Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Deckmyn heeft het woord
Minister, deze vraag is een beetje ingehaald door de feiten, maar in het licht van de 18.000 amateurclubs in Vlaanderen die echt wel opnieuw willen sporten, blijft ze toch wel relevant.
De bestaande coronamaatregelen voor het amateurvoetbal blijken voor problemen te zorgen in het bekervoetbal. Op 9 en 10 januari 2021 worden de zestiende finales voor de Beker van België gespeeld en bij negen wedstrijden wordt men met een probleem geconfronteerd. Het betreft bekerwedstrijden waarbij amateurclubs uit eerste of tweede zijn betrokken. De bestaande coronaregels werden immers verlengd tot 15 januari en zijn van toepassing op die amateurclubs.
Aangezien de voetbalkalender door het uitstellen van vele wedstrijden, net door corona, volledig vol blijkt, is het bijna onmogelijk om die wedstrijden te verplaatsen, zeker omdat de achtste finales al op 24 januari gepland staan. Een andere mogelijkheid is het coronaprotocol uit het betaald voetbal tijdelijk toe te passen op de negen amateurclubs, maar hiervoor moeten de Vlaamse en Franstalige sportministers een uitzondering toestaan. Dat is ook gebeurd. De uitzondering werd vrij snel door de minister toegestaan.
Minister, u stelde in de media dat alleen de amateurclubs zelf kunnen beslissen of ze kunnen voldoen aan alle vereisten van het protocol. Uw toestemming lijkt eerder een oplossing voor de profclubs dan voor de amateurclubs, die blijkbaar niet meteen vragende partij waren.
Ondertussen dringen alle amateursportclubs in Vlaanderen aan op het snel weer opstarten van hun clubs. In het weekend stelde Koen Umans, voorzitter van de Vlaamse Sportfederatie, in de krant: “We kunnen echt weer opstarten op een verantwoorde manier. (…) We vragen niet dat de kantines weer opengaan, maar sporten kan echt veilig en gecontroleerd georganiseerd worden.” Ik citeer dit omdat uw beslissing er een is van twee maten en twee gewichten.
Waarom werd de uitzondering toegestaan? Hoe kwam die beslissing tot stand? Hebt u hieromtrent overleg gepleegd met uw Franstalige collega, alsook met Sport Vlaanderen?
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, het is altijd mijn lijn dat ik sportactiviteiten die veilig kunnen worden georganiseerd maximaal probeer toe te laten. We hebben het zo aangepakt dat de bekercompetitie als een formele profcompetitie kan worden erkend. De deelnemers aan die competitie krijgen een uitzondering op de geldende coronamaatregelen, zoals het verbod op wedstrijden en trainingen met contact voor plus-13-jarigen. Het protocol met de bijbehorende veiligheidsmaatregelen die ik met de Jupiler Pro League heb afgesloten, wordt hierop toegepast, wat betekent dat er zonder publiek wordt gespeeld.
In die omstandigheden heb ik op 1 december 2020 mijn akkoord gegeven, waardoor alle 32 ploegen, 23 ploegen in de reeksen 1A en 1B en 9 ploegen in de amateurreeksen, zich op een veilige manier op die wedstrijden kunnen voorbereiden. De amateurploegen hebben we specifiek op de alternatieve testprocedure met sneltesten voor asymptomatische personen gewezen. Die testprocedure wordt trouwens ook in het volleybal, basketbal en hockey gebruikt en is door een viroloog gevalideerd. Ik heb hiervoor mijn akkoord gegeven. Ik heb dat ook met de bevoegde Waalse minister afgesproken.
We hebben de mogelijkheid gecreëerd om de wedstrijden op een verantwoorde manier voor te bereiden, zodat de amateurclubs met gelijke wapens aan de start kunnen komen als ze hiervoor opteren. Naast de toelating zijn er natuurlijk nog andere zaken die de haalbaarheid van de wedstrijden bepalen. Er is de praktische en financiële kant van de bijkomende testen en de andere coronamaatregelen die in het protocol worden opgelegd. Dit is een zaak van de betrokken clubs en organiserende instanties. Ik stel vast dat de meningen uiteenlopen. Wat wij hebben gedaan, is het creëren van een kans om die keuze te kunnen maken.
De aanvraag van de Jupiler Pro League is met Sport Vlaanderen besproken. Aangezien Sport Vlaanderen over de algemene aanvraag van de erkenning als profcompetitie en over de aangepaste testprocedure een positief advies heeft gegeven, is het onze taak maximaal de condities te creëren om de sportactiviteiten te laten doorgaan. Uiteindelijk beslissen de betrokken clubs zelf of er al dan niet wordt gevoetbald. Ik zal ze daar natuurlijk niet toe verplichten.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De amateurclubs komen wel een beetje in een ambigue en moeilijke situatie terecht. Willen ze die wedstrijden wel spelen? Ik heb in de krant gelezen dat het wachten is op hoe de amateurclubs de nieuwe richtlijnen interpreteren. De amateurclubs zijn niet meteen vragende partij om te spelen, want in de huidige omstandigheden zijn die wedstrijden verlieslatend. Alles is natuurlijk nog niet beslist, maar ik heb begrepen dat ze moeten kiezen tussen de pest en cholera. Er moet natuurlijk iets gebeuren en er moet een oplossing worden gezocht. Ik meen begrepen te hebben dat u hierover al overleg hebt gepleegd.
Ik heb in mijn vraagstelling al naar het vervolgtraject verwezen. Ondertussen roert de Vlaamse Sportfederatie zich ook. De Vlaamse Sportfederatie heeft, wel niet onmiddellijk naar aanleiding hiervan, gesteld klaar te zijn om de 18.000 sportclubs in Vlaanderen van start te laten gaan. Ik kan me voorstellen dat wie deel uitmaakt van een amateurclub en merkt dat de amateurclubs vanwege de bekercompetitie bepaalde uitzonderingen op de coronamaatregelen krijgen, zich afvraagt waarom zijn club ook niet kan starten. U kunt dit beschouwen als een bijkomende vraag om een antwoord te bieden op de terechte vraag die bij de amateursportclubs leeft.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Normaal mag ik gastheer zijn van een van deze wedstrijden. Dat is een van de redenen waarom ik tussenkom.
Dit is een moeilijke discussie. Wat moeten wij als Vlaamse overheid of wat moet de Vlaamse minister daarmee? Vanuit het Vlaamse beleid – en ik heb dat ook in vorige tussenkomsten al gesteld – moeten we topsport en het professionele sporten mogelijk maken, want dat is voor heel de gemeenschap een positieve zaak. Mensen kunnen toch nog naar iets kijken, ongeacht welke sport hun voorkeur uitdraagt.
Hier is het een heel specifiek probleem. Het is positief dat de minister zegt dat het kan en dat het mogelijk is, maar dan gelden natuurlijk dezelfde randvoorwaarden. Anderzijds is het ook zo dat je van de amateurclubs die al weken stilliggen, niet kunt verwachten dat zij midden januari klaarstaan om onvoorbereid een wedstrijd te spelen; en ik zou zelfs bijna zeggen dé wedstrijd van het seizoen. Dat maakt het voor die clubs moeilijk om zich voor te bereiden op die wedstrijd. Ze zullen dan kosten moeten maken. De spelers, trainers en staf moeten opnieuw opstarten en daar knelt het schoentje.
Ik denk dat het niet aan de minister is om hiervoor oplossingen aan te reiken. De heer Deckmyn stelt een terechte vraag, maar het zijn in dezen de organisatoren, in dit geval de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) en Voetbal Vlaanderen, die oplossingen moeten zoeken. Men kan en zal kunnen voetballen en zij moeten uitzoeken hoe men dat mogelijk kan maken. Voor de overheid is het heel moeilijk om daar gepaste antwoorden op te geven. Maar dat wil niet zeggen dat het voor amateurclubs inderdaad niet evident is om midden januari die wedstrijden te spelen.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij de bezorgdheid dat amateurclubs aan dezelfde voorwaarden en aan het draaiboek van de Pro League moeten voldoen om wedstrijden te spelen. Dat is een vrij logische manier om wedstrijden te laten plaatsvinden. Iedereen kan op dezelfde veilige manier wedstrijden spelen, maar we moeten wel begrip hebben voor amateurclubs die niet alleen lang hebben stilgelegen, maar ook veel inkomsten hebben gemist. Volgens het protocol van de Pro League moet men zeer veel kosten maken om aan die voorwaarden te kunnen voldoen. Door die drempel – en ik begrijp dat die er moet zijn – zullen ze waarschijnlijk sneller overgaan tot een forfait, waarvoor een bepaalde financiële compensatie is voorzien. Amateurclubs merken echter op dat die compensatie niet te vergelijken valt met wél spelen, waarbij men soms in de televisierechten deelt. Ik begrijp dat u daarop geen directe invloed hebt, minister, want het zijn de organisatoren van de Beker van België die dat onder elkaar moeten regelen. Kunt u misschien wel bemiddelend optreden in het voordeel van de amateurclubs, die dit jaar toch aanzienlijk in de financiële problemen zijn geraakt? Het gaat over clubs die al wat verder in de bekerwedstrijden zijn geraakt en perspectief hadden op bijkomende inkomsten. Ze zien deze door een extra verplichting en de gelijkschakeling aan het Pro League-draaiboek misschien aan hun neus voorbijgaan. Misschien kunnen we daarin toch bemiddelend optreden?
Minister Weyts heeft het woord.
U moet dit natuurlijk ook vanuit ons oogpunt bekijken. Als de mogelijkheid zich aandient om een sportactiviteit toe te laten, zal ik die kans altijd grijpen. In dezen heb ik me natuurlijk gebaseerd op de uitzondering die ook in het MB voor profcompetities is voorzien. Je kunt de Beker van België of de Croky Cup ook als een profcompetitie opvatten en daarom heb ik die interpretatie gehanteerd om deze activiteit toe te laten.
Er is ook nog zoiets als de sportieve eer in dezen, namelijk dat verschillende amateurclubs de match van hun leven zouden kunnen spelen. Ik zou hen die kans ook niet willen ontnemen.
We hebben trouwens ook de mogelijkheid geboden om voorafgaand te trainen. Ik denk dat we daarvoor een periode van twee weken hebben toegelaten, maar ik snap natuurlijk dat sommige clubs ervoor opteren om dat niet te doen. Mocht ik het verboden hebben, dan zou er sprake kunnen zijn van competitievervalsing en dat konden we zeker niet maken.
De clubs kunnen natuurlijk overleggen met de tegenpartij en met de Pro League.
Wat betreft de heropstart van de amateurcompetities ben ik in permanent overleg met de sportsector, net zoals met de onderwijssector. Op regelmatige basis zitten wij samen. Geloof me vrij: als de kans zich voordoet, zal ik er alles aan doen om sportactiviteiten opnieuw toe te laten. In dat beslissingsproces is timing cruciaal. Het is nu echter niet het moment om op tafel te kloppen en de heropstart van sportactiviteiten te bepleiten. We bereiden ons voor om op het juiste moment de juiste vraag te stellen, maar ik hou dat liever onder de waterlijn. U kunt ervan op aan dat, zodra de kans zich voordoet, we gerede vragen zullen stellen en een solide dossier op tafel zullen leggen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, ik bedank u om de heropstart van de amateurclubs nauw in de gaten te houden en dat u ernaar streeft om dit zo snel mogelijk te doen. Dit weekend stond er een groot artikel in een van de kranten waarin de Vlaamse Sportfederatie meldt dat zij op een verantwoorde manier kunnen opstarten. Zij staan klaar om dit te doen. Ze kijken natuurlijk in uw richting, maar ik heb ook begrip voor uw argumentatie.
Wat de bekercompetitie betreft, zijn er moeilijkheden. U zat sowieso in een moeilijk parket om een beslissing te nemen. Mijn vraag was vooral ingegeven door het feit dat u voor die moeilijke keuze stond en dit uiteraard moest toelaten. Natuurlijk is het wel zo dat de oplossing voor de financiële en sportieve problematiek vooral moet liggen bij de organisatoren van de bekercompetitie. Ik sluit me zeker aan bij de voorzet van de heer Coenegrachts om de minister te laten nakijken in hoeverre hij in deze problematiek kan bemiddelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.