Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Jans heeft het woord.
We kennen al een tijdje de regionale verschillen in de suïcidecijfers. Om een gericht preventiebeleid te kunnen voeren, is het van belang dat we kunnen verklaren waarom die regionale verschillen er zijn. Het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) voerde in dat kader een onderzoek uit. Die studie is terug te vinden op de website van het VLESP. Ik raad iedereen aan om die studie eens door te nemen. Ze is uitermate interessant. Er staan veel interessante stukken in, die ons absoluut helpen bij het voeren van een efficiënt beleid.
We kunnen vaststellen dat er psychologische risicofactoren en beschermende factoren voor suïcide zijn. De onderzoekers zijn nagegaan of die een verklaring kunnen bieden voor de grote regionale verschillen, waarbij we telkens opnieuw zien dat in de provincies Oost- en West-Vlaanderen de cijfers hoger zijn en blijven dan in de drie andere Vlaamse provincies. Dat werpt een heel ander licht op de zaak. We zien dat de mensen in Oost- en West-Vlaanderen moeilijker over problemen praten en minder geneigd zijn om effectief hulp te zoeken. Ze zijn minder extravert. Er is ook minder sociale cohesie. Sommigen zeggen dat West-Vlamingen ‘binnenfretters’ en minder extravert zijn. Het is interessant om te zien dat er nu ook studies zijn die dit aantonen en een ander licht werpen op de manier waarop we hier altijd naar hebben gekeken. We hebben het debat al vaak gevoerd, en dan werd er heel vaak verwezen naar de zogenaamde zwarte vlekken in het aanbod. We kennen dat vanuit de gekende regio’s. De Westhoek is er een van, en zeker ook de Kempen, maar ook bepaalde gemeenten in Vlaams-Brabant waar er minder aanbod is omdat er minder bevolkingsdichtheid is. Nu is er ook deze studie, die aantoont dat er heel wat meer relevante factoren een rol spelen.
Ik ga het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie niet toelichten. Er werden al heel wat acties uitgerold. We zijn nu aan het evolueren naar een nieuw plan, dat die regio’s op maat wil aanpakken.
Minister, welke conclusies trekt u uit de resultaten van de studie rond provinciale verschillen in suïcidecijfers?
Hoe zult u initiatieven ontwikkelen om geografisch nog gerichter te werken, en om de nu dalende suïcidecijfers nog meer te doen dalen?
Op welke manier wordt het actieplan voorbereid, met betrekking tot de timing en de betrokken actoren?
Hebt u al zicht op de klemtonen die in het nieuwe actieplan zullen worden gelegd?
Ziet u een manier om in te zetten op een samenwerking met de lokale actoren, om de preventieve maatregelen op maat te kunnen maken en om er echt voor te zorgen dat we op het niveau van de regio’s, eerstelijnszones en gemeenten een echt beleid kunnen voeren, rekening houdend met de informatie die ons nu wordt aangereikt?
Minister Beke heeft het woord.
Uit het onderzoek komen enkele mogelijke factoren die het verschil in prevalentie van suïcidaal gedrag in de verschillende provincies kunnen verklaren. Zo blijkt dat het ervaren van minder stigma en schaamte om hulp te zoeken bij psychische problemen kan gezien worden als een beschermende factor.
Binnen het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie (VAS) wordt reeds ingezet op het aanmoedigen van hulp zoeken en het doorbreken van het stigma omtrent geestelijke gezondheidszorg. Het Steunpunt Geestelijke Gezondheid speelt naast het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie in dit verband een belangrijke rol, denk aan alle beeldvormingscampagnes van Te Gek!? en recent de uitbouw en bekendmaking van het platform dezorgsamen.be.
We hebben in de kerstvakantie ook een campagne gelanceerd met als kernboodschap ‘blijf praten’. En als je niet kan of wil praten met iemand uit jouw omgeving, kan je ook, anoniem, terecht bij een hulplijn. We maken zo de bestaande hulplijnen maximaal bekend en willen de stap er naartoe verkleinen. Het blijft ook belangrijk om in te zetten op het wegnemen van stigma en schaamtegevoelens ten opzichte van professionele hulp. Dit aandachtspunt wordt meegenomen in het traject naar het volgende actieplan suïcidepreventie.
Daarnaast moet er blijvend ingezet worden op zorgpaden in regionale netwerken. Op dit moment wordt in de regionale netwerken geestelijke gezondheidszorg vooral gefocust op zorgcontinuïteit van suïcidale personen. De zorg voor suïcidale personen moet immers goed op elkaar worden afgestemd. Een gebrek aan informatiedoorstroming en opvolging kunnen risicovolle momenten vormen voor suïcidale personen. Strategieën die inzetten op continuïteit van zorg blijken bovendien effectief in de preventie van suïcide. De verdere uitbouw van deze opdrachten binnen de regionale netwerken blijft dus eveneens een belangrijke strategie.
Het is belangrijk om de regionale verschillen in de suïcidecijfers te blijven opvolgen. Onze partnerorganisatie voor suïcidepreventie volgt dit nauw op en bekijkt hoe dit ook in toekomstige studies kan worden opgenomen.
De resultaten van de studie worden voorgesteld aan de provinciale coördinatoren van de suïcidepreventiewerking van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s). Zij kunnen de belangrijkste accenten voor hun eigen provincie meenemen in het beleid. Ook binnen de netwerken geestelijke gezondheidszorg worden de resultaten voorgesteld zodat er lokaal gekeken kan worden welke specifieke acties aangewezen zijn.
Daarnaast is het belangrijk om breed, voor heel Vlaanderen, in te zetten op het verlagen van het stigma en schaamte om hulp te zoeken bij psychische problemen.
De voorbereidingen van het VAS III starten begin 2021. Het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie is momenteel bezig met het afwerken van de eindevaluatie van VAS II. Deze eindevaluatie wordt meegenomen in de ontwikkeling van VAS III. Het einddoel is de Gezondheidsconferentie Suïcidepreventie, die in november 2021 zal plaatsvinden. Tijdens deze gezondheidsconferentie zullen de nieuwe gezondheidsdoelstelling en de acties van VAS III worden voorgesteld.
Op dit moment is nog niet duidelijk welke actoren allemaal zullen betrokken worden in het proces.
Er is momenteel nog geen concreet zicht op de klemtonen op het vlak van doelgroepen en maatregelen in het VAS III. Dit zal in het traject naar het nieuwe actieplan worden bepaald.
De provinciale suïcidepreventiewerkers van de CGG’s werken regelmatig samen met lokale actoren. Vanuit de lokale actoren krijgen zij ook een zicht op specifieke noden waarop de suïcidepreventiewerking kan inspelen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind het bijzonder positief om te horen en te weten dat we in het beleid in dezen ondersteund worden door het Steunpunt Geestelijke Gezondheid en het VLESP. Dat zijn twee solide partners die ons met wetenschap en heel veel praktijkervaring bijstaan. Zij zijn er medeverantwoordelijk voor om op alle vlakken acties te blijven opzetten en te coördineren en er zo voor te zorgen dat we op vele manieren kunnen werken aan die noodzakelijke daling van de suïcidecijfers.
U heeft in uw antwoord een aantal keren verwezen naar het wegnemen van het stigma en de schaamte. Het is ook mijn persoonlijke overtuiging dat daar een heel groot potentieel ligt. Alle leeftijdsgroepen, iedereen, ongeacht de regio, man of vrouw, moeten daar sneller over kunnen praten met mensen. Daarmee kunnen we de professionele zorg ontlasten en de negatieve gevoelens van de mensen echt wel verbeteren en vroeger ingrijpen. Aan al die laagdrempelige acties, die ook zijn opgenomen in het hele verhaal van Zorgen voor Morgen in de nasleep van de coronacommissie, hecht ik heel veel belang. Ik geloof daarin. Ik ben benieuwd om daar de eerste resultaten van te kunnen zien, wie weet zelfs in de opmaak van VAS III op het einde van dit jaar en op onze nieuwe gezondheidsconferentie. En ten slotte vind ik het positief dat u ook de provinciale suïcidepreventiewerkers van de CGG’s hebt genoemd. Zij staan inderdaad met de voeten in de praktijk, zij zoeken de lokale besturen actief op en zij zetten op maat van de regio’s, van de steden en gemeenten projecten op. Daarmee leveren zij goed werk. Ik kijk uit naar de verdere rapportering over de opmaak van VAS III en naar het debat dat wij daarover in de commissie zullen voeren. Ook met deze commissie kunnen wij input geven voor de opmaak van het derde actieplan.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega Jans had het over de verre Westhoek. Ik wil toch ook even vanuit mijn ervaring hier in de Westhoek tussenkomen. Wij, West-Vlamingen zijn soms ‘binnenvetters’, sommigen meer dan anderen, maar in de Westhoek scoren wij twee keer hoog in deze problematiek. Wij hebben jammer genoeg heel hoge cijfers van suïcide. Maar wij hebben even jammer genoeg slechts een beperkt aanbod van hulpverlening. Collega Jans noemde het de zwarte vlekken. Ik noem het de witte vlekken. Ik doe vanuit het verre westen de oproep om in het derde actieplan zeker rekening te houden met de dunbevolkte regio’s waar het aanbod heel beperkt is, want de doelgroep is daar toch ook aanwezig. Ik vraag daarbij de nodige aandacht voor de landbouwers. Mijn vraag is om in overleg te gaan met minister Crevits, die daarin al een aantal stappen heeft gezet.
De heer De Reuse heeft het woord.
De collega’s hebben al terecht opgemerkt dat er grote regionale verschillen zijn in de zelfmoordcijfers in Vlaanderen. Zelf woon ik ook in West-Vlaanderen. De cijfers zijn bij ons inderdaad onrustwekkend. Collega Vandromme, dan spreken wij niet alleen over de Westhoek en de landbouw, maar ook de kuststreek en onze steden zijn heel gevoelig daarvoor. Daarmee wil ik, voor alle duidelijkheid, niet gezegd hebben dat de cijfers van de andere regio’s in Vlaanderen aanvaardbaar zouden zijn.
West-Vlaanderen is zich daar al langer van bewust. Het is niet toevallig dat de actie ‘Oe est?’destijds is opgezet in de provincie, rekening houdende ook met de West-Vlaamse volksaard. Wij zouden meer gesloten zijn van nature, met uitzondering van de West-Vlamingen die in deze commissie zitten. (Gelach) Die actie was bedoeld het taboe te doorbreken om te praten over gevoelens. Er is geen minder mentaal welbevinden in onze provincie, maar uit onderzoek blijkt dat West-Vlaanderen minder vlug hulp zoeken voor psychische en emotionele problemen en dat zij daartegenover ook minder positief staan. Daarom wil ik ook een oproep doen. Het is van groot belang dat behalve de aanpak van de onderliggende redenen voor zelfdoding ook het taboe om te spreken over gevoelens doorbroken moet worden. Ook moeten minder duidelijke signalen zoals de vlucht in alcohol en drugs ernstig genomen worden als aanwijzing van een risico op zelfdoding. Het beleid moet daarmee rekening houden.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik heb twee korte bijkomende vragen. Er is hier heel veel gepraat over de regionale verschillen. Er is nog een ander heel groot verschil: op psychische kwetsbaarheid bij mannen rust er een enorm taboe. Dat taboe gaat niet alleen over het niet mogen zoeken van hulp. Vandaag staat er nog een artikel in De Morgen over vier mannen die getuigen dat ze naar de psycholoog zijn gegaan. Het feit dat dit wordt gedeeld met de opmerking dat dit moedig is, is eigenlijk al een teken aan de wand. Dat dat moedig moet worden gevonden, terwijl het een vanzelfsprekendheid is. Als het nodig is, ga je daar naartoe. We vinden het ook niet moedig dat iemand naar de cardioloog gaat als hij hartproblemen heeft.
Maar het reikt zelfs nog verder. Er zijn onderzoeken die aangeven dat jongetjes met een depressie heel vaak verkeerd gediagnosticeerd worden met attention deficit hyperactivity disorder (ADHD). Onze maatschappelijke stereotypen zitten daar het helpen van mensen heel erg dwars. Hebt u plannen om daar iets aan te doen en ervoor te zorgen dat bij jongens en mannen de psychische kwetsbaarheid onder de loep wordt genomen en dat ze ook geholpen worden om hulp voor zichzelf te zoeken, als dat nodig is? En dat er natuurlijk meer bewustwording is in hun omgeving, dat ze toestemming krijgen om die gevoelens te hebben en om daarvoor hulp te zoeken?
Ten tweede, u hebt het gehad over de campagne zelf. Het feit dat aan de mensen tips werden gegeven om zelf iets te doen aan hun psychische weerbaarheid, is breed heel erg slecht gevallen. U moet die commentaren gezien hebben. Het feit dat er wordt gezegd: dit en dat kun je zelf doen voor psychische weerbaarheid, zal goed bedoeld zijn en bij mensen die geen heel grote problemen hebben of niet al te diep in de put zitten, zal dat misschien helpen. Maar ik kan die kritische commentaren wel volgen. Bij mensen die echt in de put zitten, is ‘help uzelf’ een heel cynische boodschap om te krijgen. In verband daarmee heb ik de vraag: wat gaat u doen aan de wachtlijsten die er zijn op de plekken waar mensen hulp kunnen krijgen vanuit het Vlaamse niveau? Ik heb het dan over de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) en de jongerenadviescentra (JAC’s). Wat gaat u specifiek doen aan de wachtlijsten voor kinderen en jongeren die nog veel langer zijn? Wat gaat u doen voor de werkelijke toegang? Weten mensen wel altijd waar ze terechtkunnen? Was het niet beter geweest om mensen de boodschap te geven: 'hier en daar kun je terecht voor hulp, je kunt er snel terecht, daar zorgen we nu voor'?
Minister Beke heeft het woord.
Collega Groothedde, ik vermoed dat u het hebt over ‘Check jezelf’ niet ‘Help uzelf’. Ik ken organisaties die zo heten, maar de campagne was ‘Check jezelf’ en niet ‘Help uzelf’. Die is samen uitgebouwd. Dat zit in het plan ‘Zorgen voor Morgen’.
Ik heb het alleen over de reacties die erop kwamen, niet over de campagne zelf.
Excuseer, maar ik zeg het voor alle duidelijkheid zodat we toch over dezelfde campagne spreken.
Wat betreft het overleg met het kabinet van minister Crevits over de doelgroep van landbouwers, daar hebben we inderdaad al overleg over gehad en we zetten dat ook verder omdat ik denk dat het een heel specifiek issue is. We zijn een actieplan over mentaal welzijn voor de landbouwers aan het uitbouwen samen met onze diensten en met minister Crevits. Ik denk inderdaad dat het een belangrijk thema is en dat het zeker ook regionaal gebonden is om dat verder op te pakken. Dus dat doen we. Boeren op een Kruispunt die vanuit Landbouw subsidies krijgt, kan daar bijvoorbeeld ook een aangewezen partner bij zijn. Dat is een.
De bespreekbaarheid van psychische problemen zal centraal blijven staan in ons beleid, zowel als het gaat over specifieke elementen zoals suïcidepreventie als inzake het algemeen beleid voor geestelijke gezondheidsbevordering. Daar willen we verder op inzetten. Ik wil ook refereren aan de recente campagne om de hulplijnen bekend te maken met de boodschap ‘blijf praten’, en om dat centraal te plaatsen.
Collega Groothedde, u hebt in uw inleiding gezegd dat het niet normaal is dat hulp zoeken als niet normaal wordt beschouwd, maar toch staan we nog altijd voor dit dilemma, voor deze uitdaging, en moeten we daar dus verder aan werken.
We willen ook verder inzetten op het preventief gezondheidsbeleid. Dat is wel degelijk essentieel en dat hebben we ook gedaan. In de vorige commissies ben ik uitgebreid ingegaan op de extra middelen die we inzetten in de geestelijke gezondheidszorg. Ik zal dat nu niet herhalen omdat het al verschillende keren aan bod is gekomen.
We moeten niet alleen inzetten op het uitbreiden van het zorgaanbod, we moeten ook een preventief gezondheidsbeleid voeren. Daar zetten we sterk op in. Dat is wat we met de campagne, waarvan daarstraks sprake was, hebben willen doen.
Ook de JAC’s zijn daarstraks aan bod gekomen. Zij staan klaar om jongeren te helpen via e-mail, chat, telefoon en fysiek contact. Ze vinden het niet positief dat men doet alsof men nergens terechtkan, want zij dienen daarvoor.
Daarnaast blijven we inzetten op de CAW’s, de versterking van de CGG's, de jeugdhulp enzovoort, zoals we enige tijd geleden in een antwoord op een vorige vraag ook al uitgebreid hebben toegelicht.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Een aantal weken geleden hebben we inderdaad uitgebreid van gedachten gewisseld over geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren. Minister, u hebt toen veel informatie gedeeld over de uitrol van de OverKop-huizen, over de budgetten voor eerste hulp bij psychische problemen en andere waardevolle projecten.
Vandaag wil ik besluiten met te zeggen dat ik het positief vind dat er ook in de belendende sectoren initiatieven worden genomen. Het is natuurlijk niet alleen binnen Welzijn dat men suïcide kan aanpakken. Het is uitermate positief dat minister Weyts een heel plan, een heel beleid aan het uitrollen is voor studenten aan hogescholen en universiteiten. We kennen projecten zoals Dyzo, die inzetten op zelfstandigen die na een faillissement of andere problemen nood hebben aan gerichte ondersteuning. Ook minister Crevits is een actieplan aan het opzetten voor het mentaal welzijn van landbouwers, dat ze samen met het steunpunt zal opzetten.
Het is absoluut van belang dat we het totaal overzicht blijven behouden, en dat men zich binnen de belendende sectoren zoals Jeugd en Onderwijs actief inzet in alle regio's, steden en gemeenten om het aantal suïcides naar beneden te krijgen, en om mensen zo snel mogelijk ertoe aan te zetten te praten, hulp te zoeken of hun onzekerheden kenbaar te maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.