Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Vraag om uitleg over het project SAMEN voor de aanpak van straatcriminaliteit
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik vind dit een heel belangrijk thema, dat onlangs nog aan bod kwam in de plenaire vergadering naar aanleiding van de toch wel zeer gewelddadige en onaanvaardbare incidenten in Puurs. Op de vergadering van 14 oktober hebben we daarover gesproken in de plenaire vergadering. De minister-president verwees toen in zijn antwoord, onder andere in verband met het snelrecht, naar het federale regeerakkoord: “Om dat uit te voeren, kunnen ze op Vlaamse steun rekenen”. Dat is een belangrijke uitspraak van de minister-president op dat vlak. De Vlaamse minister van Justitie investeert nu al in verschillende projecten in Limburg. Binnenkort volgen nog projecten rond snelrecht in Antwerpen en Mechelen.
Onlangs verscheen in de pers dat de Vlaamse Regering het Mechelse proefproject SAMEN (Snel, Alternatief, Maatwerk, Efficiënt en Effectief, Nabij), dat kan rekenen op 150.000 euro aan steun, wil uitrollen in Antwerpen, de Kempen en nadien in heel Vlaanderen. In dat persbericht stond ook dat u, in functie van die brede uitrol, de resultaten van dat wetenschappelijk project wilt opvolgen, minister.
Het doel van dat project is om, vanuit een nauwe samenwerking tussen politie, parket en preventie- en hulpverlening, de straatcriminelen – ik heb ze ooit ‘draaideurcriminelen’ genoemd: mensen die heel vaak terugkeren bij de politiediensten – intensiever te kunnen opvolgen en veel sneller voor de rechter te kunnen brengen om te voorkomen dat ze afglijden in een crimineel milieu en hervallen, natuurlijk ook met het oog op het leed van en de schadeloosstelling voor de slachtoffers.
Minister, u weet ongetwijfeld dat er al drie jaar een gelijkaardig project loopt in Limburg met heel wat ervaring en een sterk lik-op-stukbeleid. De politiezone CARMA startte in oktober 2017 met deze nieuwe afhandelingsmethode, het zogenaamde Project M. M staat voor Maatwerk, Multidisciplinair en Met snelheid. Intussen zijn alle negen Limburgse politiezones aangesloten bij het project, onder de coördinatie van het parket in Limburg.
Het project startte vanuit het doel veel voorkomende criminaliteit snel en adequaat af te handelen. Dat blijft de basis: voorkomen van recidive en de tijd tussen het feit en de bestraffing zo kort mogelijk houden. Het gaat over onder meer diefstallen, vernielingen, belaging, slagen, bedreigingen, inbreuken tegen de wapenwet, en sinds kort eveneens – niet onbelangrijk – intrafamiliaal geweld.
De specifieke afhandelingswijze van de nieuwe Sectie M maakt het mogelijk dat een parketmagistraat sneller een beslissing kan nemen over een dossier. Verdachten die door de politie op heterdaad betrapt en gearresteerd worden, spreken binnen de 24 of 48 uur met een parketmagistraat, waarbij onder andere meteen kan worden voorgesteld om het dossier af te handelen via de procedure bemiddeling en maatregelen bij de justitiehuizen. Het justitiehuis staat stand-by om de magistraat van advies te voorzien.
Uit de cijfers die werden bekendgemaakt in januari 2020 blijkt dat de doorlooptijd van een dossier aanzienlijk ingekort is, van 160 dagen naar minder dan 40 dagen. Bij de laatste contacten die ik had, was dat zelfs nog maar 22 à 20 dagen. Het gaat razendsnel, wat uiteraard zeer goed is.
Bij de beleids- en begrotingstoelichting (BBT) Justitie en Handhaving 2020-2021 heeft uw collega terecht verwezen naar die belangrijke lopende projecten in Limburg en in Antwerpen/Mechelen, met het project SAMEN. Ik was enigszins verrast doordat in de media enkel nog het proefproject SAMEN werd genoemd.
Minister, u stelt dat 150.000 euro ter beschikking werd gesteld voor het project SAMEN in Mechelen. Zijn er ook kredieten voorzien voor andere lokale projecten, zoals het project M in Limburg?
Wordt het project M meegenomen in het beleid en de voorziene uitrol over heel Vlaanderen van de nieuwe aanpak voor een lokaal lik-op-stukbeleid voor kleinere criminaliteitsvormen?
Wordt de opgebouwde expertise van het project M meegenomen in de wetenschappelijke studie waarin voorzien is? Wat is de doelstelling en het opzet van de wetenschappelijke studie? Wie wordt daarbij betrokken? Door wie wordt die uitgevoerd? Is daarvoor in kredieten voorzien?
De heer Ongena heeft het woord.
Voorzitter, ik zal niet herhalen wat de heer Brouns al heeft gezegd. Leefbare steden en gemeenten is een aandachtspunt van ons allemaal, waar al jaren actief aan wordt gewerkt. Leefbaarheid betekent in de eerste plaats afrekenen met overlast en criminaliteit. Dat zijn de belangrijkste factoren waardoor een wijk onleefbaar kan worden. Ondertussen weten we dat we om de criminaliteit aan te pakken, een globaal beleid moeten voeren, niet enkel een lik-op-stukaanpak of justitiële handelingen, niet enkel het vervolgen en bestraffen van de overtreders. Er is ook een preventieve gedeelte. Het ene kan echt niet zonder het andere. Dat is een les van de voorbije tien, twintig jaar.
Vandaar, minister, dat ik gecharmeerd was toen ik las over het project SAMEN, waarbij men het preventieve en het bestraffende luik samenbrengt. Men gaat casus per casus na, met alle betrokkenen. Het mikt op jongeren tussen 18 en 25 jaar, en op de vraag hoe men die jongeren ervan kan overtuigen om het pad van de criminaliteit te verlaten. Men doet aan maatwerk en maakt een individueel plan van aanpak op. De samenwerking tussen preventie en Justitie is belangrijk: ze krijgen nog een kans, maar men houdt hen in de gaten.
Ik denk dus dat dit een goed verhaal en een goed project is. Daarom wou ik nog wat verder informeren. Ik heb gezien dat het project van start ging op 1 november. Hoelang is de looptijd van het project zoals u het nu voorziet? Op welke termijn wil men het extra personeel – magistraten en justitieassistenten – aanwerven?
Daarnaast heb ik gelezen dat het project wetenschappelijk zal worden gemonitord. Welke instanties zullen zich bezighouden met die monitoring? Wanneer kunnen we de eerste evaluaties verwachten?
Als het project gunstig beoordeeld wordt, heeft men de ambitie om dat verder uit te rollen naar andere zones. Ik heb gelezen dat er zeker al interesse zou zijn bij andere zones. Hoe kijkt u naar die verdere uitrol? Binnen welke termijn ziet u zo’n eventuele uitrol naar andere politiezones? Is er al in een budget voorzien voor die verdere uitbreiding?
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank de twee collega’s voor hun vraagstelling. Ik wil vooraf enkele elementen meegeven.
Eerst en vooral weet u dat ik iemand ben die gelooft in een constructieve samenwerking met het federale beleidsniveau. Maar dat wil niet zeggen dat Vlaanderen zich moet laten wegdrukken of zich ondergeschikt moet maken aan andere beleidsniveaus.
In het bijzonder is het niet zo dat het domein van de veiligheidsproblematiek een monopolie is van het federale beleid. Als je in de praktijk naar de veiligheidsketen kijkt, waar we vaak over praten en waarbij er van preventie tot nazorg en slachtofferhulp een in elkaar inschakelend beleid moet zijn, heeft Vlaanderen in heel die veiligheidsketen heel wat bevoegdheden: het preventiebeleid, slachtofferhulp, de nazorg, de re-integratie in de samenleving, de relatie met lokale besturen. Telkens opnieuw heeft Vlaanderen hefbomen om in het veiligheidsbeleid een prominente rol te spelen. Ik vind het dus heel belangrijk dat Vlaanderen die rol ook actief opneemt, uiteraard in overleg en in samenspraak met de federale overheid, maar ik vind dat Vlaanderen daar voor een stuk een assertief beleid moet kunnen voeren. Ik vind dat heel belangrijk. Denk ook maar aan de justitiehuizen, die ook Vlaams zijn. Er zijn dus heel veel hefbomen die we eigenlijk in onze handen hebben om in de veiligheidsketen een actieve rol te spelen. Ik heb dat ook vaak gezien als burgemeester, dat de actoren waarmee je moet samenwerken, heel vaak ook Vlaamse pootjes hebben. En die mobiliseren voor een beter, succesvoller en meer efficiënt veiligheidsbeleid, is volgens mij een belangrijke prioriteit voor het beleid in Vlaanderen.
Ten tweede: de rechtsstaat bestaat maar in de mate dat de overheid voldoende inspanningen doet en voldoende geëngageerd is om te zorgen voor een veilige samenleving. Als je daar niet of onvoldoende werk van maakt en daar niet of onvoldoende in slaagt, ebt natuurlijk het vertrouwen in onze rechtsstaat weg, laten we mensen ook in de steek, laten we slachtoffers in de steek en creëren we een samenleving waar er vooral wantrouwen is. Dus investeren in een veilige samenleving, is ook een prioriteit. Je kunt onze steden en gemeenten niet tot aangename en leefbare gemeenten maken als veiligheid daar niet een prioriteit is.
Ten derde geloof ik heel sterk in de LIVC-aanpak (lokale integrale veiligheidscel), ook voor kleine en grotere vormen van criminaliteit. Voor alle duidelijkheid: kleine en grote criminaliteit, dat zijn lege begrippen. Als je slachtoffer bent van wat men soms kleine criminaliteit noemt, ervaar je dat vaak als een zeer grote criminaliteit, en terecht ook. Maar de aanpak van straatcriminaliteit of gewelddadige criminaliteit via een LIVC-model kan volgens mij heel veel impact hebben. Met het LIVC-model bedoel ik dat partners, politie, preventie en andere partners, rond de tafel gaan zitten op basis van casusoverleg. Men heeft in de gemeente bijvoorbeeld iemand die op het pad komt van overlast en criminaliteit, en dat dreigt te escaleren. Hoe kan men voorkomen dat die verdere stappen zet? En als die al stappen gezet heeft, hoe kan men die op een efficiënte manier sanctioneren en straffen, zodat hij in de toekomst geen draaideurdelinquent wordt? Want draaideurdelinquenten, daar verliest iedereen bij, op de eerste plaats de slachtoffers, maar ook de samenleving. Heel het model van SAMEN is daarop gebaseerd.
SAMEN deelt inderdaad wat componenten met Project M in Limburg, maar is toch niet helemaal hetzelfde. Het volgt weliswaar de aanpak van het Limburgse project, maar voegt daar een heel sterke pregerechtelijke fase aan toe. Dat is het surplus dat de procureur van Antwerpen, trouwens na goed overleg met zijn Limburgse collega, toevoegt aan het project. Het gaat niet alleen om het sneller opvolgen van hen die criminele feiten plegen; ook heel de fase daarvoor, de fase voor de criminaliteit, wordt mede gemobiliseerd: hoe kunnen we voorkomen dat het zover komt? Vergelijk het met de vraag hoe we kunnen voorkomen dat mensen in de greep raken van extremisten. Wel, hier is het: hoe kunnen we voorkomen dat mensen in de greep raken van de criminaliteit door dat casusoverleg heel gestructureerd te organiseren?
We beginnen met een proefproject in Mechelen, in één specifieke wijk. Dat proefproject loopt van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2022. We hebben inderdaad 150.000 euro uitgetrokken om die casusregisseur in te zetten. Daarnaast worden er extra justitieassistenten ingezet. Momenteel gaat het om twee voltijdequivalenten (vte’s), die ingezet worden in het justitiehuis van Mechelen. Het parket heeft ook SAMEN-magistraten aangeduid. Dat zijn geen bijkomende magistraten; het gaat om een inschakeling van reeds beschikbare magistraten in de SAMEN-aanpak. Binnen de politiezone Mechelen-Willebroek is er een SAMEN-cel opgericht, die specifiek rond dit project gaat werken.
Minister Demir bereidt de component van de wetenschappelijke studie en de monitoring voor. We stemmen dit gezamenlijk af. Welke instantie deze monitoring zal trekken, is nog niet beslist, maar krijgt op korte termijn vorm. Ik kan namens minister Demir wel al de volgende info meegeven. De wetenschappelijke monitoring zal starten met een nulmeting. De studie zal meten wat de impact is van de maatregelen op de doelgroep én op de buurt. De studie kijkt dus niet alleen naar de daders, maar ook naar de omgeving. De meting is noodzakelijk over meerdere jaren: er wordt een monitoring van vier jaar vooropgesteld, met tussentijds een jaarlijkse evaluatie, die ook kan leiden tot een tussentijdse bijsturing. Het lijkt me evident dat de onderzoekers ook de opgebouwde expertise van het Limburgse Project M meenemen. Minister Demir voorziet voor deze studie een budget van 240.000 euro.
Wat de uitrol betreft, is het op korte termijn binnen het gerechtelijk arrondissement Antwerpen de bedoeling om bijkomende piloten op te starten, namelijk in de stad Antwerpen en regio Neteland, zodat effecten vanuit de specificiteit van de lokale situatie – grootstedelijk in Antwerpen, stedelijk in Mechelen en meer landelijk in het Neteland – kunnen worden onderzocht en opgevolgd. Op de langere termijn is evaluatie van belang. Er moet ook vertrouwen zijn in deze nieuwe methode en een wil om dit verder uit te rollen. Die zijn aanwezig.
We beginnen dus bij de drie proefprojecten. We kijken daarbij uiteraard naar het zinvolle, nuttige en goede Project M, maar vullen dat aan met een pregerechtelijke fase. Daarna kijken we hoe we het verder kunnen uitrollen in Vlaanderen.
Voor de stad Antwerpen en de regio Neteland wordt de uitrol nagestreefd in 2021. Er zijn sterke principiële engagementen uitgesproken door mezelf en collega-ministers Demir en Beke voor de verdere uitbreiding en dus ook voor de benodigde middelen. De component ‘pregerechtelijke fase’ valt onder mijn bevoegdheid. De justitiële opvolging valt onder minister Demir. Het aangepaste welzijnsaanbod valt onder de bevoegdheid van minister Beke. Het parket valt uiteraard onder de bevoegdheid van de federale minister van Justitie, die dit project ook genegen is.
Kort samengevat, dit is een nieuw terrein waarop we ons met de Vlaamse Regering op een heel actieve manier willen begeven. In Limburg was dat al gestart. In de provincie Antwerpen rollen we dat nu uitgebreider uit, samen met het parket. En het is de bedoeling, als dit op een positieve manier geëvalueerd wordt, dat we daar de komende jaren verder aan werken. We hebben twee vliegen in één klap proberen te slaan: de doorlooptijden verkorten – de basis van het succes van Project M –, met daaraan een zogenaamde voorkomingspoot, die pregerechtelijke fase, enigszins geïnspireerd op wat we hebben geleerd uit de lokale en integrale veiligheidscellen rond potentieel geradicaliseerde mensen, maar dan toegepast op de criminaliteit.
Ik hoop dat ik daarmee voldoende elementen van antwoord heb gegeven op de vragen.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het was een heel uitvoerig antwoord. Ik onderschrijf volledig uw inleidend gedeelte. Ik heb in eerdere tussenkomsten al gesteld dat ik vind dat Vlaanderen zijn rol in het veiligheidsbeleid moet spelen, en dat is in eerste instantie voorkomen. Voorkomen is altijd beter dan genezen.
Ik ben het LIVC-model uiteraard heel erg genegen. Ik ken het vrij goed en ik denk dat er kansen liggen, veel meer dan vandaag worden benut voor de enge vorm van radicalisering en extremisme. Ik zie ook lokale besturen worstelen. Ze zijn vragende partij om het ruimer in te zetten. Lokale besturen zijn een cruciale spil voor integrale veiligheid.
Als we het project SAMEN vergelijken met de andere bestaande projecten die hun nut al hebben bewezen, zie ik, eerlijk gezegd, toch niet zo heel veel verschillen. Uiteraard is er een pregerechtelijke fase en dat luik is altijd aanwezig. Uiteindelijk zijn het feiten die aan de basis liggen van een casus. Kunt u meer duiden hoe u dat ziet? Want het zijn feiten die triggeren. Er is ook een lijst van feiten en misdrijven die binnen het project SAMEN zullen worden gevat en die er de aanleiding toe zijn of bepaalde casussen al dan niet aan bod zullen komen. Als het gewicht van de Vlaamse steun bij een casusregisseur komt te liggen en als een justitieassistent zowel de begeleiding van dader en slachtoffer opneemt, dan is dat goed. Ik denk dat dit vandaag al kan worden getransponeerd naar de bestaande projecten die vandaag ook al vragende partij zijn om die middelen te krijgen en om dat deel van de aanpak te versterken. In essentie is de opmaak van een pv en de werkwijze hierrond fundamenteel anders dan in het verleden. In het verleden maakte een inspecteur een pv op en stuurde dat naar het parket, dat dat na een paar maanden bekeek. Nu wordt dat onmiddellijk bekeken met de mensen uit de preventieve hulpverlening, die een risicotaxatie maken. Er is dus vanaf de bron een preventief aspect. Als Vlaanderen extra middelen en steun kan geven, zijn die zeker welkom waar het vandaag goed werkt, zoals bij het project M in Limburg.
Minister, hebt u een zicht op de lijst van feiten die in het project SAMEN zullen worden geselecteerd voor de casusmethodiek? Zijn er bepaalde prioriteiten naar voren geschoven?
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord.
Vlaanderen heeft heel veel bevoegdheden in het preventieve luik, het pregerechtelijke luik. Het zijn belangrijke bevoegdheden die passen in Welzijn, maar ook gaan over een begeleiding naar een job. Ik ga er absoluut mee akkoord dat Vlaanderen die ten volle opneemt. We hebben allemaal eenzelfde ambitie, namelijk zorgen dat we de kleine of de grote criminaliteit – u hebt zelf de nieuwe nuance aangebracht –, de onaanvaardbare criminaliteit zal ik maar zeggen, echt aanpakken en op een goede manier aanpakken. Bestraffing moet absoluut gebeuren, maar we weten dat men op het terrein ook maar duurzaam resultaat boekt als men ook volop het preventieve luik opneemt en die twee op elkaar afstemt.
Ik kijk met veel verwachting uit naar de resultaten van SAMEN. Ik ben er alvast van overtuigd en ik denk dat we die aanpak ook verder moeten uitrollen.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Ook uit het regeerakkoord blijkt dat Vlaanderen werk wil maken van leefbare steden en gemeenten, waarbij het concept van de wijkverbeteringscontracten alle actoren samen moet brengen. Wanneer er dan een wijk is met overlast, kan worden bekeken hoe dit grondig kan worden aangepakt en kunnen alle facetten die daartoe bijdragen, rond de tafel worden gebracht. Als ik SAMEN bekijk, dan vraag ik me af in welke mate dat daar deel van kan uitmaken. Is het de bedoeling dat dat daar een voorloper van is op het vlak van het bestraffen van criminaliteit en het voorkomen daarvan? Hoe kan dat daar deel van uitmaken? Is het de bedoeling dat men bekijkt of dit mee kan worden opgenomen in die wijkverbeteringscontracten die de bedoeling hebben ruimer te gaan? Past dat daarin of is dat iets anders? Hoe ziet u dat? Kunt u 'en passant' ook een stand van zaken geven over de wijkverbeteringscontracten?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, dit is inderdaad een zeer interessant project. Vlaanderen moet een actieve rol spelen in dat veiligheidsbeleid. Ik denk dat efficiëntie en performantie zeker cruciaal zijn in ons handhavingsbeleid. Het zou natuurlijk nog efficiënter zijn wanneer dat zich op één niveau, het Vlaamse niveau, zou kunnen afspelen maar daar zijn we nog niet.
Wat het project SAMEN betreft, vroeg de heer Brouns ook naar het project M. Minister, u hebt daarnet gezegd dat dat wellicht ook zal worden bekeken. Dat zou interessant zijn. U zegt immers dat er een pregerechtelijke fase wordt toegevoegd om te zien welk effect dat heeft op het project zelf en om na te gaan of er eventueel een onderscheid bestaat tussen beide projecten.
Wat ik cruciaal vind in het project SAMEN, is dat het slachtoffer centraal staat. Het lijkt me dan ook interessant om eventueel bij de evaluatie te bekijken welke impact het project heeft op de ervaringen van het slachtoffer.
Ook de vraag van de heer Brouns welke feiten in aanmerking komen, is interessant. Bestaat daar een lijst van? Op welke manier wordt dat bepaald? Want ook in het krantenartikel was bij ernstige feiten sprake van een timing binnen 12 uur om voor de onderzoeksrechter te verschijnen en bij kleinere feiten van een timing van 24 uur. Op welke basis wordt een onderscheid gemaakt tussen die verschillende feiten?
De heer Van Rooy heeft het woord.
Ik zal beginnen met een positieve noot. Minister Somers krijgt van mij een applaus wanneer hij er terecht op wijst dat er eigenlijk niet zoiets bestaat als kleine criminaliteit. Wie dat begrip gebruikt, verplaatst zich in die zin niet in het leed van het slachtoffer. Elke vorm van criminaliteit, kleine criminaliteit en ook de zaken die ik hier heb gehoord zoals diefstal, belaging, bedreiging, slagen en verwondingen, moet zeer serieus worden genomen.
Minister Somers had het in zijn repliek over de rechtstaat en hoe belangrijk die wel niet is. Ik ben het 100 procent met hem eens. Hij had het ook over het vertrouwen van de mensen in de rechtstaat. En dan vraag ik me af wie in deze commissie gelooft dat er in Vlaanderen überhaupt nog veel vertrouwen in die rechtstaat is.
Gisteren heb ik nog een artikel gelezen in Het Laatste Nieuws waaruit blijkt dat een koppel dat jarenlang een jonge stagiaire heeft opgesloten en mishandeld, vijftien maanden cel krijgt met uitstel, en amper 800 euro boete. Het zijn misschien niet direct de zogenaamde jongeren waarover wij het hebben, maar toch. Zij hadden dus een jong meisje gevangengenomen, dat meisje jaren aan een stuk mishandeld, en zij krijgen eigenlijk geen effectieve celstraf en amper 800 euro boete.
Vrijwel elke dag kan men dat soort berichten lezen. Ik herinner mij drie jongemannen die in Luik een dertienjarig gehandicapt meisje hebben verkracht in groep, intussen vijf jaar geleden, en zij moesten welgeteld nul dagen naar de gevangenis. Ik zeg het, dat soort voorbeelden kun je bijna elke dag lezen. Ook Mohammed A., de doodrijder van Merel De Prins, een twaalfjarig meisje, werd vrijgelaten. Amper twee jaar heeft hij in de gevangenis gezeten. De moeder van Merel De Prins zei toen letterlijk dat ze haar vertrouwen in onze samenleving en ons systeem voor altijd kwijt was.
In mijn eigen Antwerpen was er een groepje jongeren tussen dertien en zeventien jaar, waaronder Jamal en Abdellah, die een man half dood hadden geslagen. Wat was hun straf? Houd u vast, driehonderd uur werkstraf. Ik hoef u ook niet te vertellen over de eindeloze stroom van berichten, bijvoorbeeld over de moordenaars van Kitty Van Nieuwenhuysen, die vervroegd vrijkomen. Zij hebben amper twaalf jaar gezeten, terwijl er dertig jaar veroordeling was uitgesproken.
Weet u wat de gemiddelde gevangenisstraf is voor jihadisten in dit land? Vijf jaar. Dat is de gemiddelde periode dat jihadisten bij ons in de cel komen te zitten. U spreekt hier over vertrouwen in de rechtsstaat, maar dat zijn de mensen al jaren kwijt in dit land. En dan zitten wij hier, ocharme, met onze Vlaamse bevoegdheden rond preventie, en proberen we dat een beetje te compenseren. En dat lukt natuurlijk helemaal niet. Laat het duidelijk zijn dat voor mij en mijn partij de beste en eigenlijk de enige preventie erin bestaat om daders zo lang mogelijk achter slot en grendel te steken. Want dan kunnen zij alleszins al geen tweede, derde of vierde keer een misdaad plegen.
Om af te sluiten zou het project SAMEN beter het project ‘Apart’ worden genoemd. We weten allemaal wat de culturele achtergrond van het gros van die jongeren is, praat maar eens met buschauffeurs in de grote steden, praat maar eens met politieagenten. Zij weten zeer goed dat het gros van de jongeren waarover wij het hier hebben, afkomstig zijn uit Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Ik citeer justitie-expert Guust Verwerft, die decennialang ervaring heeft in ons land wat justitie betreft: "Die jongeren hebben eigenlijk totaal geen begrip, geen respect voor onze rechtsstaat of onze rechtsregels, omdat zij een tribale mores aanhangen uit de cultuur waar zij vandaan komen. Zij gaan dus ook steeds meedogenlozer en driester tekeer." Misschien moeten wij daar ooit eens tuigdorpen voor oprichten en ze daarin plaatsen, zodat onze wijken daar eindelijk van gevrijwaard blijven, zoals mijn goede vriend Geert Wilders ooit heeft voorgesteld.
Minister Somers heeft het woord.
Ik zeg dit misschien vanuit een decennialange ervaring als burgemeester, en vanuit de praktijk, midden in de realiteit staande, in een stad die in alle bescheidenheid ter zake een ongelooflijke ommekeer heeft meegemaakt. Dat wordt door vriend en vijand erkend, denk ik.
In verband met het vertrouwen waar collega Van Rooy naar verwijst: ik nodig mijnheer Van Rooy uit om de stadsmonitor eens te bekijken, en eens te kijken hoe het met het vertrouwen zit. Daar valt eerst en vooral op dat het vertrouwen bij de lokale besturen het grootst is, omdat die mensen vaak het dichtst bij de burger staan. Maar ik nodig u ook uit om eens naar de centrumsteden te kijken, en naar de vertrouwensmonitor naar de lokale besturen toe.
Ik kan u in alle bescheidenheid zeggen dat het vertrouwen in het lokale bestuur in Mechelen bij voorsprong het grootste was van alle centrumsteden. Bij voorsprong het grootste! Er waren veel meer mensen die vertrouwen hadden dan dat er waren die geen vertrouwen hadden in het lokale bestuur. Een van de redenen – en daarin kunnen we elkaar zelfs gedeeltelijk vinden – was dat de zorg voor een veilige samenleving lokaal altijd een prioriteit is geweest. Ik geloof heel erg dat steden of gemeenten die dat verwaarlozen zichzelf altijd in de problemen brengen. Een kordate aanpak van onveiligheidsproblemen is essentieel om te komen tot een leefbare samenleving.
Dat doe je niet door een somber, pessimistisch beeld op te hangen en door altijd naar extreme maatregelen te grijpen. Het is een samenspel van kordaat en, waar nodig, repressief optreden, gekoppeld aan een heel sterk preventief beleid. De twee hebben elkaar nodig om succesvol te zijn. Ik spreek nogmaals uit mijn ervaring. Je moet inzetten op straathoekwerking, buurtopbouw en jeugdwerk. Dat is even belangrijk als bijvoorbeeld het financieren van een besloten instelling. Dat hebben wij gedaan. Wij waren het enige stadsbestuur in ons land dat ooit een besloten instelling heeft gefinancierd, om de federale overheid bij te springen bij het uitbouwen van meer capaciteit. Wij hebben geëist en gevraagd dat die capaciteit prioritair zou kunnen worden ingezet voor jonge delinquenten en criminelen uit het Mechelse, om op die manier een echt kordaat sluitstuk te hebben … (onverstaanbaar) … Maar oplossingen in de praktijk brengen, is nog iets anders.
Wij bouwen dat proefproject uit in een afgebakend gebied, een wijk in de stad, waarbij bij wijze van spreken op de kaart grenzen worden getrokken. Wij doen dat voor jongeren die in de criminaliteit dreigen terecht te komen, die met andere woorden nog geen zware feiten hebben gepleegd, maar ten aanzien van wie we wel een bezorgdheid hebben. Die bezorgdheid komt van wijkagenten, jeugdwerkers, van het onderwijsveld, van maatschappelijk assistenten en buurtopbouwwerkers die vaststellen: deze jongere dreigt te ontsporen; deze jongere trekt op met de verkeerde vrienden; wij hebben al vastgesteld dat deze jongere aanwezig is waar er overlast is. Hoe gaan we die jongere op het rechte pad brengen? Of minstens op het rechte pad houden? Wat is daarvoor nodig? Welke maatschappelijke inclusiemaatregel nemen we? Hoe zorgen we ervoor dat die jongere geconnecteerd blijft met de positieve delen van de samenleving? Heeft hij werk? Gaat hij nog naar school? Moet hij naar het tweedekansonderwijs? Hoe zit het met zijn familiaal welbevinden? Heeft hij een band met zijn ouders? Heeft hij een relatie? Hoe zit het met zijn woning? Wat is het psychologische welbevinden van die jongere? Heeft die jongen of heeft dat meisje psychologische problemen? Men kan inwerken op heel veel verschillende facetten, om te verhinderen dat mensen terechtkomen in de criminaliteit. Nog altijd geldt het oude Vlaamse spreekwoord ‘Voorkomen is beter dan genezen’, of, zoals ik mijn collega Beke heb horen zeggen: "Beter ten halve gekeerd dan volledig verdwaald."
Dat is een heel belangrijke aanpak, omdat het een onderdeel is van een succesvolle aanpak. Iedereen die je kunt tegenhouden wanneer hij afglijdt naar de criminaliteit en die je kunt terugbrengen naar de normaliteit, is iemand gewonnen. Het is veel moeilijker om iemand die volledig in de criminaliteit is terechtgekomen daar terug uit te halen. Dan ga je inderdaad zwaar moeten sanctioneren en ga je andere dingen moeten doen. Dat voorkomingsbeleid is een heel belangrijk onderdeel van een efficiënt veiligheidsbeleid. Die poot wordt in het Project SAMEN heel sterk uitgebouwd op basis van casusoverleg.
Het tweede element, dat ook al heel sterk aanwezig is in het Project M, is een veel duidelijker lik-op-stukbeleid waarbij iemand die in de fout gaat niet anderhalf jaar moet wachten vooraleer er actie wordt ondernomen. Men versnelt de doorlooptijd bij het parket. Dat is succesvol gebeurd in Limburg. Dat wordt meegenomen.
Het derde element is het element waarnaar mevrouw De Vreese verwijst: veel meer aandacht voor de slachtoffers. Wanneer het slachtoffer centraal staat, versterk je de rechtstaat en de geloofwaardigheid van ons systeem. Slachtoffers worden nu vaak te laat en te onvolkomen begeleid, ondersteund en tegemoetgekomen. In dit project komt het slachtoffer centraler te staan.
Dat zijn drie belangrijke elementen die maken dat het een succes kan zijn. Dit project mobiliseert jeugdwerkers, mensen van VDAB en maatschappelijk assistenten. Het gaat heel breed, omdat veel van die mensen op het terrein te vaak naast elkaar en niet met elkaar werken. Daar zit een belangrijke versterking in.
Dit pregerechtelijke werk uitrollen in het project M, is zeker een interessante suggestie. We gaan nu proefdraaien in een aantal zones. Als we hebben proefgedraaid in Limburg en als de Limburgse aanpak de procureur heeft geïnspireerd, dan zal wat er nu gebeurt met SAMEN inspirerend zijn voor Limburg, maar ook voor de andere Vlaamse provincies. Zo komen we in de loop van deze legislatuur tot een heel sterk eigen veiligheidsbeleid, of alleszins de Vlaamse poot van een veiligheidsbeleid, in de mate dat we onze procureurs aan boord kunnen houden en mee kunnen betrekken bij dit verhaal.
Kan dit een wijkverbeteringscontract zijn? We hebben inderdaad in het regeerakkoord het concept wijkverbeteringscontract ingeschreven. Dat hebben we uit Nederland gehaald. Op dit moment is dat nog een containerbegrip dat invulling moet krijgen. Het wijkverbeteringscontract zal breder zijn dan dit, mijnheer Ongena. We gaan een proefproject starten in 2021, te beginnen met een oproep aan lokale besturen om zich in te schrijven in wijkverbeteringscontracten. We spreken over regelluwe zones, maar eigenlijk past dit daar wel in. Het kan een voorbeeld zijn van hoe je aan een wijkverbeteringscontract kunt werken.
Dat zou je nog kunnen uitbreiden met een aantal infrastructurele en misschien nog andere maatregelen om de wijk verder omhoog te krikken, maar dit is een aanpak voor een wijk waar er spanningen en samenlevingsproblemen zijn, een kwetsbare buurt waar je de boel op orde wil zetten – zorgen voor ‘law and order’, om het eens even in de gespierde taal te zeggen –, maar tegelijk ook meer wil inzetten op het begeleiden van jongeren die uit kwetsbare milieus komen en misschien de foute richting uitgaan, om zo die buurten en wijken terug te versterken.
Dit is inderdaad een mogelijkheid om het concept wijkverbeteringscontract op toe te passen. Dit is een heel belangrijk en vernieuwend spoor, zoals er ook in Limburg vernieuwende sporen zijn. In het uitrollen en experimenteren samen met het parket om te komen tot een meer adequate aanpak, kan Vlaanderen het voortouw nemen.
Mevrouw De Vreese, mocht alles in één hand zitten, mocht ik als burgemeester alles kunnen beslissen, dan heeft dat ook nadelen. Dan komt er misschien te veel macht in één hand. We mogen daar zeker niet op wachten. We moeten actief en voluntaristisch aan de slag gaan met onze bevoegdheden op het terrein, en vanuit onze knowhow en ervaring en onze Vlaamse slagkracht proberen de goede dingen te doen die noodzakelijk zijn. Ik ben ervan overtuigd dat we partners gaan vinden als we dat goed aanpakken, partners bij lokale besturen en partners bij de federale overheid.
Tot nu toe heb ik van federaal minister Van Quickenborne alleen maar positieve reacties gehoord over wat we aan het doen zijn. In de mate dat we elkaar daarin kunnen vinden, kunnen we alleen maar een beter beleid maken voor de mensen in Vlaanderen.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, het is duidelijk dat we het erover eens zijn dat er een heel grote nood is aan een veel nauwere samenwerking tussen parket, politie en hulpverlening. Dat zijn de drie belangrijkste componenten. Op die manier kunnen we een lik-op-stukbeleid voeren, dat de beste garantie is voor een snelle bestraffing van daders en voor het herstel van de schade die is geleden door de slachtoffers. Dat leidt inderdaad tot een toenemend vertrouwen bij de bevolking.
De doorlooptijd van dossiers kan van 160 dagen naar 120 dagen gaan, en dat heeft wel degelijk een positief effect op het voorkomen van recidive, op het herstel van schade bij slachtoffers en op het vertrouwen bij de bevolking.
Het blijft wel jammer dat we niet voortbouwen op de fundamenten die gelegd zijn in project M, omdat de drie componenten – preventie, snelrecht en aandacht voor de slachtoffers – vandaag wel degelijk bestaan in het project M. Vandaag wordt er gewerkt met de bestaande middelen, capaciteit en mensen. Ze hebben natuurlijk alle baat bij extra steun en extra middelen om de pregerechtelijke fase, het preventieve luik te versterken.
Dus het was wat mij betreft mogelijk om vanuit de basis die klaarligt, te vertrekken en dat uit te rollen over Vlaanderen. het project SAMEN heeft voor mij net de beperking van dat wijkgerelateerde. Op het niveau van de politiezone heb je verschillende probleemwijken die vandaag volledig binnen het Project M vallen. SAMEN focust op één wijk met casusoverleg omdat ze daartoe de middelen gaan krijgen.
Ik herhaal het, minister: ik zou ervoor willen pleiten dat die middelen vanuit Vlaanderen voor de ondersteuning van de eerste, pregerechtelijke fase toekomen aan projecten die hun waarde op dat vlak al verschillende jaren bewijzen, om zo de veiligheid in Vlaanderen te versterken.
De heer Ongena heeft het woord.
Voorzitter, minister, over deze problematiek – leefbaarheid en criminaliteit – zijn er die heel veel praten; er zijn er ook die er effectief iets aan doen. Men kan er niet naast kijken. De aanpak van criminaliteit, het verhogen van de leefbaarheid: daar is in de voorbije jaren al hard aan gewerkt. De steden van twintig, dertig jaar geleden zijn niet meer de steden van vandaag. Er is echt een weg afgelegd.
De ingrediënten van zo’n succesformule zijn de integrale aanpak en een lik-op-stukbeleid, met bestraffing, het liefst zo snel mogelijk, dus ook kordaat, maar ook met oog voor de oorzaken van de criminaliteit. We zijn blij dat dit project daarop voortbouwt. We zetten een volgende stap en vergroten de leefbaarheid van onze steden nog verder.
Dit gaat samen met de wijkverbeteringscontracten. U hebt het zelf aangegeven. Ik vind dat ze heel sterk in elkaars verlengde liggen. De wijkverbeteringscontracten gaan natuurlijk veel ruimer. Dat gaat over meer dan puur de aanpak van criminaliteit en zeker criminele jongeren. Het zou een goede zaak zijn om die twee samen te houden en verder uit te werken. Ik kijk uit naar uw plannen ter zake.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.