse en zullen de dossiers grondig opgemaakt zijn. Er zitten dan misschien wel drie maanden tussen het moment dat je de aanvraag indient en het moment dat je weet dat je in aanmerking komt voor de groeisubsidie. Soms hebben de bedrijven echter ook een voorbereidingstraject van drie maanden gehad om een dossier te kunnen indienen. Daarom is mijn vraag waarom die voorbereidingskost dan niet mag worden opgenomen in de kosten-batenanalyse zodat ook die gesubsidieerd wordt, op voorwaarde uiteraard dat hun dossier een subsidie krijgt toegewezen. Het ene is natuurlijk aan het andere gelinkt.
Ik heb toen met twee bedrijven gesproken, maar nadien moesten we de bedrijfsbezoeken stopzetten. Die bedrijven zaten specifiek met dat probleem en zeiden alle twee hetzelfde: ze staken er gigantisch veel tijd in, maar dat voorbereidend werk werd niet gesubsidieerd. Daarom blijf ik met die vraag zitten, zeker als ik zie dat je met drie oproepingsperiodes zit die twee maanden kunnen duren, plus de evaluatie.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik begrijp de vraag, hoor. Wij zitten een beetje met de gedachte dat we elke euro zo goed mogelijk moeten inzetten. Mijn antwoord is voorlopig negatief, maar ik ben zeker bereid om dit met onze administratie en onze mensen op te nemen om te kijken of hier iets mogelijk is. Het is natuurlijk niet zo dat je de hele periode moet voorbereiden. We hebben het er bij de hervorming nog over gehad of we dit nu wel of niet zouden doen. Uiteindelijk is toch beslist om het niet te doen. Voor mij is vooral de projectsteun van belang, en niet echt de voorbereiding, maar ik besef absoluut dat dit een reële kost is. Ik neem het nog eens mee. Het is een voorlopige neen, maar u hebt me wel aan het denken gezet. Denken is niet verboden, hé.
Als dat een positief gevolg kan zijn van deze tweede lezing, minister.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Het is trouwens de bedoeling dat ik u aan het denken zet. Daarom stellen we de vragen. (Gelach)
Dat lukt de ene keer al beter dan de andere.
Dat is juist. Voor alle duidelijkheid, ik wil u geen slapeloze nachten bezorgen.
Ik vind het een eerlijk antwoord. Het is een projectkost. In een projectopmaak zit soms heel veel voorbereidend werk dat ook belangrijk is om het kwaliteitsniveau op te trekken. Zodra corona toelaat om opnieuw bedrijven te bezoeken, zal ik dit verderzetten. Ik zal mijn voelsprieten gebruiken om te informeren of dat toevallig alleen bij die twee bedrijven een probleem was of dat het een meer algemeen probleem is. Als zou blijken dat het een meer algemeen probleem is, dan zal ik met die vraag zeker terugkeren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.