Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Warnez heeft het woord.
De afgelopen weken sprak ik heel wat studenten uit het hoger onderwijs, en ook vandaag na de communicatie over code rood in het hoger onderwijs. Daar hoorde ik heel wat berichten van teleurgestelde studenten. De coronacrisis heeft een impact op hun mentale welzijn, maar bij sommige studenten ook een zware impact op hun financiële draagkracht.
We merken dat heel wat studenten aangeven dat ze medestudenten kennen met financiële moeilijkheden, maar weinigen durven de stap te zetten om zelf te zeggen dat ze financiële moeilijkheden hebben.
Uit de bevraging van de UAntwerpen en de Vlaamse Vereniging voor Studenten (VVS) bij ruim 30.000 studenten tijdens de eerste golf, gaf toen al een op de tien studenten aan financiële moeilijkheden te hebben. Er zijn heel wat studenten die zelf deels instaan voor de kosten die hun studies met zich meebrengen, maar die bijvoorbeeld hun studentenjob zagen wegvallen door de sluiting van de horeca.
Hun een laagdrempelig aanspreekpunt geven, maar ook proactief opsporen zonder hun privacy in gevaar te brengen, zijn absolute prioriteiten. We hebben in Vlaanderen enerzijds driehonderd OCMW’s die over sterke maatschappelijk werkers beschikken die ervaring hebben bij het zoeken van oplossingen voor mensen die kansen missen vanwege armoede. Anderzijds zijn er in Vlaanderen heel wat diensten voor studentenvoorzieningen, de zogenaamde stuvo’s. Elke hogeronderwijsinstelling heeft zo’n dienst. Deze diensten en de OCMW's zouden hun krachten kunnen bundelen om studenten in nood te ondersteunen.
In de hoorzitting van de coronacommissie van 30 november haalde ik deze problematiek aan en de VVS-vertegenwoordigers waren alvast positief over mijn voorstel om de OCMW’s meer bekend te maken en met de stuvo’s sterker te laten samenwerken. De VVS-vertegenwoordigers gaven aan dat de stuvo’s de OCMW’s niet kennen en ook omgekeerd, maar ook dat de studenten de OCMW’s onvoldoende kennen.
Als minister van Binnenlands Bestuur kunt u samen met uw collega, minister Weyts, een belangrijke rol spelen om studenten al dan niet via de stuvo’s toe te leiden naar de OCMW’s wanneer dit nodig is.
Minister, zult u maatregelen nemen om de diensten van de OCMW’s bij de diensten voor studentenvoorzieningen meer kenbaar te maken? Wilt u het initiatief nemen om de samenwerking tussen stuvo’s en OCMW’s te bevorderen en, waar nodig, studenten en OCMW’s met elkaar in contact te brengen? Zo ja, op welke manier en binnen welke timing ziet u dit?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Warnez, de problematiek die u aanhaalt, is een reële problematiek, waar minister Weyts en ikzelf niet blind voor zijn. Het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juni 2020 keurde een extra werkingsbudget goed voor de scholen van het gewoon en buitengewoon basis- en secundair onderwijs en van het deeltijds beroepssecundair onderwijs, ter compensatie van geannuleerde schooluitstappen en -reizen en gederfde inkomsten en aan de studentenvoorzieningen van de hogeronderwijsinstellingen ingevolge COVID-19.
Meer specifiek in artikel 3 van dit besluit kun je lezen dat deze regering aan de instellingen van het hoger onderwijs voor het academiejaar 2019-2020 een bijkomende sociale toelage van 684.000 euro voor de universiteiten en 816.000 euro voor de hogescholen heeft toegekend. Hiermee worden studenten ondersteund die financiële problemen hebben naar aanleiding van de COVID-19-crisis.
Het behoort in de eerste plaats tot de lokale autonomie van de OCMW-besturen om de toegang tot hun dienstverlening zo optimaal mogelijk te organiseren. Ik ben ervan overtuigd dat de lokale besturen op dit vlak ook hun verantwoordelijkheid opnemen.
Het beleid omtrent de dienstverlening van het OCMW wordt uitgetekend door de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie. Dit is een federale bevoegdheid.
Deze overheidsinstelling werkte een brochure, 'Wegwijs voor studenten', uit om de studenten die mogelijk recht hebben op een leefloon, beter naar het OCMW toe te leiden. Deze brochure was naar alle duidelijkheid niet opgemaakt naar aanleiding van de coronacrisis, maar toont wel aan dat de POD Maatschappelijke Integratie al actie ondernam om studenten wegwijs te maken naar het OCMW. Ik treed uw mening bij dat studenten het best zoveel mogelijk geïnformeerd worden over de mogelijkheden die het OCMW en de stuvo's kunnen bieden.
De lokale besturen van de steden waar deze hogeronderwijsinstellingen zitten, zijn volgens mij ook vertrouwd met deze doelgroep. Ik heb vernomen dat er al maatregelen genomen zijn. In Gent zal de aanvullende financiële steun bijvoorbeeld uitgebreid worden naar de doelgroep van studenten.
Wat ik wel wil doen op uw vraag, is contact opnemen met onze administratie en ook met collega Weyts om na te gaan wat we extra kunnen ondernemen om de stuvo’s en de OCMW’s wat dichter bij elkaar te brengen en zo waar nodig – want op sommige plaatsen werkt dat wel goed, laten we daar geen zwart-witverhaal van maken – de samenwerking of die wederzijdse kennismaking en integratie nog te verbeteren. Ik wil ter zake dus zeker nog een inspanning doen richting collega Weyts en naar onze lokale besturen toe.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, het klopt dat de Vlaamse Regering al heel wat inspanningen heeft gedaan. Meer zelfs, er is recent 38 miljoen euro extra naar de hogeronderwijsinstellingen gegaan vanuit Vlaanderen, waarvan ook een deel naar de stuvo’s kan gaan.
Het gaat niet zozeer over geld tout court. Ik vind ook niet dat we hiervoor een extra pot moeten gaan opzijzetten. Het gaat echt over het toeleiden van die studenten richting de OCMW’s. Ik begrijp heel goed dat het geen zwart-witverhaal is. Ik begrijp ook dat daar in Gent een beleid rond is; het omgekeerde zou ons verbazen. Maar een plattelandsgemeente die in het verleden nog niet of beperkt te maken heeft gekregen met een student in financiële moeilijkheden, krijgt daar nu wel mee te maken. Ik heb het gevoel – en dat blijkt ook duidelijk uit die enquête – dat die student dan niet zomaar naar het OCMW van zijn gemeente gaat stappen, dus op dat vlak ben ik blij dat u een positief antwoord geeft op de vraag of we daarover eens zouden kunnen samenzitten met minister Weyts, de universiteiten en de OCMW’s.
Maar ik wil vooral de aandacht vestigen op het feit dat het in plattelandsgemeenten volgens mij een groter probleem is dan in studentensteden.
Een link met Onderwijs en dan krijgen we de heer Daniëls in onze commissie.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik denk dat we goed moeten nagaan hoe we studenten die zich in een dergelijke situatie bevinden, begeleiden. Ik wil dan toch een beetje een oproep doen om te vermijden de indruk te wekken dat iedereen ermee bezig moet zijn, waardoor we in een situatie zouden kunnen terechtkomen waarbij iedereen denkt dat iemand anders ermee bezig is. Daar wil ik toch echt wel voor waarschuwen. Hebben de OCMW’s in dezen een rol te spelen, in samenspraak met de hogeronderwijsinstellingen? Ik denk het wel. Maar ik zou toch wel willen oproepen om de kerntaken daaromtrent te respecteren, zodat we een fusie van verantwoordelijkheden kunnen vermijden.
Collega Warnez verwijst naar de landelijke gemeenten. Ik woon ook in zo’n gemeente, Sint-Gillis-Waas, en een voordeel daarvan is dat je daar bij wijze van spreken alle gezinnen met studenten kent die in een precaire situatie zitten. Die ken je bijna allemaal. In een stad is het moeilijker om die allemaal te kennen. Mijn oproep is om die kerntaken te behouden en om eventueel te zorgen voor rechtstreeks contact tussen de hogeronderwijsinstelling van een student en het OCMW van de gemeente waar de student gedomicilieerd staat. Als dat conform de General Data Protection Regulation (GDPR) niet zou kunnen, dan moeten we bekijken hoe de GDPR ons kan helpen om maatwerk te leveren, niet te verhinderen. Daar zie ik wel een mogelijkheid, om zo de lijn heel kort te houden. Dat is een suggestie die ik wou doen, zonder een verdere overbelasting van alle initiatieven die er al zijn.
Minister Somers heeft het woord.
Ik vond dit goede tussenkomsten en suggesties.
Wat onze landelijke OCMW’s betreft, heeft de heer Daniëls wel een punt: veel van die kleinere, landelijke gemeenten kennen hun cliënten; ze kennen de mensen die het moeilijker hebben. Niettemin denk ik dat een signaal om contact te nemen met de sociale diensten van een hogeschool of een unief, zinvol kan zijn. Ik denk dat we dat moeten bevorderen, die samenwerking waar ook collega Warnez voor pleit.
Het is inderdaad ook belangrijk dat we niet iedereen verantwoordelijk maken, want dan is op het eind van de dag niemand nog verantwoordelijk. Wat we vooral moeten nastreven, is een goede taakverdeling, zodat iedereen weet wat zijn kerntaken zijn. Zowel de hogeronderwijsinstellingen als de OCMW’s moeten van elkaar weten wat de ene of de andere doet, zodat het dossier – als ik dat zo mag zeggen – op het vlak van de GDPR – al denk ik dat dat wel op te lossen valt – op een goede manier wordt doorgegeven.
Dat specifieke punt neem ik op en zal ik ook bespreken met collega Weyts. We proberen om daar oplossingen voor te vinden, gelet op de coronacrisis en de extra dimensie bij jonge mensen die het wat moeilijker hebben, maar zonder het al te zwaar te maken en extra structuren te creëren.
Bedankt voor de goede suggesties en de goede tussenkomsten.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik heb gehoord dat we allemaal dezelfde doelstelling hebben. Ik denk dat we allemaal op één lijn zitten. We hebben engagement en initiatief gehoord vanwege de minister, dus we kunnen niet meer wensen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.