Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn beste wensen voor iedereen en ik hoop dat we op dezelfde goede manier kunnen blijven samenwerken. Als oppositie zullen we nog wel een aantal keren van mening verschillen, maar dat is ook de rijkdom van dit parlement.
Minister, ik heb mijn vraag net voor het eindejaar ingediend. Collega Warnez – ere wie ere toekomt – pakte uit met cijfers uit een schriftelijke vraag over het aantal klachten van gemeenteraadsleden dat binnenliep bij de gouverneurs. In het coronajaar 2020 steeg dat aantal drastisch. Heel wat van deze klachten bleken te gaan over de organisatie van de democratische besluitvorming.
In het voorjaar, tijdens de eerste lockdown, was er een improvisatiefase en werd er veel geëxperimenteerd, wat logisch was. Het was niet makkelijk om een aantal zaken in een sneltempo op de rails te krijgen om op een goede manier tot besluitvorming te komen. Maar ondertussen zijn we negen maanden verder en is het belangrijk om de evolutie te blijven zien. Vandaar dat ik hierover regelmatig een vraag stel, samen met andere collega's, en dat ik het probeer op te volgen.
Ik ben er meer en meer van overtuigd dat de grens tussen enerzijds alle vertrouwen en autonomie geven aan de lokale besturen en anderzijds hen in de steek laten, dun is. Er zou toch een duidelijker kader naar voren moeten worden geschoven.
Ook in de tweede golf zien we dat gemeentebesturen weer hun plan trekken. Vele schakelden weer over naar digitaal vergaderen, andere verhuisden naar theaterzalen of andere grote ruimtes waar afstand houden mogelijk is. In uw antwoord op een andere vraag van collega Warnez lees ik: "In de richtlijnen is opgenomen dat de fysieke vergadering op een andere locatie dan de raadszaal mag doorgaan. De reden daarvoor is te waarborgen dat de social distancing gegarandeerd is. Het behoort tot de autonomie van het lokaal bestuur om te oordelen wat een geschikte en neutrale vergaderlocatie is."
Een aantal lokale besturen hanteren wel wat rekbaarheid. Zo kreeg ik recent signalen over een gemeente waar het bestuur creatief knutselend aan de slag ging met plexiglas in de raadszaal. Niet alle raadsleden voelen zich hier veilig en comfortabel bij. Vorige week hadden we in de plenaire vergadering het debat over huishoudhulpen die zich niet veilig voelen, maar uit financiële noodzaak hun gezondheidszorgen aan de kant moeten schuiven. Bij raadsleden gaat het gelukkig niet om financiële redenen. Zij willen hun mandaat en hun plicht als raadslid zo goed mogelijk vervullen. Minister, we mogen van hen niet verwachten dat ze dit moeten afwegen tegenover hun gezondheid.
Er is nood aan duidelijkere, objectievere maatstaven. We laten het toch ook niet over aan de autonomie van kappers of horeca-uitbaters om te oordelen wat een geschikte omgeving is om coronaproof te werken. Binnen bedrijven gelden er regels rond veiligheid en gezondheid op het werk en is er een onafhankelijk toezicht op. En dat is niet omdat we geen vertrouwen hebben in het overgrote merendeel van de kappers, cafébazen en bedrijfsleiders. Misschien moeten we voor de lokale besturen dezelfde logica gebruiken.
Minister, is het grote aantal klachten dat dit jaar binnenliep bij de gouverneurs voor u een signaal?
Erkent u dat een duidelijker, objectief kader voor het organiseren van raadszittingen nodig is?
Waar kunnen raadsleden terecht die zich bij de huidige manier van organiseren van de zittingen niet veilig voelen en zich in hun rechten van raadslid onder druk gezet voelen?
Hoe kan er objectiever worden toegezien op de coronaveiligheid van de vergaderlocaties?
Kunnen we opleggen dat alle gemeentes een performant digitaal alternatief, inclusief stemmodule, op poten zetten om vlot te kunnen schakelen bij gezondheids- of andere crisissen? Wilt u hen daarbij ondersteunen? Zo ja, op welke manier?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, ik dank u voor uw vraag. Laat mij op mijn beurt ook iedereen een gelukkig, voorspoedig en vooral een heel gezond 2021 toewensen.
Mijnheer Vaneeckhout, uw vraag getuigt – en dat is natuurlijk heel positief – van een grote bekommernis over het goed functioneren van de lokale democratie. Het is een bekommernis die we over de grenzen van meerderheid en oppositie delen.
Vanaf het begin van de coronacrisis hebben we richtlijnen opgesteld die het mogelijk moesten maken om de lokale bestuursorganen te laten blijven vergaderen tijdens de coronamaatregelen. Dat is belangrijk met het oog op de rechten van alle gemeenteraadsleden, het functioneren van de lokale democratie en de belangen van oppositie en burgers. Het lokale democratische werk moest maximaal verder kunnen gaan, weliswaar in een aangepaste vorm. Dat is ook nodig geweest omdat lokale besturen in de voorbije maanden vaak heel belangrijke beslissingen hebben moeten nemen in de strijd tegen de coronacrisis.
Ik ben mij ervan bewust dat elke verandering, zeker zo’n drastische verandering die onverwacht is, transitiemoeilijkheden met zich meebrengt. We begrijpen allemaal dat dit niet altijd van een leien dakje loopt. Zeker in het begin hebben besturen zeer snel moeten schakelen, en was het zoeken voor sommige besturen. Het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) heeft daarbij een heel constructieve rol gespeeld. Het is mijn aanvoelen dat het overgrote deel van de gemeenten dit op een heel correcte en integere manier hebben gedaan, met respect voor de belangen van iedereen.
U sprak eerst over een dramatische verhoging van de klachten; daarna stuurde u bij tot drastische verhoging. Wat is de realiteit? Jaarlijks ontvangt ABB zo’n 800 klachten van gemeenteraadsleden en burgers over de lokale democratie. Van 13 maart tot 10 december werden dertig klachten ontvangen over het functioneren van de bestuursorganen in crisistijd. Die dertig klachten hebben betrekking op zeventien lokale besturen. Soms waren er zelfs meerdere klachten over één gemeenteraadszitting. Veertien van die dertig klachten waren gegrond en ze hadden betrekking op negen lokale besturen. Dat is 3 procent van de lokale besturen die door omschakeling naar een totaal nieuwe situatie, eigenlijk op de vingers zijn getikt. 97 procent van de lokale besturen hebben dus geen opgestoken vingertje gekregen. Ongetwijfeld zullen er in een aantal besturen nog problemen zijn geweest waarvoor men geen klacht heeft ingediend.
Ik wil het toch echt in perspectief plaatsen. We mogen niet het beeld ophangen dat er een dramatische situatie is met betrekking tot de lokale democratie. Ik ben het er niet mee eens, want dat is absoluut niet het geval. Eén klacht is nog in behandeling.
Ik minimaliseer deze klachten niet. Ik wil ze niet dramatiseren, maar ze ook niet minimaliseren. We hebben die klachten steeds onderzocht om na te gaan of we de richtlijnen moesten aanscherpen en of we het ondersteuningsaanbod van ABB moesten optimaliseren.
De richtlijnen van het agentschap zijn altijd een dynamisch gegeven geweest en worden aangepast aan de epidemiologische situatie. In september is er een nieuw kader ontwikkeld door het agentschap in samenwerking met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Dit kader is duidelijk en objectief voor het organiseren van raadszittingen. Het agentschap geeft momenteel, onder de huidige epidemiologische situatie, de voorkeur om de vergaderingen digitaal te laten plaatsvinden, ook vanuit de voorbeeldrol die lokale besturen moeten innemen. Dit kan evenwel niet worden verplicht. Het ministerieel besluit (MB) van 28 oktober 2020 verbiedt namelijk niet dat fysieke zittingen kunnen doorgaan. Het MB is uiteindelijk het kader waarbinnen de spelregels worden vastgelegd, in dezen de federale overheid, uiteraard onder de voorwaarde dat daarvoor de veiligheidsmaatregelen worden gerespecteerd, zoals het afstand houden, het dragen van mondmaskers, de circulatie van raadsleden voor en na de vergadering. Op de website van ABB staan, naast de richtlijnen, ook heel praktische tips opgenomen voor lokale besturen om veilig te vergaderen.
Er is een afwegingskader om lokale besturen te helpen beslissen over de wijze van vergaderen en de locatie van vergaderen. De veiligheidsvoorschriften voor fysiek vergaderen worden op een heel heldere manier uit de doeken gedaan. Er zijn ook richtlijnen voor de openbaarheid van de vergadering en de kwaliteit van de deelname aan eventuele digitale vergaderingen.
U weet dat de organisatie van de gemeenteraad – wanneer komt zij samen, welke punten staan op de agenda, waar komt zij samen – tot de autonomie van de gemeente behoort. Ik heb altijd het belang benadrukt van goed overleg binnen de gemeenten. Er zullen altijd verschillen bestaan in visie. De ene voelt zich comfortabeler om fysiek te blijven vergaderen, de andere wil graag digitaal vergaderen. Ik heb dat ook zelf in mijn eigen gemeente ondervonden. Het blijft finaal een keuze van het lokale bestuur. Een raadslid kan altijd zelf een voorstel op de agenda van de gemeenteraad brengen waarin een bepaalde wijze van vergaderen wordt voorgesteld. Indien raadsleden oordelen dat gemeenteraden niet worden georganiseerd volgens de richtlijnen, dan kan daarover klacht worden ingediend bij de gouverneur. Die zal de klacht objectief onderzoeken, rekening houdend met het geldende kader voor vergaderen en het geldende kader van de coronamaatregelen.
Kunnen we opleggen dat alle gemeentes een performant digitaal systeem installeren? Deze gezondheidscrisis heeft de digitale omslag in veel lokale besturen versneld. Ik ben trots op de manier waarop de lokale besturen dit hebben aangepakt. Digitaal en hybride vergaderen is ondertussen goed ingeburgerd. De roep om ook na de crisis digitaal of hybride vergaderen mogelijk te maken, is heel groot. U weet dat ik wat aarzel voor de plenaire zitting van de gemeenteraad, maar er zijn ook commissievergaderingen en infovergaderingen waar misschien wel wat meer mogelijk is.
We willen alleszins zo'n kader corrigeren. Dit zal mogelijk worden gemaakt door middel van de lopende aanpassing van het decreet over het lokaal bestuur, dat in het voorjaar zal worden voorgelegd aan het Vlaams Parlement. Daar zullen we het kader bepalen en zal het parlement een inbreng kunnen hebben en eventueel kunnen aanpassen.
Er zal ook een ondersteunend kader komen met minimale voorwaarden, dat zal worden goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Het zal aan de lokale besturen toekomen om ervoor te zorgen dat die minimale voorwaarden gerespecteerd worden. Dus naast het kader dat in het decreet wordt opgenomen, zal de Vlaamse Regering tijdens het voorjaar een set opmaken met minimale voorwaarden waaraan men moet beantwoorden om in regel te zijn.
Veel lokale besturen hebben nu al goed werkende systemen voor digitaal vergaderen. De praktijk wijst ook uit dat dit niet veel hoeft te kosten. De noden in het veld zijn ook verschillend, afhankelijk van de werking van de organen, die heel divers is. Een centraal systeem lijkt me dan ook geen goede oplossing.
Ik zie wel een belangrijke rol weggelegd voor ABB, de VVSG, de Vlaamse ICT-Organisatie, kortweg V-ICT-OR en softwarebedrijven om lokale besturen daarin te ondersteunen om oplossingen op maat uit te werken. De website van ABB bevat nu al heel concrete handleidingen daarvoor.
Het echt organiseren van een heel uniform aanbod inzake digitalisering is volgens mij niet nodig, ik denk dat we daar wat moeten vertrouwen op de specificiteit en de creativiteit van lokale besturen en het aanbod dat vandaag al breed aanwezig is. Met het nieuwe decreet dat er in het voorjaar komt en met het kader voor die minimale voorwaarden komen we volgens mij in belangrijke mate tegemoet aan uw terechte bezorgdheid. Er zijn een aantal extra klachten die we ernstig moeten nemen, maar we mogen zeker niet spreken van een golf van ontreddering van de lokale democratie wanneer 97 procent van de gemeenten tot nu toe geen klachten heeft gehad. We leven in een samenleving waarin de oppositie mondig genoeg is; wanneer er dus echt een probleem is, zal zij wel naar de gouverneur stappen en een klacht indienen. Ik heb dat in mijn oppositietijd zelf regelmatig gedaan, maar dat is al heel lang geleden.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik heb nog nooit het genoegen gehad om lokaal in de oppositie te zitten, maar op Vlaams niveau probeer ik het te leren.
We moeten inderdaad niet doen alsof de meerderheid van de gemeenten van de gelegenheid gebruikmaakt om de democratische rechten van de raadslieden te fnuiken en de lokale democratie onder druk te zetten, maar ik ben wel bezorgd over een specifieke doelgroep. Ik ben zelf een enorme voorstander van fysieke vergaderingen, ook in het parlement. We doen het goed in deze commissies, maar het is altijd een meerwaarde voor het democratische debat om fysiek aanwezig te zijn in dezelfde ruimte. Maar de tijden zijn nu eenmaal wat ze zijn en daarom vind ik het belangrijk dat elk raadslid ook individueel zijn democratische rechten behoudt.
En die democratische rechten gelden niet minder wanneer men oud is of onderliggende gezondheidsproblemen heeft. En dan gaat het niet op om het aan een beslissing van meerderheid tegen oppositie in een gemeenteraad over te laten om die rechten te garanderen. Dat is wat we nu in de feiten doen: elk raadslid kan vragen om voortaan digitaal te vergaderen, waarop daarover gestemd wordt. Men laat dus eigenlijk een meerderheid in een gemeenteraad bepalen wat de rechten zijn van een individueel raadslid dat om gezondheidsredenen, ouderdomsredenen, ziekte liever of beter niet aanwezig is, soms op advies van de dokter. Ik ken een aantal mensen in die situatie en ik vind dat echt problematisch. Los van de klachten bij ABB en het politieke spel dat daarrond wordt gespeeld, vind ik het eigenlijk een fundamenteel democratische vraag hoe we omgaan met die groep raadsleden die noodgedwongen thuiszitten en die sinds negen maanden hun rol als individueel raadslid niet meer hebben kunnen spelen. We kunnen dan zeggen dat ze meestal tot een fractie behoren en dat die fractie dan wel haar rol zal spelen, maar dit is niet hoe onze democratie werkt. Fracties komen er pas in tweede orde bij. In principe is men als individu verkozen en moet men zijn rol als individueel raadslid kunnen spelen. Mijn vraag is dan ook hoe we omgaan met die ene groep en of we niet nog meer werk kunnen maken van het invoeren van hybride vormen waarbij de basisvorm wordt gekozen door wat de raad wenst, maar waarbij een aantal mensen die in een specifieke medische situatie zitten, alsnog op een digitale manier kunnen aansluiten.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik deel de bezorgdheid van de heer Vaneeckhout over de noodzaak van een goed afsprakenkader, maar onze lokale ervaring daarover is heel positief. Wat de raadsleden betreft, zijn er inderdaad heel wat bezorgdheden geuit, die ik in grote mate deel. Aan de andere kant van de democratie stel ik vast dat wij hier in het verleden tijdens de fysieke vergaderingen weinig of geen bezoekers hadden. Nu hebben wij tot onze grote verbazing en positieve verrassing tachtig tot honderd kijkers: de lokale democratie live in de huiskamer. Ik stel een heel positief effect vast van dit online vergaderen van de gemeenteraad voor de lokale democratie. Er is ook meer interactie en er zijn meer vragen van de bevolking. Ook dat positieve effect wil ik hier graag laten optekenen.
Ik onderschrijf ook de suggestie over hybride vergaderingen in de toekomst, op een duurzame manier en binnen een kader dat daarvoor zal worden uitgewerkt.
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister, ik heb u vanmorgen al gezien. U hebt me vergeleken met André Hazes. Ik heb ook al gezien dat men me vergelijkt met Jean-Marie Pfaff in zijn jonge jaren.
Toen was Jean-Marie toch al een beetje ouder.
Minister, ik ben heel blij te vernemen dat u na de coronacrisis – en ik hoop dat dat zo snel mogelijk is – toch een kader zult schetsen om digitale vergaderingen bij te wonen. Ik merk enige aarzeling bij u om dat ook te doen voor digitale gemeenteraden. Ik zou erop willen aandringen om uw aarzeling te laten varen en dat te voorzien. Er zijn nu eenmaal omstandigheden waarbij de gemeenteraad heel kort moet samenkomen om een formele beslissing te nemen. Ik geef een voorbeeld. Op een bepaald moment moet een schepen worden vervangen en moet een nieuwe schepen worden aangeduid. Daarvoor moet een gemeenteraad bij elkaar worden geroepen. Dat is dus voor één puntje en daarvoor zou dus een hybride vergadering mogelijk moeten zijn.
Er zijn ook een aantal voordelen aan hybride vergaderingen. Ik denk dan aan mensen die zich ook buiten coronatijden niet kunnen verplaatsen als gevolg van een operatie of dergelijke. Op die manier kan die persoon zijn taak als gemeenteraadslid toch vervullen.
Ik wil dus vanuit mijn ervaring zeer sterk pleiten voor een nieuw kader voor de organisatie van vergaderingen, ook fysieke vergaderingen, van de lokale bestuursorganen.
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, op mijn beurt ook voor iedereen de beste wensen voor het nieuwe jaar.
Ik deel de bekommernissen van collega Vaneeckhout. Als raadslid moet je je rol kunnen blijven spelen, of je behoort tot de meerderheid of de oppositie, of je een goede of minder goede gezondheid hebt. Het moet absoluut kunnen.
Minister, u hebt verwezen naar de relativiteit van het aantal klachten, maar ik ben er wel van overtuigd dat een aantal gemeenten zich in een zogenaamde ‘grijze zone’ bevinden wat betreft het actief vergaderen van hun gemeenteraad. Ze zijn niet actief op zoek gegaan naar alternatieven om te vergaderen conform onze democratische regels. In de eerste weken en maanden konden ze zich nog een beetje wegsteken achter kinderziektes, maar die tijd is intussen wel voorbij.
Minister, ik wil het specifiek hebben over de suggestie van collega Vaneeckhout voor een performant digitaal alternatief, inclusief de stemmodule. Ik blijf er toch op hameren om samen met ABB, en indien nodig ook met de VVSG, een aantal van die zaken aan te bieden, zodat ook de geheimhouding van de stemming gehandhaafd kan blijven. De procedure om mails te sturen naar de algemeen directeur of om het op een andere manier te doen, lijkt me toch niet 100 procent sluitend. Vandaar het pleidooi om het alternatief van een digitaal platform dat voldoet aan de verwachtingen en noden van onze lokale democratie, te laten ontwikkelen of aan te bieden vanuit ABB of de VVSG. Zo kunnen we de individuele rechten van de raadsleden vrijwaren, ongeacht de toestand waarin we ons bevinden.
De heer Buysse heeft het woord.
Voorzitter, ik wil het voorstel van de heer De Loor over de stemmodule nog versterken met een heel praktisch voorbeeld. In onze vorige gemeenteraad was er een discussie en werd de vraag gesteld om over te gaan tot de hoofdelijke stemming. Dat heeft voor enorm veel problemen gezorgd. Het was heel moeilijk in te schatten wie er op dat moment effectief aanwezig was. Het is niet omdat iemand online staat dat die er effectief is. De stemming is niet gelukt. Ik denk dat er zeker een oplossing voor moet komen en ik steun dus het voorstel.
De heer Warnez heeft het woord.
Collega's, het klopt dat de minister en ABB al heel wat hebben gecommuniceerd over richtlijnen. Dat heeft ervoor gezorgd dat het aantal, zeker gegronde, klachten beperkt is. Ik blijf toch de oproep voor een duidelijk kader steunen, met spelregels voor het digitaal vergaderen.
Ik wou net hetzelfde zeggen als wat collega De Loor zei. Ik heb weet van een aantal rare praktijken met mondeling stemmen in een aantal gemeenten. Er wordt bijvoorbeeld gestemd via een stemformulier in een enveloppe met je naam erop die aan de algemeen directeur wordt afgegeven. Ook bij het digitaal vergaderen heb ik mijn vragen of het exact wordt gegarandeerd dat men geheim kan stemmen. Ik weet niet of de administratie het mee kan opvolgen, maar ik denk dat we ook daarvoor een aantal regels moeten hebben. Of het in een apart platform moet, zoals collega De Loor en Warnez zeggen, weet ik niet. De Centra voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg (CIPAL’s) van deze wereld hebben ook hun eigen systemen. Goed, het geheim stemmen is toch iets wat een aantal strikte regels vereist.
Minister, ik heb nog een vraag. U zei daarnet dat er jaarlijks honderden klachten door raadsleden worden ingediend. Op mijn vraag zei u dat er jaarlijks ongeveer 23 klachten door raadsleden worden ingediend tegen beslissingen van het college van burgemeester en schepenen. Ik vind het weinig dat er buiten het coronajaar 23 klachten worden ingediend. Misschien verwar ik het met die honderden waarover u sprak, maar is het niet eerder te weinig? Kennen de raadsleden hun rechten wel? Weten ze wat ze kunnen doen in het kader van bestuurlijk toezicht?
Ik heb drie korte puntjes. Vooreerst wil ik die driehonderd gemeenten feliciteren om zo snel om te schakelen naar het digitale gebeuren. Het was niet niks. Daarnaast deel ik de bekommernis over de geheime stemming: dit moet op een goede manier kunnen worden georganiseerd en misschien kunnen er ook betere tools voor worden aangereikt. Ten slotte – en ik denk aan de tussenkomst van de heer Tommelein – zou er een kader moeten zijn om voor korte vergaderingen meer mogelijk te maken.
Ik wil er toch ook wel voor pleiten om de slinger niet helemaal naar de andere kant te laten doorslaan. Dat geldt niet alleen voor gemeenteraden, maar ook voor het parlement. Als we zouden evolueren naar alles digitaal, dan zouden we als raadsleden en parlementsleden toch ook heel wat missen. We zijn ook sociale wezens. We zijn deze vergadering begonnen met een grap en een grol. Als we elkaar alleen maar – stel u voor – via digitale vergaderingen zouden kennen, dan zouden er toch heel wat menselijke aspecten wegvallen. Daarvoor moeten we zeker aandacht blijven hebben. Politiek is een zaak van mensen en mensen moeten elkaar kunnen ontmoeten. Het zijn nu uitzonderlijke omstandigheden, maar laat ons hopen dat de uitzonderingen ook de uitzonderingen blijven.
Minister Somers heeft het woord.
Collega's, ik dank u voor de interessante reflecties en suggesties.
Collega Warnez zegt dat er tamelijk weinig klachten zijn en vraagt zich af of men wel voldoende de weg kent om klacht in te dienen. Dan zitten we natuurlijk in een samenleving waar het nooit goed is. Als er veel klachten zijn, werkt het systeem niet goed, en als er weinig klachten zijn, werkt het klachtensysteem niet goed. Laat me toe dat ik daar wat voorzichtig in ben.
Het bestuurlijk toezicht bestaat al decennia. Ik denk dat gemeenteraadsleden dat door de band wel goed kennen en dat men weet dat men klacht kan indienen. Elk gemeenteraadslid wordt er ook over geïnformeerd. Ik zou inderdaad durven vast te stellen dat er soms met een probleem een probleem is, dat er soms een drempel is om een klacht in te dienen. Gelukkig is het ook zo dat men niet voor elke pruts een klacht indient. In de zes jaar dat ik in de oppositie zat in de gemeente, heb ik toch vier of vijf keer een klacht ingediend. Ik was een actieve klachtenindiener. Het was toen ook nodig tegenover de meerderheid. In Mechelen worden er wel wat klachten ingediend. Alle gekheid op een stokje: laat er ons van uitgaan dat bestuurlijk toezicht een vast gegeven is en dat mensen het kennen. Het is mijn opvatting dat onze lokale democratie, al bij al, met zijn gebreken, toch goed functioneert en goed in elkaar zit. Mijnheer Warnez, ik ben er trouwens van overtuigd dat dat ook uw mening is.
Het hybride vergaderen – de vraag van de heer Brouns en de heer Vaneeckhout – kan vandaag al wel. Er zijn verschillende gemeentebesturen die dat doen, dat organiseren en mogelijk maken. Het is een formule die voor sommige kwetsbare mensen een oplossing kan zijn en ook een duurzame oplossing kan zijn. Bepaalde mensen met een handicap of anderen kunnen daardoor op een meer actieve manier participeren aan de lokale democratie, ook als raadslid, waar vandaag de drempel door de fysieke beperkingen misschien te hoog is. Het kan een oplossing zijn. Dat spoor moet zeker worden onderzocht.
In het nieuwe voorstel dat we in het parlement zullen indienen, zal de mogelijkheid voorzien zijn om de plenaire zitting van de gemeenteraad digitaal te organiseren, maar het zal de uitzondering zijn. Men zal extra moeten motiveren waarom men de gemeenteraadszitting toch digitaal houdt. De heer Tommelein heeft een concreet voorbeeld aangehaald dat volgens mij valabel is. Er moet enkel een eed worden afgenomen: moet men daarvoor allemaal naar het stadhuis komen? Ik kan me voorstellen dat dit, bij wijze van uitzondering, digitaal kan gebeuren.
Een fysieke plenaire vergadering – en daar volg ik de commissievoorzitter – is iets anders dan een digitale plenaire vergadering. De interactie tussen mensen, de discussie, de emotie, de overtuigingskracht die men in een fysieke ontmoeting aan de dag kan leggen, de non-verbale interactie, het kunnen schorsen, het eventjes met een collega kunnen praten, wordt digitaal allemaal veel complexer. Mijnheer Tommelein, we moeten ook aan de collega's van de oppositie denken, die hun rol volgens mij minder gemakkelijk kunnen spelen op een digitaal platform dat extra inspanningen vraagt, dan in een fysieke vergadering. Ik zou dat onderdeel toch meenemen, aangevuld met ‘de wandelgangen’ waarnaar collega Van Dijck verwijst: de dingen die errond gebeuren, de overlegmomenten, het laten creëren van ideeën. Ook vandaag wordt er in uw stadhuis massaal digitaal gewerkt, op mijn kabinet ook, maar daardoor mist men natuurlijk wel die kleine gesprekken aan het koffieapparaat, in de gang, waarbij ideeën tot stand komen en ideeën worden uitgewisseld. Er zijn veel voordelen aan digitaal werken, maar ook nadelen. De regel zal zijn dat het kan, maar het zal de uitzondering zijn. Men zal het extra moeten motiveren. Eigenlijk zou de logica der dingen moeten zijn dat het fysiek gebeurt.
De heer De Loor heeft een aantal terechte bekommernissen gedeeld, maar dringt ook aan op meer informatie over digitale systemen die goed functioneren, die garant staan voor een goede kwaliteitsvolle werking. De richtlijnen zijn ter zake tamelijk duidelijk: ook raadsleden moeten in de vergadering zichtbaar zijn voor andere raadsleden en ook zichtbaar zijn voor burgers. Het zijn dingen die we ‘en cours de route’ al hebben bepaald en die we in een nieuw kader in het voorjaar zullen vastleggen. U moet weten dat er vandaag nogal wat systemen bestaan die goed functioneren. We hebben die al wat gepromoot, maar ik wil gerust het engagement nemen – laat het een positieve consensus in deze commissie zijn – om de positieve systemen nog eens op te lijsten. Ze staan al op de website van ABB maar we kunnen ze meer zichtbaar zetten. We kunnen samen met de VVSG nagaan hoe zij goede systemen die vandaag bestaan, goed kunnen oplijsten. De gemeentebesturen die vandaag sukkelen met het zoeken naar het beste systeem, kunnen dan zien wat er al bestaat. Als ik jullie goed heb beluisterd, is dat toch een vraag die leeft in de commissie. Ik ben graag bereid om dat te doen, naast het maken van een aantal minimale richtlijnen om digitaal vergaderen goed te laten verlopen en naast het feit dat er in het voorjaar een decreet komt dat jullie mee zullen goedkeuren en waarin wij de mogelijkheid van digitaal vergaderen creëren, zoals ik daarnet heb beschreven.
Ik denk dat ik hiermee de belangrijkste vragen heb antwoord.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik denk dat we het in deze commissie met een aantal basisbezorgdheden eens zijn. Ik heb het daarnet al gezegd, maar ik zal het nog eens herhalen, dat ik ook absoluut de overtuiging deel dat fysieke vergaderingen in een democratische context een absolute meerwaarde hebben en dat we na de coronacrisis van digitale vergaderingen, zeker wanneer het gaat over plenaire vergaderingen, de uitzondering moeten maken met het oog op de politieke dynamiek.
Ik ben u zeer erkentelijk dat u ook aan de oppositie denkt. Het is niet altijd evident om het debat daarover op de juiste manier te voeren. Vaak moet er in de tussentijd met elkaar worden afgestemd, waarbij lichaamstaal wel kan helpen. Maar ook op menselijk vlak, wij zijn dieren, zijn wij op zoek naar welzijn en dat ligt onder meer in sociale contacten. En ook wij, politici, zijn niet gemaakt om twaalf uur per dag achter een scherm naar elkaar te zitten kijken en op die manier aan politiek te doen.
Ik sluit af met mijn oproep om bij de lokale besturen nog eens het belang van de rechten van individuele raadsleden te beklemtonen en zij die fysiek willen samenkomen te wijzen op de mogelijkheid van hybride vergadervormen voor wie om gezondheidsredenen niet kan deelnemen aan een fysieke vergadering. Na negen maanden moeten we ook die mensen hun recht als raadslid gunnen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.