Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, het jeugdwerk draait op een equipe van enthousiaste monitoren, leiders en leidsters, kampverantwoordelijken, speelpleinanimatoren. We zien dat in andere tijden en we zien dat ook vandaag. Gezien de levensfase waarin die jongeren zich bevinden, geprangd tussen studies, eerste werkervaringen en zich settelen, is de houdbaarheid van de jeugdwerkers beperkt. Er is een zeer snelle doorstroming, en het logische gevolg daarvan is dat er constant gewerkt wordt aan de opvolging en het klaarstomen van nieuw bloed. Voor het aanbieden van de basiscursussen of vervolmakingsvormingen mikken veel organisaties op de kleine schoolvakanties, omdat er op dat moment weinig of geen activiteiten gepland staan.
Door corona konden er dit jaar geen dergelijke opleidingen doorgaan in de paasvakantie en de herfstvakantie. Ook in de kerstvakantie lijkt het op dit moment helemaal uitgesloten. En allicht komt ook de krokusvakantie nog te vroeg. Dat zou betekenen dat de jeugdwerkorganisaties een volledig kalenderjaar verloren hebben om nieuwe leiding, monitoren of animatoren op te leiden of verder te laten doorgroeien.
Daarom heb ik een aantal vragen, minister. Kreeg u al signalen uit de sector dat het vinden van voldoende opgeleide jongeren problematisch wordt in de komende tijd? Is er al een krapte op het terrein? Is er een onderscheid tussen de traditionele jeugdbewegingen, de organisatoren van vakantiekampen en speelpleinwerkingen? Of is er onderlinge concurrentie merkbaar? Want dat moeten we uiteraard vermijden. En hoe wilt u tot slot de jeugdwerkorganisaties ondersteunen om de opgelopen achterstand in het rekruteren en vormen van jongeren snel in te halen, zonder in te boeten op kwaliteit?
Minister Dalle heeft het woord.
Bedankt, collega Vaneeckhout, voor uw vraag over de kadervorming en de monitorenopleidingen. We hebben natuurlijk heel regelmatig overleg met de jeugdsector, ook vanuit mijn departement. We doen dat ook met vertegenwoordigers van de werkgroep kadervorming van De Ambrassade.
De jeugdsector gaf inderdaad al het signaal dat er minder jongeren kunnen worden opgeleid, gelet op de coronamaatregelen. Dat signaal wordt overigens ook bevestigd door de vaststellingen van mijn departement. Er valt een duidelijke daling in het aantal uitgereikte attesten vast te stellen.
Als je dat bekijkt volgens de verschillende categorieën, zie je dat voornamelijk de kamporganisaties in 2020 minder attesten hebben uitgereikt. Het gaat om een daling met 35 procent ten opzichte van vorig jaar. Ze worden gevolgd door de traditionele jeugdbewegingen. Daar gaat het om een daling met 27 procent. En opmerkelijk: bij de organisaties die zich richten op speelpleinwerking, kunnen we een stijging van 22 procent ten opzichte van vorig jaar optekenen. De Vlaamse Dienst Speelpleinwerking heeft ons geïnformeerd dat zij daar op een proactieve manier mee zijn omgegaan en dat zij ook een beroep hebben kunnen doen op het noodbesluit, dat daarin wat meer flexibiliteit heeft toegestaan. Daar is dat dus goed gelukt, maar globaal genomen zit je toch met een daling van ongeveer 17 procent van het aantal uitgereikte attesten. Dat is inderdaad een stevige daling.
We hebben natuurlijk al heel wat stappen ondernomen om de uitval van geattesteerde begeleiders te beperken. Ik wil er een drietal opnieuw onder de aandacht brengen. De maximale termijn van drie jaar om een traject in het jeugdwerk af te ronden, werd verlengd voor de jongeren wier traject dreigde af te lopen vanaf 13 maart 2020, dus vanaf de eerste lockdown. Die periode werd verlengd tot en met 15 november 2020, om zo de zomer te kunnen overbruggen.
Een tweede element is dat het voor de duur van dezelfde periode tijdelijk mogelijk is gemaakt om stage te lopen na het afronden van vijftien van de vijftig cursusuren. In normale omstandigheden dient een jeugdwerker in opleiding eerst zijn volledige cursus van vijftig uren af te ronden.
En een derde punt, ook een decretaal initiatief, is dat we, met zicht op de zomer, de definitieve afschaffing van het evaluatiemoment vervroegd hebben ingevoerd, namelijk op 3 april in plaats van op 1 september 2020.
Naar aanleiding van de tweede coronagolf, waar we vandaag nog volop in zitten, wordt momenteel ook gekeken om in overleg met de jeugdsector de nodige stappen te zetten om die twee tijdelijke maatregelen te verlengen tot a priori 31 december 2021. Verder zullen de vormingsorganisaties bepaalde onderdelen uit het theoretische gedeelte van de trajecten in het jeugdwerk ook online kunnen aanbieden.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Bedankt voor het antwoord, minister. Het is inderdaad sowieso nog wat koffiedik kijken wat de eindimpact zal zijn, omdat we natuurlijk niet weten wat het voorjaar van 2021 nog zal brengen. In die zin doe ik toch een oproep om, ondanks een grote bezorgdheid over kwaliteit, die flexibiliteit die in de eerste fase aan de dag is gelegd, ook aan te houden en eventueel door te trekken in andere processen. Ik kan mij voorstellen dat er misschien ook spoedcursussen te geven zijn en dat we misschien ook eenmalig kunnen kijken hoe we daar flexibel mee kunnen omgaan, zonder daarmee de kwaliteit in het gedrang te brengen, voor alle duidelijkheid.
Mijn grootste bezorgdheid is dat dat gemiddelde van 17 procent dat we nu zien, zich nog doortrekt, omdat het voorjaar er alleszins nog voor een deel bij zal komen. We moeten bezorgd zijn dat de gevolgen van deze crisis nog drie, vier, vijf jaar kunnen doorschemeren in deze sector. Op dit moment lijkt dat ook waarschijnlijk, want er is sowieso vaak al geen overschot aan monitoren, zeker geattesteerde monitoren. Ik denk dat we daar zeer bezorgd over moeten zijn.
Ziet u zelf nog extra pistes, naast het doortrekken van de bestaande regels? Zijn er al dingen die uit het overleg komen, waar misschien nog nieuwe antwoorden op kunnen worden gegeven?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Bedankt, collega Vaneeckhout, voor het stellen van de vraag. Het is inderdaad enorm belangrijk dat we er oog voor blijven hebben dat er een gezonde toevloed aan kersverse monitoren blijft komen, anders kom je inderdaad binnen de kortste keren in de problemen.
Ik wil even de link leggen naar de kwaliteit van die opleiding. In het uitvoeringsbesluit is er aandacht voor ‘oog voor fysieke veiligheid’. Dat is weinig specifiek vermeld. Ik heb daar eerder al naar gevraagd in het kader van enkele andere opleidingen binnen het jeugdwerk, minister. Zaken als brandveiligheid en EHBO mogen van mij, en ik denk van wel meer mensen, standaard deel uitmaken van die monitoropleiding. Dat valt ook volledig onder dat ‘oog voor fysieke veiligheid’, zoals het in het uitvoeringsbesluit vermeld staat.
Is het niet mogelijk om dat concreter te maken en aan te passen, zodat er duidelijk staat dat EHBO deel zal uitmaken van de competenties van animator, hoofdanimator en instructeur, en dat minstens de hoofdanimator toch een basiskennis heeft van brandveiligheid?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik wil me graag even aansluiten bij deze vraagstelling. Minister, eerst en vooral dank voor de opvolging, het feit dat er nauw overleg is met de sector, en de permanente aandacht voor voldoende jeugdmonitoren en de mogelijke opleidingen die ze kunnen volgen. De aanpassingen die gebeurd zijn inzake flexibiliteit en om ballast uit het verleden wat los te laten, zijn zeer belangrijke stappen geweest met betrekking tot die opleidingen.
Collega Vaneeckhout heeft natuurlijk een punt dat het een bezorgdheid is die we de komende maanden en jaren verder zullen moeten opvolgen, omdat we sowieso al in een precair evenwicht zaten om voldoende begeleiders te kunnen vinden.
Belangrijk is, zowel voor ons als voor u, als minister van Jeugd – en u neemt daar ook een heel duidelijke rol op –, om het jeugdwerk in een positief daglicht te stellen en op die manier jongeren te stimuleren en hen vertrouwen te geven, zodat ze effectief ook een rol kunnen spelen om voor kinderen en jongeren een fantastische jeugdbeweging uit te bouwen. Dat is een permanent aandachtspunt.
Als er eenmaal ruimte is om weer breder opleidingen te kunnen organiseren, wilt u dan ook een stevige campagne voorzien om die herstart een extra boost te kunnen geven, om dus naast de permanente aandacht en stimulansen en het geven van vertrouwen aan kinderen en jongeren, op het moment dat we een stap voorwaarts kunnen zetten in dezen, daar een extra duwtje in de rug te geven, om jongeren echt vertrouwen te kunnen geven en hen te overtuigen om dat engagement op te nemen in de toekomst?
Minister Dalle heeft het woord.
Bedankt voor de bijkomende vragen en bedenkingen, collega's.
Wat kunnen we nog meer doen? Ik heb er al naar verwezen dat we nu in overleg zijn om een aantal van die tijdelijke maatregelen te verlengen. Dat is een eerste belangrijke punt. Ten tweede zetten we verder in op het digitale aspect van die opleiding. In covidtijden is dat evident. Het gebeurt al vrij goed, maar we kunnen daar nog verder op inzetten.
Collega Perdaens, we hebben de kadervorming net vrij grondig aangepast. Denk bijvoorbeeld ook aan de integriteit van mensen die meer aan bod komt, ook naar aanleiding van de hetze rond het verspreid raken van foto's van jeugdbewegingen een tijd geleden. Herinner u die Panoreportage. We hebben de kadervorming daar ook aan aangepast. En we hebben meer in het algemeen een vrij grondige hervorming doorgevoerd, op basis van een grondige evaluatie en overleg met de sector. In die zin heb ik vandaag geen plannen om dat verder te wijzigen. Ik wil er ook op wijzen dat EHBO daar zeker ook al in aan bod komt. Dat is dus vandaag al het geval, in die grondig hervormde kadervorming.
Collega Rombouts, zodra er versoepelingen kunnen komen van de covidregels, zullen we sowieso ook de vrije tijd van plus 12-jarigen op tafel leggen, met daarin begrepen ook de kadervorming. Vaak zijn dat 17-jarigen, vaak meerderjarigen. Dat zal ook meer ruimte moeten krijgen. Vandaag gebiedt de eerlijkheid ons om te zeggen dat we daar nog niet zijn. We hebben nog geen voldoende goede cijfers om dat ook op tafel te leggen. De cijfers zijn jammer genoeg niet meer fors aan het dalen. De inspanning die we aan het doen zijn, zal dus nog een tijdje moeten worden voortgezet. Als we eenmaal van grote versoepelingen spreken, kunt u erop rekenen dat we er – allemaal samen, denk ik – voor zullen pleiten om meer te doen rond vrije tijd.
Die kadervorming moet inderdaad voldoende aantrekkelijk zijn. We moeten voldoende geëngageerde jongeren vinden die vrije tijd willen aanbieden aan kinderen en jongeren. Op dat vlak ben ik vrij optimistisch. We hebben in Vlaanderen meer dan 100.000 animatoren en vrijwilligers in het jeugdwerk. Ik sprak over een daling van ongeveer 17 procent, en toch zijn er tussen 1 januari en 3 december, het moment waarop onze cijfers werden afgesloten, nog 4893 jeugdwerkattesten uitgereikt. Dus in die bijzonder moeilijke periode van de eerste lockdown, met toch ook strenge regels, en de verstrengde lockdown, hebben we toch 4893 bijkomende attesten kunnen uitreiken, van jongeren die er zelfs in die periode in zijn geslaagd om dat te behalen. In die zin ben ik dus optimistisch. Maar u hebt gelijk, collega Rombouts. We doen er alles aan, samen met de sector en de verschillende partners, om dat traject meer bekend te maken en om te sensibiliseren, en om zodra het kan, daar opnieuw een boost aan te geven, zodat we er inderdaad op kunnen hopen dat we kort na de strenge regels weer een opstoot kunnen hebben van nieuwe jeugdwerkattesten.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, bedankt voor de aanvullende antwoorden. Ik denk dat wij inderdaad allemaal doordrongen zijn van de uitdaging die dit zal stellen. Ik wil het ook niet te negatief formuleren. We moeten inderdaad geen negatief beeld scheppen. Het engagement van jongeren zal voor, tijdens en na de covidcrisis altijd duidelijk aanwezig zijn. Dat zit ook in het DNA van de Vlaamse jeugd.
Ik wil nog twee dingen aanstippen. De cijfers van vorig jaar zijn natuurlijk belangrijk, maar de meeste jeugdwerksectoren werken veeleer in schooljaren dan in kalenderjaren. Er zal dus sowieso nog wel een gevolg zijn van het feit dat dit najaar al gestart is in covidtijden en dat er dus minder instroom is van mensen die een nieuw traject aftrappen op dit moment. Ik kan mij voorstellen dat er een aantal mensen waren die voor maart al ingestapt waren en die het ‘en cours de route’ nog hebben afgewerkt in moeilijke omstandigheden, maar dat er misschien nu nog een extra gevolg zal komen van attesten in 2021, doordat er in het najaar van 2020 gewoon minder mensen zijn ingestapt.
Ten tweede wil ik een pleidooi houden om met de sector te bekijken welke ondersteuning zij nodig hebben om na het lossen van de strengste maatregelen toch op een flexibelere en meer intensieve manier een aantal trajecten te kunnen lopen, op een manier dat het haalbaar is voor de sector en de jongeren zelf.
Maar misschien kunnen wij daar ook als overheid nog iets in betekenen, of de nodige flexibiliteit versterken qua organisatievormen, locaties en capaciteit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.