Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik heb inderdaad een nieuwe vraag om uitleg ingediend met betrekking tot lijkbezorging, dit keer voor mensen zonder familieleden of waarvan geen familieleden bekend zijn.
Het decreet is natuurlijk bekend, en het zegt in artikel 14 dat op een behoorlijke wijze moet worden voorzien in lijkbezorging van behoeftigen. De kosten komen ten laste van de gemeente waar de behoeftige in de bevolkingsregisters of in het vreemdelingen- of wachtregister ingeschreven was. In de praktijk zijn het natuurlijk de OCMW’s die de kosten op zich nemen. Dat zijn er almaar meer, dat bewijzen toch de cijfers die we daar jaar na jaar over te zien krijgen. Lokale besturen moeten steeds vaker een begraving of crematie ten laste nemen. Dat heeft natuurlijk verschillende oorzaken: behoeftigheid, maar zeker ook gezinsverdunning en het feit dat sommige mensen geen of weinig contacten hebben. Almaar meer mensen overlijden zonder familieleden of bekenden in hun directe omgeving.
Tijdens de commissievergadering van 27 oktober laatstleden hadden we het al over de invulling van het begrip ‘behoeftigheid’ en dat dit niet zo eenvoudig is. De minister verwees toen naar het Burgerlijk Wetboek enerzijds en de lokale autonomie anderzijds. Zo moeten de OCMW’s aan de hand van een sociaal onderzoek bepalen wie behoeftig is en wie niet. De minister was het wel met me eens dat het een vaag begrip betreft, maar was vrij terughoudend tegenover een mogelijke definiëring. Dan hebben we het over wie de kosten ten laste neemt.
Het probleem dat ik vandaag wil aankaarten, is nog een ander probleem, namelijk dat er ook mensen overlijden die daarom niet behoeftig zijn, maar die geen familieleden hebben, of van wie er niemand in de omgeving initiatief neemt om tot lijkbezorging over te gaan. Ook dat komt spijtig genoeg meer en meer voor, zo blijkt uit ervaringen van begrafenisondernemers. Soms kan er ook discussie zijn over welk OCMW bevoegd is. Ook dat weten we. Maar we hebben het hier in de commissie al vaak over gehad: waardigheid en respect moeten vooropstaan bij de thematiek, en dan kan het vanzelfsprekend niet dat als iemand overlijdt en er niemand een initiatief neemt, er dan ook geen lijkbezorging gebeurt.
Zo las ik heel recent het verhaal van Merksplas, waar een dakloze man overleden was die gedomicilieerd zou zijn geweest in Diegem. Er werden niet meteen familieleden gevonden en een initiatief tot lijkbezorging werd dan ook niet genomen. Zo kwam het dat de man een maand bleef opgebaard in het ziekenhuis waar hij gestorven was, tot uiteindelijk het OCMW van Diegem voor een laatste rustplaats zorgde. Het frappeerde mij, minister. Ik vind het eigenlijk zeer schrijnend dat iemand zelfs na overlijden niet of niet op tijd een waardige begraving krijgt. Dat was mee de aanleiding tot deze bijkomende vraag, maar het is natuurlijk iets dat niet eenmalig is, dat weten we allemaal.
Situaties als deze tonen aan dat er toch nood is aan een gegarandeerde tussenkomst van lokale besturen om te voorzien in een waardig afscheid als er een aantal dagen na een overlijden niemand initiatief heeft genomen voor een lijkbezorging. Dit uiteraard behoudens bijzondere redenen, zoals de niet-vrijgave van een lichaam door het parket in het kader van een gerechtelijk onderzoek; dat spreekt voor zich.
In het Vlaams regeerakkoord is opgenomen dat een evaluatie en actualisatie van het decreet van 2004 zal worden gehouden. In antwoord op mijn vraag om uitleg van oktober laatstleden hebt u gezegd dat de gesprekken hiervoor zouden starten in november en december, minister.
Minister, hoe staat u tegenover de piste om decretaal te voorzien in een termijn waarbinnen een waardig afscheid moet worden geboden aan mensen die overlijden zonder nabestaanden, en dat anders de gemeente de verplichting krijgt te zorgen voor een waardig afscheid? Ik heb het duidelijk niet over het ten laste nemen van de kosten en de mogelijke discussie over welke gemeente dat doet. Het gaat over wie het initiatief moet nemen tot lijkbezorging. Zult u dit thema meenemen in de bespreking rond de actualisatie van het decreet?
Minister, ik wil ook graag nog eens polsen of de gesprekken met betrekking tot de evaluatie en actualisatie al zijn opgestart. Welke partners zijn daarbij betrokken?
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank u voor uw vraag. Het is een deeldomein dat misschien niet altijd heel prominent in het Vlaams Parlement wordt besproken of centraal staat, maar dat u toch zeer goed beheerst. U hebt er bijzondere aandacht voor, het is vaak een diepmenselijke problematiek. Ik ben u daar erkentelijk voor dat u zich op die problematiek gooit en daar toch heel wat zinvolle en nuttige suggesties doet en vragen rond stelt.
Laat me beginnen met de casus die u hebt gebruikt om de vraag aan op te hangen. Ik heb er een kleine bedenking bij. Ik heb dat laten nagaan, en de persoon is niet in Merksplas maar in Antwerpen overleden, dit gewoon voor de juistheid van het dossier. Het OCMW van Machelen is inderdaad bevoegd, aangezien die persoon ingeschreven was in het bevolkingsregister van die gemeente.
Veel lokale besturen hebben in hun gemeentelijk reglement een termijn vastgelegd waarbinnen de overledene moet worden begraven. Bij nazicht blijkt dat in het plaatselijk reglement inzake lijkbezorging van Machelen geen maximumtermijn is voorzien binnen dewelke een overledene dient te worden begraven.
Hoewel de concrete regelgeving hieromtrent volgens mij het best wordt overgelaten aan de lokale besturen, die het best geplaatst zijn om elke particuliere situatie in te schatten en rekening te houden met de plaatselijke gewoonten, zal ik deze problematiek mee opnemen in het project over de actualisatie van de huidige regelgeving op begraafplaatsen en lijkbezorging.
De ontwerpagenda voor een overleg met de belanghebbenden werd verstuurd op 14 december 2020. Er werd voorgesteld om op volgende data samen te komen: op 11 en 25 februari, en eventueel ook nog 11 maart 2021. De volgende partners zijn uitgenodigd: Uitvaartunie, Funebra, het Vlaams Netwerk voor Openbare Crematoria (VNOC), de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de Vlaamse Vereniging van Ambtenaren en Beambten Burgerlijke Stand (VLAVABBS), twee lokale besturen, een centrumstad en een kleine gemeente, namelijk Gent en Kampenhout, het agentschap Zorg en Gezondheid en het Departement Omgeving, voor milieuaspecten. Dit is een mooi staal van mensen om mee aan de slag te gaan. We zullen uw concrete vraag of voorstel mee op de agenda zetten.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
U geeft toelichting bij de casus; ik ben maar verder gegaan op wat ik in de krant las. Ik hou eigenlijk niet zo van vragen stellen naar aanleiding van casuïstiek; we zouden dat in de commissie Welzijn elke week kunnen doen. Het is niet mijn gewoonte, moet ik eerlijk zeggen, maar ik wil het wel aangrijpen om de algemene problematiek te schetsen, want die bestaat wel.
Ik heb al meermaals gezegd dat ik veel vertrouwen heb in de lokale besturen. Het is vanzelfsprekend iets wat meer voorkomt, maar nu ook weer niet zo vaak dat lokale besturen, zeker kleinere lokale besturen, dit geregeld meemaken waardoor ze de reflex hebben om het op te nemen in een reglement. Er kunnen zeker goede praktijken worden gedeeld. Een decretale bepaling kan een terugvalbasis zijn, voor het geval er niets in een eigen reglement is voorzien. Het zou alleszins een meerwaarde zijn.
U zult het met mij eens zijn dat in zo'n geval de waardigheid heel erg onder druk staat en dat er absoluut geen getrek en gedoe mag zijn. We willen geen meldingen van begrafenisondernemers of ziekenhuizen krijgen over mensen van wie men na weken nog niet weet of ze begraven of gecremeerd zullen worden en voor wie niemand enig initiatief neemt.
Het zou goed zijn dat dit thema wordt meegenomen in de evaluatie en de voorbereiding van de actualisatie. Minister, als we nu die actualisatie doen, moeten we toch proberen om die voor een aantal jaren up-to-date te houden, als ik het zo mag zeggen. Ik doe dit met de nodige schroom, want ik weet dat er ook heel veel evolueert, wat technieken betreft en in de persoonlijke invulling die mensen willen. Toch is het van belang om duidelijkheid te creëren.
Minister, u hebt de groep genoemd waarmee u de evaluatie zult doen. Het zijn betrokken organisaties, die veel kunnen zeggen over de problematiek. De OCMW's zijn zeker ook een partner, want ook zij krijgen regelmatig te maken met vragen hierover, maar zij zijn via de VVSG vertegenwoordigd.
Minister, ik zal niet iedere keer na een bijeenkomst een vraag stellen, maar ik zal het in zijn algemeenheid opvolgen.
Minister, het is goed dat er duidelijkheid komt. Mevrouw Schryvers haalt de casus terecht aan als hefboom om dit te bespreken. Ik kan me ook inbeelden dat er mensen overlijden van wie men niet weet waar hun domicilie is.
Ik heb het zelf ooit meegemaakt dat men menselijke resten in verre staat van ontbinding had gevonden, en dan moet men ook een oplossing zoeken. Er blijft altijd een belangrijke verantwoordelijkheid voor het lokale bestuur waar de overledene wordt aangetroffen. Het is goed dat er klaarheid in wordt geschapen.
Minister Somers heeft het woord.
Ik ben het absoluut eens met de twee sprekers. Ik denk dat een samenleving die de menselijke waardigheid banaliseert, een verkeerde weg inslaat. Het komt inderdaad misschien niet zo vaak voor, maar wanneer het voorkomt, moet het ons allemaal een beetje raken. Ik vind het heel zinvol om dit te onderzoeken. U weet dat ik heel sterk geloof in de lokale autonomie, en ik denk dat er ook een stuk lokaal maatwerk moet zijn.
We nemen het mee in de evaluatie en de actualisatie. Ik vind het eigenlijk een goede zaak dat men af en toe eens een casus gebruikt om een iets bredere problematiek aan te kaarten. Ik wil u daarvoor bedanken, mevrouw Schryvers.
U hebt ook voor 100 procent gelijk dat, wanneer we een actualisatie doen, we dat ineens op een goede manier moeten doen, zodat we een paar jaar verder kunnen. Ongetwijfeld zullen er nieuwe problemen opduiken. Dat is nu eenmaal zo, de samenleving evolueert en we leren altijd bij. Over een paar jaar moeten we misschien opnieuw aanpassen aan de nieuwe inzichten die er dan zijn. Vooral bedankt voor het aankaarten van de problematiek.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik wilde het probleem maar aankaarten omdat u had gezegd dat u heel binnenkort met de werkgroep rond de evaluatie van start gaat. Ik zou het inderdaad appreciëren als u dit zou meenemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.