Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, deze keer geen vraag over het GGC-beleid (Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie), maar over het VGC-beleid (Vlaamse Gemeenschapscommissie).
Het komende jaar worden er heel wat belangrijke stappen gezet om de start van een hertekend inburgeringstraject vanaf 2022 mogelijk te maken. Daarin gaan we voluit voor een gedeelde Vlaamse samenleving waartoe iedereen kan behoren, weg van het hokjesdenken. Om dit te realiseren, bieden we een kwaliteitsvolle inburgering aan voor nieuwkomers, met een duidelijke focus op een verhaal van rechten en plichten.
In dit hervormingskader is het belangrijk dat het lokale integratiebeleid van de verschillende lokale overheden in lijn ligt met de nieuwe Vlaamse beleidsprioriteiten en die zoveel mogelijk versterkt. Dat is bij uitstek het geval in Brussel, waar integratie en inburgering een complexe aangelegenheid zijn omdat er verschillende bevoegde beleidsmakers in het veld aanwezig zijn.
Bij de uitwerking en uitvoering van het lokale integratiebeleid in Brussel is het de Vlaamse Gemeenschapscommissie die de regiefunctie opneemt voor wat de Vlaamse Gemeenschap betreft. Tot eind 2021 heeft de VGC voor deze opdracht een projectsubsidie. De huidige beleidsdoelstellingen en prioriteiten van het VGC-integratiebeleid staan neergeschreven in het beleidsplan integratie 2017-2020.
Het integratiebeleid in Brussel is zeker meer dan gebaat bij een Vlaamse aanwezigheid, zowel op het vlak van inburgeringstrajecten als van verdere lokale ondersteuning. U gaf alvast aan dat u de werking van de VGC als lokale regisseur wenst voort te zetten. Het Vlaamse inburgeringsbeleid in onze hoofdstad kan echter maar performant werken als de beleidsprioriteiten op alle niveaus worden onderschreven. Het is daarom noodzakelijk dat een verdere ondersteuning voor de VGC ook in dit kader wordt geëvalueerd, met het oog op een eventuele nieuwe projectsubsidie.
Minister, bent u van oordeel dat het huidige integratiebeleid van de VGC in lijn ligt met de nieuwe Vlaamse beleidsprioriteiten ter zake? Waarom wel of niet? Welke concrete acties onderneemt u om te verzekeren dat het lokale integratiebeleid van de VGC nu reeds in lijn ligt met het hertekende Vlaamse integratiebeleid vanaf 2022? Zult u in overleg treden met de VGC om te kijken op welke manier een nieuw beleidsplan integratie kan worden ingeschreven in het Vlaamse inburgeringsverhaal en dit in het kader van de verdere projectondersteuning? Op welke manier verloopt momenteel de partnerrelatie tussen de VGC en het Agentschap Integratie en Inburgering? Is er sprake van echte structurele samenwerking? Wat betekent de samenwerking tussen beide concreet op het terrein?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Tavernier, zoals u terecht stelt, ligt de regie van het integratiebeleid in Brussel bij de VGC. Dat is conform de regelingen in Vlaanderen, waar de regie van het integratiebeleid bij de lokale besturen ligt. Waar de situatie in Brussel met Vlaanderen verschilt, is uiteraard de institutionele context, alsook de inspanningen waar men zich op richt. In Vlaanderen is het lokale bestuur verantwoordelijk voor elke burger op zijn grondgebied, in Brussel focust de VGC zich op die burgers die zich richten op de Nederlandstalige gemeenschap.
U vraagt mij of het huidige integratiebeleid van de VGC in lijn ligt met de nieuwe Vlaamse beleidsprioriteiten. De VGC heeft een beleidsplan Integratie opgemaakt, dat loopt van 2017 tot 2020. Dat is opgemaakt onder mijn voorgangster en ligt in lijn met de doelstellingen uit het decreet en de eerdere beleidslijnen.
Wat betreft de situatie vanaf 2021, heeft de VGC een nieuw strategisch meerjarenplan 2021-2025 opgemaakt, waarbinnen expliciet aandacht wordt besteed aan de Vlaamse beleidsdoelstellingen van participatie, samenleven in diversiteit, taalbeleid en oefenkansen. Tegen 31 maart 2021 zal de VGC mij haar plan Lokaal Integratiebeleid bezorgen. Ik wil uiteraard dat dit goed is uitgewerkt en in lijn ligt met de Vlaamse beleidsprioriteiten.
Ik neem uw tweede en derde vraag samen. Zoals u weet, zijn we momenteel volop bezig het inburgeringsbeleid te hertekenen. Het lokale integratiebeleid, dus ook dat van de VGC in Brussel, moet daar inderdaad nauw op aansluiten. Reeds op 10 januari van dit jaar had ik daarover een overleg met staatssecretaris Pascal Smet, in Brussel bevoegd voor de integratie. In tussentijd hebben beide kabinetten en de administraties geregeld overleg gehad.
Wat zijn we momenteel aan het doen samen met de VGC? Zoals gezegd, zal de VGC mij tegen 31 maart 2021 haar plan Lokaal Integratiebeleid bezorgen. Daarbij zal ik er expliciet op toezien hoe dit het nieuwe Vlaamse inburgeringstraject, dat in 2022 in werking zal treden, kan ondersteunen. Er is intussen ook al duidelijk met de VGC afgesproken dat zij de regie zal opnemen van de vierde pijler in het inburgeringstraject. Dat is conform de situatie in Vlaanderen, waar de lokale besturen regisseur zullen zijn van die vierde pijler, die welbekende buddyprojecten.
De VGC heeft ook een aanvraag ingediend om als proeftuin te kunnen opereren in 2021. De procedure tot toekenning van de proeftuinen is nog lopende, maar zal heel binnenkort gecommuniceerd worden, op 14 december.
Het voeren van een doordacht integratie- en inburgeringsbeleid in Brussel is heel belangrijk voor de Nederlandstaligen en Vlamingen in dat gewest. Ik geef enkele voorbeelden. Sinds 2004 is zowel het Brussels onthaalbureau (bon) als het Huis van het Nederlands actief in Brussel. In die jaren zijn er tienduizenden mensen gepasseerd die Nederlands hebben geleerd en zich zo tot de Nederlandstalige gemeenschap rekenen. Nederlands in Brussel is een sterk merk geworden, dit dankzij de inspanningen van de Vlaamse overheid en dankzij de VGC, die het Huis van het Nederlands zeer sterk ondersteunt. Ook het Nederlandstalig onderwijs in Brussel is een succesverhaal.
Ik geef enkele cijfers. Sinds de oprichting van het Huis van het Nederlands in 2003 zijn er al maar liefst 177.205 Brusselaars bij het Huis van het Nederlands langsgekomen om Nederlands te leren. En op vlak van inburgering sloten in totaal al 36.195 Brusselaars een inburgeringscontract af, op vrijwillige basis is dat. En nog een interessant weetje is dat het aantal stemmen voor Nederlandstalige partijen bij de laatste gewestverkiezingen steeg van 11 naar 15,3 procent – u weet dat beter dan ik.
Meer en meer Brusselaars hebben dus door dat Nederlands hen vooruit helpt. Maar we gaan er de komende maanden en jaren voor moeten zorgen dat we de sterkte van het Vlaamse inburgeringstraject en het Nederlands kunnen bestendigen. Met de komst van de verplichte inburgering zullen ook Franstalige actoren meer dan vandaag inburgering aanbieden. Het is niet ondenkbaar dat onze positie daardoor verandert.
Zoals u weet, zal de Brusselse inburgeringsplicht vanwege corona spijtig genoeg geen aanvang nemen op 1 januari 2021, wat ik ten zeerste betreur. Ik wil van de resterende tijd gebruikmaken om ons Nederlandstalig aanbod zo sterk mogelijk te positioneren. Ook daarom is het belangrijk dat we in 2021 langs Nederlandstalige kant heel goed afstemmen en dat we van de VGC een sterke partner maken voor het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid.
U gaat het me ongetwijfeld vragen, dus ik anticipeer er een beetje op, gelet op de tijd: op 1 januari zal de verplichte inburgering nog niet van kracht zijn, wat nu? Ik vind dat natuurlijk geen goede zaak, maar ik kan niet blind zijn voor de coronacrisis. Ik denk dat we enigszins begripvol moeten zijn, ook naar onze eigen organisatie toe. Op donderdag heb ik wel al overleg met minister Maron en ik verwacht van hem een aangepast tijdspad. Zodra ik dat gekregen heb, zal ik dat ook communiceren.
Tot daar mijn antwoorden op uw relevante vragen, mevrouw Tavernier.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoorden. Ik was eigenlijk van plan om mij puur te focussen op het VGC-beleid. Dat zal u misschien verwonderen, maar kijk. Mijn fractie, de N-VA-fractie, vindt het zeer waardevol dat de VGC als Brussels lokaal bestuur een expliciete regierol opneemt in het Vlaamse integratiebeleid in onze hoofdstad, net zoals dat elders in Vlaanderen gebeurt. Het lokale bestuursniveau is namelijk het best geplaatst om knelpunten te detecteren en in te spelen op lokale omstandigheden. Het is dan ook normaal dat de VGC hiervoor een gepaste financiële ondersteuning ontvangt. De VGC heeft zoals gezegd een zeer belangrijke taak.
Maar, minister, in dit kader is het voor ons wel van essentieel belang dat het VGC-integratiebeleid, zeker wat betreft de regie van de vierde pijler, nauw aansluit bij de manier waarop de Vlaamse Regering kijkt naar inburgering en integratie. De Brusselse context is complex, zoals u zelf ook hebt aangehaald, want het Vlaamse integratiebeleid zit er verweven in een web waarin het beleid van andere bevoegde beleidsmakers niet onbelangrijk is. Deze specifieke context vraagt een speciaal soort van lokale ondersteuning, maar die specifieke context mag natuurlijk geen excuus zijn voor afwijkingen op het beleid van de Vlaamse Regering. Het is van essentieel belang dat de lokale inspanningen sterk in lijn liggen met het beleid van de Vlaamse Regering. Als ik dan het huidige VGC-beleidsplan bekijk, dan ligt dat niet geheel in lijn met het Vlaamse regeerakkoord. Er ligt nog heel wat werk op de plank.
Het principe van het hanteren van een projectsubsidie lijkt me erg logisch, gelet op de geschetste bestuurscontext. Het toekennen van een projectsubsidie vormt immers een manier om de vinger aan de pols te houden en na te gaan of het VGC-integratiebeleid al dan niet aansluit bij de beleidsprioriteiten van de Vlaamse Gemeenschap. Bovendien mag de subsidieverlenging, minister, geen pure formaliteit zijn, maar een momentum om het VGC-integratiebeleid in dat kader te evalueren en hierover met de VGC in overleg te treden. Wij rekenen erop dat u een eventuele nieuwe projectsubsidie voor de VGC in de toekomst op deze manier zult bepalen.
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Tavernier, het is altijd aangenaam om vast te stellen dat een parlementslid en een minister volledig op dezelfde lijn zitten, en dat is in dezen zeker zo. Wij hebben een regeerakkoord gemaakt waar ik zelf heel sterk in geloof. U weet dat ik daar hard aan werk. We zijn ons inburgeringsbeleid heel grondig aan het veranderen, versterken en verbeteren en ik wil dat op een heel efficiënte en goede manier doen.
Ik ga niet ineens vinden dat er in Brussel een ander soort inburgeringsbeleid moet worden gevoerd. Uiteraard moet dat in lijn liggen met het Vlaamse regeerakkoord en ik ga daar ook over waken, zoals u mij ook vraagt. Voor mij is het verlengen van projectsubsidies geen administratieve handeling. Op 31 maart krijg ik het lokale beleidsplan van de VGC. Dat ga ik heel ernstig aftoetsen op datgene wat we in het Vlaamse regeerakkoord hebben vastgelegd en op onze beleidslijnen. Ik wil dat dit plan daar volledig mee in lijn ligt. Als dat niet het geval is, dan moet dat worden bijgestuurd. Dat bindt ons beiden, denk ik.
Brussel is uiteraard een heel complexe context. Het feit dat je niet via de lokale besturen werkt, maar de VGC als een lokaal bestuur beschouwt, is een van de logische aanpassingen die je doorvoert in Brussel. Maar wat de kern van het inburgeringsbeleid betreft, de vernieuwing die we willen doorvoeren: op dat vlak wil ik dat het plan van de VGC volledig in lijn ligt met wat wij doen, en dat ga ik ook opvolgen. Ik ben er ook van overtuigd, mevrouw Tavernier, dat u de eerste zult zijn om mijn aandacht erop te vestigen als ik dat niet goed zou opvolgen.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Ik heb geen verdere vragen of opmerkingen, want ik ben tevreden met het antwoord van de minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.