Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer De Witte heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, veel leerlingen zitten erdoor. Dat is niets nieuws dat ik vertel. Ze kunnen hun vrienden niet zien. Ze kunnen niet op stap gaan. Ze kunnen niet sporten. Ze zitten uren voor de leerstof en hebben het vaak moeilijk om die te begrijpen zonder veel hulp en begeleiding. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de leerachterstand sterk is toegenomen. Meer dan de helft van de leerlingen heeft leerachterstand opgelopen. Meer dan de helft, dat is enorm. Ouders willen natuurlijk dat hun kinderen slagen en zijn op zoek naar bijlessen. We zien dat de vraag naar bijlessen verdubbeld is sinds de kerstvakantie.
U stimuleert dat ook, minister. U hebt hier vorige maand in de coronacommissie gezegd dat u de leerachterstand onder meer wilt wegwerken via bijlessen na de lesuren, in de vakantie, in de weekends. Een probleem daarbij is dat die bijlessen niet gratis zijn. Dat is zelfs tamelijk duur, tussen 30 en 40 euro per uur op de private markt. U hebt vorige week ongetwijfeld de getuigenis op Radio 1 gehoord van een mama wier zoon een zeer slecht kerstrapport had. Die mama vertelde dat haar was aangeraden om bijles te volgen. En als zij de rekening maakte van de kosten van dat bijlessenpakket, kwam dat neer op 1000 euro. Wie kan zoiets betalen?
Mijn probleem met heel die bijlessenindustrie is dat het leidt tot eliteonderwijs, minister, en dat de kloof tussen rijk en arm daardoor vergroot. Dat zeg niet ik, van de PVDA, maar dat zeggen onder meer Raymonda Verdyck, topvrouw van het gemeenschapsonderwijs, Pedro De Bruyckere, docent aan de Arteveldehogeschool in Gent, Stefan Grielens, directeur van de vrije CLB’s (centra voor leerlingenbegeleiding). In onze visie is onderwijs een recht, geen voorrecht, en moeten we zien dat iedereen mee is. Iedereen met leerachterstand heeft het recht om dat bij te werken in het reguliere onderwijs, onafhankelijk van de portefeuille van zijn mama of papa.
Minister, hoe zult u ervoor zorgen dat aanbeveling nummer 73 van de coronacommissie, die zegt dat de leerachterstand prioritair tijdens de lesuren wordt weggewerkt en dat dat de beste garantie is om alle leerlingen te bereiken, uitgevoerd wordt?
Hoe gaat u vermijden dat dure bijlessen en huiswerkbegeleiding in de toekomst de norm worden en, aansluitend daarbij, dat leerkrachten die sterk zijn in het lesgeven, om lucratieve redenen naar dat schaduwonderwijs zouden gaan?
En hoe zult u garanderen dat bijlessen voor de leerlingen die het wel nodig hebben, voor de specifieke groep die wel nog specifiek bijles nodig heeft in specifieke omstandigheden, betaalbaar blijven?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat ik afdoende gemanifesteerd heb dat ik heel bezorgd ben over leerachterstand, over onderwijskwaliteit en over beide elementen samen. De beste garantie om te verhinderen dat er nog meer leerachterstand wordt opgelopen, is natuurlijk het maximaal openhouden van de scholen. Ik hoop ook daar in dit parlement meer bondgenoten te vinden dan voorheen, zodat we met zijn allen zeggen dat het laatste redmiddel het sluiten van de scholen is, of het uitbreiden van beperkingen met betrekking tot contactonderwijs. Dat zijn allemaal zaken die altijd als eerste maatregel moeten worden bekeken.
Uiteraard moet de leerachterstand vooral binnen de lesuren worden weggewerkt. Dat is nogal evident. Maar sommige groepen leerlingen hebben natuurlijk letterlijk lestijd gemist, door onder andere de lockdown of door de verlenging van vakanties.
Het is duidelijk dat bij sommige groepen leerlingen de achterstand zo groot is dat hij niet binnen de reguliere lestijden kan worden aangepakt zonder daarbij de leerprestaties van de andere leerlingen in de klas in het gedrang te brengen. De meeste schoolagenda’s zijn ook in een niet-coronaschooljaar al goed gevuld. Voor extra remediëring willen we absoluut een tandje bij steken. Ik heb een relanceplan voor het onderwijs. Dat past in het Europese relanceplan. Wij hebben in een budget voorzien waarbij we de aanpak van de leerachterstand en zeker ook de focus op de kwetsbaarste leerlingen centraal stellen. Wij hebben een budget uitgetrokken van 90 miljoen euro, met een pakket van maatregelen voor kwetsbare leerlingen en studenten, en ook voor wat we wendbare scholen noemen. Daarover werken we momenteel een visienota uit. We zullen daarover besprekingen laten plaatsvinden in het parlement.
Nu beschikken scholen al over hefbomen om de leerachterstand aan te pakken, al dan niet in samenwerking met de pedagogische begeleidingsdiensten. Bij het begin van het schooljaar heeft de klassenraad de mogelijkheid om een leerling uit het tweede leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs een of meer remediërende differentiatiepakketten op te leggen. Daarmee kun je onmiddellijk aan remediëring doen. Voor tijdelijke leermoeilijkheden of leerachterstanden voor een of meer vakken kan een secundaire school ook altijd een individueel leertraject uittekenen voor een individuele leerling. Dan wordt de leerling vrijgesteld van het volgen van bepaalde onderdelen van de vorming. De onderdelen van de vorming waarvan de leerling wordt vrijgesteld, kunnen tijdelijk worden vervangen door andere onderdelen van de vorming waarvoor de leerling achterstand heeft opgelopen. Daarvoor is een gunstige beslissing nodig van zowel de klassenraad als van de ouders.
In het voorjaar van 2020 werd een pedagogische reserve opgezet. Scholen kunnen daar een beroep op doen. Die pedagogische reserve bestaat vooral uit initiatieven en organisaties met vooral vrijwilligers die leerlingen kunnen ondersteunen, bijvoorbeeld met bijlessen, met huiswerkbegeleiding en met mentale ondersteuning.
Wij hebben ook het project Leerbuddy Vlaanderen, waarbij we zoveel mogelijk kwetsbare leerlingen met een leerachterstand ondersteunen om een inhaalbeweging te maken. Dat project ambieert enerzijds om de bestaande waardevolle initiatieven – de zogenaamde student tutoring, buddybegeleiding en/of huiswerkbegeleiding – te versterken. Anderzijds zorgt de trekker, de vzw Schoolmakers, voor de opstart van nieuwe initiatieven. Het is de bedoeling dat we er met alle lerarenopleidingen voor zorgen dat ze alle studenten in een lerarenopleiding kunnen inschakelen om jongeren met een leerachterstand individueel bij te spijkeren als een soort buddy of coach. Dat levert een voordeel op voor de betrokken leerling maar ook voor de betrokken student. Daar hebben we ook middelen voor uitgetrokken. De vzw Schoolmakers coördineert de hele operatie Vlaanderenbreed. Er bestonden daarvoor, bijvoorbeeld in Leuven, ook wel heel goede initiatieven, maar we wilden dat Vlaanderenbreed uitrollen.
Wat de maatregelen buiten de lestijden betreft, zetten we natuurlijk verder in op de zomer- en de bijscholen om de leerachterstand weg te werken. We hebben daar ook iets voor uitgetrokken. Ik hoef niet te illustreren wat het zinvolle effect is geweest. Ik wil de zomerschool structureel verankeren. Dit is een positief gevolg van de coronacrisis. Laat een crisis nooit voorbijgaan zonder positieve gevolgen. Dit mag op dat vlak geen verloren crisis zijn. De bijscholen hebben iets minder succes. Dat heeft te maken met de timing. Het zijn net die scholen die nu al met heel veel bezig zijn die worden uitgenodigd om mee te stappen in de zogenaamde bijscholen waar je na de lesuren, in de weekends of in andere vakanties scholieren kunt bijspijkeren.
Dus, dat zit allemaal wel goed, maar het probleem is natuurlijk dat je ook altijd de mensen moet vinden. Dat is een weerkerend probleem in alle maatregelen die we voorstellen. We hebben de pedagogische reserve, we hebben de gepensioneerden en daar willen we nog verder op inzetten om die reserve te verruimen. Ik denk dat er daarvoor een maatschappelijke bereidheid bestaat.
We hebben ondertussen ook middelen uitgetrokken om werk te maken van een versnelde vervanging van leerkrachten. Vroeger was het enkel mogelijk om na een afwezigheid van meer dan tien dagen aanspraak te maken op middelen voor vervanging. We hebben dat nu bespoedigd. Het is goed en wel dat je die middelen hebt, maar je moet ook de gekwalificeerde leerkrachten hebben, en dat is altijd wel een probleem.
Tot slot, het staat ouders ook vrij om gebruik te maken van het aanbod van betalende bijlessen. Sommigen zeggen dat dat niet mag, maar dat heeft altijd bestaan en het zal blijven bestaan. Ik wil nogmaals benadrukken dat het de schoolteams zijn die als eerste ervoor verantwoordelijk zijn en blijven dat de eindtermen bij de leerlingen worden gerealiseerd. Daar doen we ook met onze begroting een aanzienlijke inspanning voor, ook als het gaat over de relancemiddelen voor onderwijs.
Men focust dan op de middelen die gelabeld zijn als digitaal, maar in totaliteit gaat het wel over 585 miljoen euro die we investeren in het kader van de relance voor onderwijs. Daar kunnen we niet treurig om zijn. We voorzien de nodige middelen en hebben daarbij heel veel oog voor de meest kwetsbaren in onze samenleving.
Ik ben ervan overtuigd dat al die maatregelen samen een doelgerichte aanpak van de leerachterstand zullen realiseren, maar het zal nog niet genoeg zijn. In samenspraak met de sociale partners zorgen we ervoor dat we na de krokusvakantie een extra inspanning kunnen doen. Daarvoor verwijs ik naar de budgettaire middelen die we voorhanden hebben, namelijk 90 miljoen euro.
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, we moeten inderdaad de scholen openhouden zolang dat verantwoord is. Het is een van de laatste kranen die we moeten dichtdraaien in deze coronacrisis. Daar heeft u in ons een medestander.
Ik ga er ook mee akkoord dat we niet kunnen verbieden dat mensen bijles krijgen, uiteraard niet. De vraag is of we dat stimuleren, of zeggen we zeer duidelijk dat we de achterstand die we in deze uitzonderlijke crisis hebben opgelopen, in de eerste plaats moeten inhalen in de scholen zelf, en dat de gemeenschap daarin haar verantwoordelijkheid moet opnemen? Of zeggen we: nee, iedereen trekt zijn eigen plan?
Minister, ik heb begrepen dat u zegt dat u dat in de scholen wilt oplossen. Ik ondersteun die interpretatie, maar ik heb toch nog een paar vragen. Zoals ik het begrijp, lopen de middelen die zijn vrijgemaakt voor extra ondersteuning in de scholen af op 19 februari. Het gaat dan over extra ondersteuning voor bijlessen en extra omkadering in de scholen. Klopt die interpretatie? 19 februari is over een dikke maand en dus heel binnenkort. Ik denk niet dat de problemen tegen dan opgelost zullen zijn.
Ik schrok toen ik deze morgen op www.knack.be het verhaal las van Kompanjon vzw, dat ervoor zorgt dat kinderen gratis bijles kunnen krijgen van mensen met expertise op een bepaald terrein. Ze vormen die mensen ook, ze geven hun pedagogische en didactische vorming om die bijlessen correct te kunnen geven. De vzw meldt dat de subsidies van 35.000 euro die ze kregen op 23 december plots zijn stopgezet met een brief zonder verdere toelichting. Dat vind ik op zich wel heel jammer.
Wij hebben een gelijkaardig initiatief met onze jongerenbeweging RedFox, die ‘boostdays’ organiseert, die een 600-tal leerkrachten, mensen met expertise, samenbrengt met leerlingen die bijles nodig hebben. Dat is uiteraard gratis. Mijn tweede aansluitende vraag gaat daarover. Wat is het verhaal achter die vzw Kompanjon? Want dat lijkt mij een zeer positief initiatief. Als we dat kunnen ondersteunen met de extra middelen die we hebben vrijgemaakt, is dat toch zeer positief. Dus graag nog een antwoord daarop. Ik dank u.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, wij onderschrijven ook aanbeveling nummer 73 van de coronacommissie om de leerachterstand prioritair weg te werken tijdens de lesuren, voor zover dat mogelijk is natuurlijk. Dat zat ook in onze eigen 80 concluderende beleidssuggesties daaromtrent.
De stijging van de cijfers inzake leerlingen die buitenschools op zoek moeten gaan naar bijlessen, is natuurlijk geen goede evolutie. Het feit dat leerlingen en ouders moeten zoeken naar bijlessenfirma’s is eigenlijk een kanarie in de koolmijn betreffende de onderwijskwaliteit in onze scholen.
Dan over het wegwerken van die specifieke corona-achterstand. Tijdens de zitting van de coronacommissie van 16 november 2020 werd het idee van de tutoring, de bijles, opgeworpen door Tim Surma. Hij drukte ons toen op het hart om vooral te investeren in kansrijke interventies voor leerlingen die een risico op leerachterstand lopen. Daardoor zijn er meer tools nodig om zicht te krijgen op de resultaten van leerlingen, maar dan moet je natuurlijk als schoolteam daarmee aan de slag kunnen gaan. In zijn schema van mogelijke oplossingen voor de leerachterstand ten gevolge van corona was statistisch gezien die bijles het beste, maar als een soort van mentorschapbijles. Nu zien we dat dat helaas – zoals de heer De Witte ook aanhaalt – voor de happy few is, op eigen initiatief, privélessen die vaak veel geld kosten dus.
Er is die interessante Teacher Tapp, die iedere keer een vraag lanceert. Daar werd ook de vraag gesteld aan de leerkrachten of ze bijles gaven. Daaruit bleek dat van de 1919 respondenten 51 procent zegt geen bijles te geven. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat ze niet remediëren, dat kan op een andere manier dan bijles geven. Maar ze geven dus geen bijles. Dat is natuurlijk het gevolg van het feit dat bijles geven ook niet verplicht is. Een leerkracht moet remediëren, maar hij wordt ook vrijgelaten in de manier waarop hij dat doet.
Het zou misschien een oplossing kunnen zijn om af te stappen van die klassieke lesopdracht van bijvoorbeeld twintig uur per week voor de masters en te gaan naar een echte schoolopdracht, zodat het geven van bijles voor de leerkracht in de klas een deel van het takenpakket wordt. U zegt dat jullie vrijwilligers gaan inschakelen, buddies gaan inschakelen, coaches gaan inschakelen, studenten gaan inschakelen die tutors worden. Dat is allemaal heel goed, maar ik denk dat het nog altijd beter is dat de leerkracht in de klas effectief tijd kan spenderen aan het geven van bijles. Daarom moet men misschien overgaan naar een soort van schoolopdracht en niet zozeer een lesopdracht van twintig uur. Dan kan bijvoorbeeld ook de opleiding, de nascholing, de professionalisering in die uren opgenomen worden en zou dat probleem ook opgelost kunnen worden. Dat was mijn suggestie. Dank u wel.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik denk dat wij allemaal zeer bezorgd zijn over de leerachterstand, maar dat die vandaag helaas een realiteit is. Je ziet dus inderdaad een explosie van ouders die op zoek gaan naar bijlessen op de private markt om hun kinderen te helpen die leerachterstand bij te benen, met als onvermijdelijk gevolg dat de sociale kloof in ons onderwijs nog groter gaat worden. De heer De Witte heeft de prijzen daarnet genoemd: tot 1000 euro voor een lespakket voor één vak. Dat zijn natuurlijk bedragen die de meeste mensen absoluut niet kunnen betalen. Ik denk dat het inderdaad aan de overheid is om daar zelf goed na te denken over alternatieven als we daar de ongelijkheid niet willen laten vergroten. Dus ook wij denken daar aan gratis bijlessen op school door leraren in opleiding, door leraren op rust. Het is wel belangrijk dat we werken met mensen die de juiste pedagogische skills hebben, om te gaan naar zo’n ‘one-on-one-tutoring’ op school om die leerachterstand bij te werken.
U hebt het zelf al gezegd: er bestaan goede voorbeelden. In Leuven heb je al jaren het buddyproject. Dat is daar door Mohamed Ridouani uit de grond gestampt. Dat is echt een succesverhaal.
Ik ben dus eigenlijk heel blij te horen dat u ondertussen ook dat project Leerbuddy Vlaanderen uit de grond probeert te stampen. Ik ben daar deze week wat naar aan het googelen geweest. Als ik het goed heb begrepen, wil men daarmee scholen helpen op de volgende manieren: ofwel kunnen scholen zich aansluiten bij bestaande buddywerkingen, ofwel krijgen scholen die op zoek zijn naar buddy’s via dat platform vrijwilligers toegewezen, die zich er rechtstreeks kunnen aanmelden.
Ik heb daar natuurlijk nog wel een aantal vragen over. Wie moet uiteindelijk de organisatie van die buddyprojecten verzorgen? Is dat de school zelf? Voor zover ik immers heb begrepen, doet Schoolmakers, een van de inspiratoren van het project, eigenlijk alleen maar intervisie en een aantal webinars. Dat betekent natuurlijk een extra last voor die scholen. Kunnen scholen daarvoor dan ook op financiële compensatie rekenen?
Ik heb trouwens ook gehoord dat regio’s en scholen waar vandaag al buddywerkingen bestaan, niet in aanmerking zouden komen voor extra ondersteuning als ze niet via Leerbuddy Vlaanderen werken. Dat lijkt me onrechtvaardig. Klopt dat?
Meer algemeen, in welk budget is er eigenlijk voorzien voor heel dat project Leerbuddy Vlaanderen? Daarbij aansluitend, bent u bereid om uw relancemiddelen misschien ook veeleer naar dat soort projecten te heroriënteren? U zei het zelf al: het gaat over 90 miljoen euro. In eerste instantie wou u die inzetten voor zomerscholen, maar ook voor bijscholing in de winter en de herfst. We hebben het daar al vaak over gehad. Er blijkt toch dat dat niet echt het verhoopte succes heeft: er zijn 38 aanmeldingen voor heel Vlaanderen voor de periode tussen 19 oktober en 19 februari. Dat is niet echt gigantisch. U weet trouwens dat we dat sowieso niet de goede aanpak vinden. Met zo’n systeem van bijscholen zal je nooit alle kinderen bereiken, terwijl voor bijlessen op school de stap natuurlijk veel kleiner is om te registreren, omdat dat veel meer in de filosofie van de brede school zit. Wij zijn daar dus een voorstander van.
Bent u dus bereid om uw relancebudget nog eens te herbekijken en dat enerzijds in te zetten voor extra handen in de klas, zoals dat vandaag ook in Nederland en Engeland gebeurt met de relancebudgetten, en anderzijds dus ook voor een soort tutoringprojecten op school, om de leerachterstand bij te benen? Dat moet immers, zoals hier al een paar keer is gezegd, absoluut op school gebeuren. Op die manier denken wij dat we die dure private bijlessen gewoon overbodig kunnen maken en toch de leerachterstand kunnen wegwerken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil toch een aantal dingen aanhalen. Men gooit ook zaken wat door elkaar.
Ik heb niet alle partijen horen herhalen wat de minister heeft gezegd, maar ik hoop wel dat iedereen hierachter staat: de beste manier om bijlessen te vermijden, is door ervoor te zorgen dat kinderen naar school kunnen gaan. Dat wil dus zeggen, scholen maximaal openhouden in deze coronatijden, en dus hopen dat alle andere mensen in de maatschappij zich aan de regels houden, zodat het virus in de maatschappij onder controle wordt gehouden en het bijgevolg ook niet toeneemt in de scholen. Dat is immers wat een semester CLB-onderzoek ons heeft geleerd, namelijk dat de besmettingen in de scholen inderdaad stijgen, maar ná de besmettingen in de maatschappij. Ook uit het rapport van Sciensano is duidelijk naar voren gekomen dat de scholen niet de motor zijn. Laten we die scholen dus openhouden. Ik stel vast dat de grote pleitbezorgers van het sluiten van scholen dat nu niet hebben herhaald. De minister heeft dat terecht opgemerkt. Dat is eigenlijk de eerste stap.
Twee, hoe kunnen we voorkomen dat ouders hun kinderen naar de bijles sturen? Niet. Beste collega’s, ik ga geen decreet goedkeuren, in het vrije Westen, waarin we dat verbieden. Ik weet dat er misschien mensen zijn die dat wel graag zouden hebben, maar dat gaan we dus niet doen.
Drie, de middelen die er natuurlijk zijn voor bijscholen, dat is iets anders dan middelen die mensen privaat investeren in bijlessen. Je kunt dus niet die middelen die mensen privaat gebruiken voor bijlessen, draineren naar bijscholing. Dat zou dan een vorm van belasting of zo zijn, denk ik. Ik weet niet goed hoe ik dat moet zien. Dat is toch iets dat ik vanmorgen ergens hoorde. Dat zijn toch zaken die we niet met elkaar mogen vermengen. Ik wou dat toch nog even meegeven voor de duidelijkheid.
Wat is dan wel belangrijk? Dat we op school maximaal proberen om achterstand te vermijden dan wel bij te werken. Nu wordt er altijd gekeken naar differentiatie in de klas, maar er bestaat ook zoiets als buitenklasdifferentiatie. Dat kennen we in het buitengewoon onderwijs: de BLOA’s (bijzondere leermeester opvoedende activiteiten) en vooral de BLIO’s (bijzondere leermeester individueel onderwijs). We kennen dat ook van de vroegere taakleerkrachten die op bepaalde momenten leerlingen of een groepje leerlingen eventjes buiten de klas intensief bijwerkten. Ook dat is een vorm van differentiatie die voor mij perfect moet kunnen in de klas.
Een laatste punt is om de onderwijstijd maximaal te gebruiken voor onderwijs. Zeker in coronatijden, hoe moeilijk het ook is, moeten we daar maximaal op inzetten. Als de achterstand te groot is, dan hebben we in het secundair onderwijs een vorm van studieoriëntatie. In het basisonderwijs moeten we de initiatieven die er zijn, zoals de bijscholen, promoten, zoals de minister aanhaalt. Dat is in deze coronatijden goed en snel kunnen gebeuren. Ik denk dat we in de toekomst daar gericht leerlingen in een warme overdracht moeten meenemen. Dat bleek uit het onderzoek dat is toegelicht in de Coronacommissie.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik ga het kort houden omdat eigenlijk al is gezegd wat ik wilde zeggen. Ik denk dat iedereen het ermee eens is dat het bijwerken van de achterstand zoveel mogelijk op school moet gebeuren. Maar ik wil benadrukken dat er leerlingen zijn die achterstand hebben opgebouwd zuiver en alleen wegens corona, doordat ze het afstandsleren moeilijk vonden en dergelijke meer. Dat is de groep leerlingen die we heel ‘gemakkelijk’ kunnen bijwerken door te remediëren binnen de klas, binnen de school, binnen de lesuren. Maar er zijn ook leerlingen die al een leerachterstand hadden, die nog eens vergroot is door corona en waar de vergroting van de achterstand mogelijk groter is dan bij die andere leerlingen. Dat komt omdat dat dikwijls de leerlingen zijn die heel veel moeite hebben met het laatste proces van het leren, namelijk het automatiseren. Als je de leerstof niet hebt geautomatiseerd, dan vergeet je die veel sneller en dan wordt de achterstand groter. Dat zijn de leerlingen die bijvoorbeeld in de zomerschool geholpen zijn door het opfrissen van een aantal zaken zodat ze vlugger kunnen inhaken in september.
Ik wil gewoon zeggen dat er een groep van leerlingen is die men moet remediëren binnen de scholen, maar ik denk dat we toch ook moeten inzetten op de bijscholen, waaraan de minister heeft gerefereerd, net voor die kinderen die te ver afwijken van de leerstof die in de klas wordt gegeven, waardoor ze niet kunnen volgen of niet voldoende hebben aan de remediëring die gegeven wordt, maar dat extra steuntje buiten de lesuren nodig hebben. We mogen heel veel verwachten van leerkrachten, maar het zijn uiteraard geen tovenaars.
Collega's, minister, onze fractie is er alvast van overtuigd dat het niet kan afhangen van het al dan niet volgen van bijlessen of je een getuigschrift of diploma haalt. Het schaduwonderwijs waar hier naar wordt verwezen, voor wie het kan betalen, daar zijn we geen fan van. Maar we beseffen dat dat niet zomaar kan worden uitgesloten, zoals collega Daniëls aangeeft. We leven in een vrij land. Maar toch moet het onze zorg zijn dat er zoveel mogelijk wordt geremedieerd op school tijdens de lessen.
Minister, u gaf aan dat de bijscholen tot op heden niet zo’n groot succes waren. U vermeldde vooral de timing als oorzaak.Nu, als ik de rekensom maak, zie ik dat daar 9 miljoen euro voor voorzien was, en dat nu maar 295.000 euro besteed werd. Als je dan weet dat er 23 miljoen euro extra voorzien is voor scholen, stel ik mij toch de vraag of we die middelen dan niet meer kunnen investeren in de klas zelf, zodat er kleinere klassengroepen kunnen worden gemaakt? Zo kunnen we werken aan team-teaching en co-teaching. Dan kan er worden geïnvesteerd in de professionalisering van onze leerkrachten, zodat ze weten hoe ze bijvoorbeeld met ICT aan de slag moeten gaan. Zo kan men differentiëren.
Er zijn heel veel vrijwilligersinitiatieven, ik heb er al naar verwezen. En er is ook verwezen naar de tutorprojecten. Minister, ik heb een aanbeveling. Momenteel is het zo dat die buddyprojecten enkel gericht zijn op studenten die de lerarenopleiding volgen. Maar uit Nederlands onderzoek blijkt dat, als je dat ook opentrekt naar studenten in opleidingen, zoals ingenieurs of dierenartsen, die zich via het leerbuddysysteem inzetten voor leerlingen en andere studenten, zij als het ware ontdekken wat het mooiste is op aarde: iemand iets bijleren, iemand iets aanleren. Blijkbaar heeft dat zo’n groot effect dat zelfs die studenten dan ook de keuze maken om in de lerarenopleiding te stappen. Dus ik denk dat dat echt iets is dat we moeten onderzoeken en meenemen: het ondersteunen van die tutorprojecten. Ik denk dan ook zeker aan de steden en gemeenten, misschien moeten we ook even aankloppen bij de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Zij laten nu al heel veel mooie projecten van onderuit groeien.
Dan denk ik: er bestaat onderzoek dat aantoont welke competenties we mogen verwachten van die tutoren. Want ik hoorde hier iemand vertellen dat dat echt wel professioneel opgeleide mensen moeten zijn, maar dat blijkt niet zo te zijn. Het kan zijn dat men met een korte opleiding die tutoren toch genoeg handvatten geeft om hun bijvoorbeeld begeleiding te geven om huiswerk te maken of te remediëren. Ik zou dus voorstellen dat we dat ook vastpakken en die goede voorbeelden ook Vlaanderenbreed installeren. Maar ik ben benieuwd naar uw antwoord, minister.
Minister Weyts heeft het woord.
Met betrekking tot die discussie herhaal ik het nog eens. Hoe moeten we de leerachterstand gaan aanpakken, als sommigen zeggen dat je dat enkel en alleen tijdens de lesuren mag doen? Ik denk dat het toch duidelijk mag zijn dat voor sommige groepen leerlingen de achterstand zodanig groot is dat de resterende reguliere lestijden daarvoor te beperkt zijn? Want terwijl je ze bijles geeft is er natuurlijk ook nog de reguliere lestijd, waarin de andere groep nog meer voorsprong gaat nemen. Let daar toch mee op, gelet op het feit dat verschillende scholieren gewoon verstoken gebleven zijn van lesuren. Voor die achterstand die je moet inhalen zal de bestaande lestijd die ons nog rest – hopelijk zoveel mogelijk lestijd – te beperkt zijn, vrees ik.
Ten tweede, wat die individuele subsidiedossiers betreft: dat moet je maar via een schriftelijke vraag eens opvragen. Ik kan wel zeggen dat wij natuurlijk een zo Vlaanderenbreed mogelijke aanpak vooropzetten. Ook die vzw Schoolmakers hebben we daarvoor aangeduid om net voor die coördinatie te zorgen, en om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk lerarenopleidingen en jaren mee zijn in dat verhaal.
We spenderen daar trouwens iets meer dan 100.000 euro aan, maar ook aan de bestaande andere projecten geven we meer dan 230.000 euro financiële steun. Dus voor de totaliteit voor die buddywerking spreken we over meer dan 300.000 euro die we daarin investeren, ook vanwege de win-win. Er is de win voor de student in kwestie in het kader van de lerarenopleiding, en anderzijds is er ook de win voor de scholieren zelf.
Ik denk dat ik afdoende heb gefocust op wat we al gedaan hebben, met onder andere de bijscholen: geen 38 maar 43 projecten die ter zake zijn goedgekeurd. Maar dat mogen er absoluut meer zijn, en daar gaan we ook nog een duwtje aan geven. Ik heb al een tipje van de sluier opgelicht van wat we nog van plan zijn, en ik hoor hier ook concrete suggesties die mogelijks ook voortkomen uit de dialoog die we al hebben gevoerd met de partners van het onderwijsveld.
Het is belangrijk dat de neuzen daar in dezelfde richting staan. Ik focus dus nog op extra maatregelen na de krokusvakantie. Ik heb ook geschetst dat we ter zake een budget voorhanden hebben. Maar de uitwerking van de maatregelen doe ik graag in dialoog met het onderwijsveld, waarmee we tot op heden goed hebben samengewerkt in de aanpak van de coronacrisis.
De heer De Witte heeft het woord.
Bedankt, minister. Bedankt ook, collega's, voor jullie bijdragen. Het was heel interessant. Ik herhaal dat de discussie uiteraard niet gaat over de idee om bijlessen te verbieden. Er is niemand die dat vraagt. Het gaat wel om de idee: willen wij een onderwijssysteem waar bijlessen het verschil maken tussen falen of slagen? En mijn stelling is dat als we naar dat soort onderwijssysteem gaan, we een groot probleem hebben.
We hebben weinig onderzoek in Vlaanderen naar het schaduwonderwijs, zoals mevrouw Vandromme het terecht noemt. In Nederland is er veel meer onderzoek over. Er is een heel interessant onderzoek van de Universiteit van Amsterdam, dat zegt dat het schaduwonderwijs het best gedijt in onderwijsstelsels met vroege selectie en sterke differentiatie, zoals Nederland, maar ook België, waar ouders heel veel geld veil hebben om hun kinderen een plekje te verzekeren op de gewenste onderwijsroute. Zij spreken over het kopen van kansen in de onderwijscompetitie. Wat we in Nederland zien, is dat gezinnen momenteel 200 miljoen euro besteden aan bijlessen. Dat is een verviervoudiging in de laatste twintig jaar. Dat moeten we echt vermijden. We moeten, zoals in alle tussenkomsten is benadrukt, zorgen voor het bijwerken van de achterstand binnen de schoolmuren.
In die zin, minister, vond ik in uw laatste antwoord toch nog een zekere twijfel. U zegt dat we misschien te weinig uren hebben om dat te doen, maar wat we zien, is net dat de sterke leerlingen vaak sterker zijn geworden, ook door hun thuiscontext, waar veel stimuli zitten. We moeten ervoor zorgen dat we de zwakke leerlingen, die achteruit gegaan zijn tijdens deze coronacrisis, ook echt meetrekken. We hebben daar ook tijd voor. Dat hoeft niet allemaal nu onmiddellijk te gebeuren. Dat moet in de eerste plaats binnen de schoolmuren.
En ten tweede ben ik ook grote voorstander van de buddyprojecten. U kent het dossier blijkbaar niet, maar het staat vandaag op Knack. Vzw Kompanjon doet prachtig werk. Die schakelen vrijwilligers in. Wij doen hetzelfde met onze jeugdbeweging. Dat zijn inderdaad niet allemaal leerkrachten, dat zijn mensen die een zekere expertise hebben in Frans, in fysica, in biologie, en die willen helpen. Zo maken we het onderwijs ook aantrekkelijk. Ik vind het heel jammer, zeker als we zoveel middelen hebben vrijgemaakt die nog niet geïnvesteerd zijn, dat die vzw nu haar subsidies ziet verdwijnen. Ik zal die vraag dan zeker ook schriftelijk aan u stellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.