Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Voor de tweede keer in een half jaar tijd liggen onze sporters noodgedwongen stil als gevolg van de coronacrisis. Ik wil me even specifiek richten op de topsporters. Zij hebben uiteraard nood aan trainingen om prestaties te kunnen leveren. Volgens de huidige afspraken mogen professionele topsporters toch indoor blijven trainen, maar blijkbaar is deze uitzondering enkel toegezegd voor de seniors, niet voor de junioren. Het gaat voor alle duidelijkheid over individuele atleten en niet over groepstrainingen.
Aangezien de huidige maatregelen ten vroegste op 15 januari geëvalueerd zullen worden, ontvingen wij hierover noodkreten van ouders en hun jonge topsporters. Een mogelijke oplossing zou erin bestaan om indoor training een-op-een toe te staan voor jonge topsporters met één vaste coach, zodat veiligheid en gezondheid gegarandeerd kunnen blijven in de geest van verantwoord sporten en binnen controleerbare omstandigheden.
Minister, bent u op de hoogte van de vragen van jonge topsporters om hun indoor trainingen te kunnen verderzetten tijdens deze tweede lockdown? Bent u ertoe bereid om voor hen een uitzondering toe te staan, zodat ook deze jongeren indoor mogen trainen en zich kunnen voorbereiden op Europese kampioenschappen (EK’s), wereldkampioenschappen (WK’s), de Olympische Spelen enzovoort?
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, net zoals tijdens de eerste lockdown in maart 2020 hebben we ook tijdens de tweede golf van verstrengingen van de maatregelen, zoals de verplichte sluiting van de indoorsportaccommodatie, altijd gezorgd voor uitzonderingen voor topsporters. We geven hun mogelijkheden op succes, zodat ze hun ambities niet hoeven bij te stellen.
We hebben hiervoor altijd met drie categorieën gewerkt. De eerste groep zijn de topsporters voor wie topsport een belangrijke bron van inkomsten is. Het gaat om de professionele sportbeoefenaars op seniorenniveau voor wie topsport hun beroep is en die leven van de inkomsten die ze uit sport genereren. Dat sluit wat aan bij de vorige vraag om uitleg.
De tweede groep zijn de topsporters met het statuut van topsporter bij Sport Vlaanderen. Het gaat dan zowel om elitesporters op seniorenniveau als beloftevolle jongeren die nominatief vermeld staan op een lijst die de topsportfederatie samenstelt in samenspraak met Sport Vlaanderen.
De laatste groep zijn de topsporters op seniorenniveau die een wereldkampioenschap of Europees kampioenschap voorbereiden voor volgend jaar of het jaar daarop in een discipline die op de sporttakkenlijst staat vermeld en die daar een plaats in de top 8 kunnen behalen. Het gaat dan om niet-olympische disciplines, zoals de langeafstandstriatlon.
Natuurlijk gelden voor al die categorieën strenge veiligheidsvoorwaarden. Ze mogen in groepen van maximaal vier personen trainen. Ze mogen een nauw contact hebben, bijvoorbeeld een vaste sparringpartner voor judo. Voor jongeren zijn uitzonderingen wel degelijk mogelijk, maar in regel enkel voor olympische disciplines en in de net vermelde categorie voor niet-olympische disciplines. Er is dan altijd een link met een Europees jeugdkampioenschap of een wereldjeugdkampioenschap.
Een en ander verloopt in verhouding tot de huidige COVID-19-situatie in de best mogelijke omstandigheden, maar ik maak hier niet te veel reclame voor. Het gaat effectief om uitzonderingen die vrij ver gaan, maar om die reden ook tot een specifieke groep beperkt blijven. We krijgen tal van vragen om uitzonderingen toe te laten. Dit heeft een cascade-effect, waarbij de ene naar de andere verwijst. Ik begrijp dat het op alle niveaus enorm frustrerende tijden zijn voor competitiesporters die hun sport momenteel niet kunnen beoefenen, maar we moeten dit natuurlijk afbakenen. Om het overzichtelijk, controleerbaar en beheersbaar te houden, laten we dit toe voor de doelgroep van de beloftevolle jongeren. Het is natuurlijk mijn oprechte hoop dat de situatie snel verbetert en dat nieuwe sporten mogelijk worden. We hebben het er daarnet over gehad. Het is zeer moeilijk iedereen tevreden te houden.
Ik moet erop wijzen dat we COVID-19-uitbraken in de topsportwereld absoluut willen vermijden, want de gevolgen zijn voor topsporters natuurlijk veel groter. Zelfs een eenvoudige besmetting kan nefast voor de longcapaciteit zijn. Voor topsporters die niet zwaar ziek worden, kan het verlies van 1 procent aan longcapaciteit het einde van hun carrière betekenen. We moeten dan ook weerstaan aan de neiging om elke gevraagde uitzondering toe te kennen. We zijn absoluut op de hoogte van de vragen van jonge topsporters, ook in niet-olympische disciplines, en we hebben hier een procedure voor. Gezien de ernst van de situatie moeten we echter keuzes maken en kunnen we tot mijn spijt niet aan elke vraag voldoen.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord. Ik begrijp uiteraard dat we alles goed moeten bekijken.
Mijn vraag ging specifiek over het EK Tumbling, dat volgend jaar in mei plaatsvindt. De jonge topsporters die geen statuut hebben, verkeren nu niet in de mogelijkheid om hiervoor te trainen. Het zijn echter wel topatleten. Tumbling is geen olympische discipline en wordt niet als topsport beschouwd. Daardoor kunnen die sporters zich niet voorbereiden op dat EK volgend jaar. We horen daarover bezorgdheid en we zouden toch moeten proberen om die jonge sporters voldoende mogelijkheden te geven om zich te kunnen voorbereiden. Het gaat over twee junioren en het is voor die kinderen heel confronterend dat ze zich niet kunnen voorbereiden op een belangrijk EK. Ik blijf hier dus voor ijveren. Uitzonderingen maken is moeilijk, dat weet ik, minister, maar ik ijver er toch voor dat topatleten zich voldoende kunnen voorbereiden op een EK dat bijvoorbeeld al volgend jaar plaatsvindt. Zij vallen nu echt uit de boot. Het kan op een veilige manier, de protocollen kunnen perfect worden nageleefd en dat zullen zij ook doen. Hoe kunnen we er dan toch voor zorgen dat die kinderen heel snel opnieuw hun sport kunnen opnemen, zodat ze zich voldoende kunnen voorbereiden op dat EK van volgend jaar?
De heer Muyters heeft het woord.
Mevrouw De Rudder, ik begrijp uw vraag heel goed, maar ik denk dat de minister in zijn antwoord ook heel duidelijk is. We werken hier met uitzonderingen. Strikt genomen mag er op het vlak van zaalsport niets gebeuren. Alles wat nu al gebeurt, zijn uitzonderingen. Het nadeel van uitzonderingen is dat je dan een lijn trekt en dat er dan natuurlijk mensen zijn die net achter die lijn moeten blijven. Zij vragen zich dan af waarom zij niet voorbij die lijn mogen en waarom zij niet mogen meedoen. Als je die lijn dan opnieuw wat verlegt, zijn er weer nieuwe mensen die achter die lijn moeten blijven en zullen vragen om een uitzondering te maken. Binnen de kortste tijd heb je in de topsport zo coronabesmettingen en dat willen we net voorkomen.
Ik denk, minister, dat ik u mag parafraseren na uw antwoord op de vorige vraag: het is nu niet het ogenblik om op tafel te slaan, maar we mogen wel verwachten dat u op het juiste moment de juiste vraag zult stellen en dat u met een robuust dossier de nodige stappen zult zetten, als de mogelijkheden er zijn. Ik hoop dat u kunt bevestigen dat dat in dit geval ook zo zal zijn.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil me ervoor hoeden om mij via deze weg uit te spreken over heel specifieke en individuele vragen. Ik denk dat die vraag ook wel door Sport Vlaanderen werd of wordt behandeld.
We doen het maximaal mogelijke om ervoor te zorgen dat sportactiviteiten onder strikte voorwaarden en zonder te veel toeters en bellen kunnen blijven plaatsvinden. Er is heel veel afgunst. Waarom mag de ene dit wel en de andere niet? Je moet dan in deze specifieke casuïstiek ook nog eens de hele discussie die momenteel over buitenlandse reizen bestaat in rekening brengen. Dat is natuurlijk deel van de problematiek. Het gaat over verre reizen die ondernomen moeten worden en dit naar landen waar je geen vat hebt op de controle en waarvan je niet altijd weet of de organisatie even professioneel en veilig verloopt als in eigen huis. Die criteria moeten we toch ook wel in ogenschouw nemen.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Ik heb er alle begrip voor dat een uitzondering maken altijd moeilijk is, maar ik wil gewoon nog eens benadrukken dat het voor die sporters nu cruciale maanden zijn. Zij zien hun trainingen verloren gaan. Ik wil dat hier toch wel in het algemeen verdedigen.
De schaatsers gaan nu al in het buitenland trainen, omdat ze dat hier niet kunnen. Als we dat hier op een veilige manier kunnen aanbieden, vraag ik u toch om rekening te houden met onze jonge sporters die met het oog op de volgende jaren terecht alles op alles zetten om op een EK te kunnen schitteren. Zij moeten voldoende kunnen trainen om zich daar te kunnen bewijzen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.